Eensgezind

Handelingen 1:1-14

1 In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven, vanaf het begin 2 tot aan de dag waarop Hij in de hemel werd opgenomen, nadat Hij de apostelen die Hij door de heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was. 3 Dat Hij leefde heeft Hij hun na zijn lijden en dood herhaaldelijk bewezen door gedurende veertig dagen in hun midden te verschijnen en met hen over het koninkrijk van God te spreken. 4 Terwijl Hij met hen at, gaf Hij hun deze opdracht: ‘Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten op wat de Vader heeft beloofd, waarover jullie van Mij hebben gehoord. 5 Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’ 6 Zij die daar bijeen waren, vroegen Hem: ‘Heer, gaat U dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ 7 Hij antwoordde: ‘Het is niet aan jullie om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden. 8 Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’ 9 Toen Hij dit gezegd had, werd Hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze Hem niet meer zagen.10 Terwijl Hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen. 11 Ze zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Deze Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.’ 12 Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. 13 Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de Zeloot en Judas, de zoon van Jakobus. 14 Eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.(NBV21)

Vandaag gaan we in de aanloop naar het verhaal van Pinksteren opnieuw beginnen in het boek van de Handelingen van de Apostelen. Net als het Evangelie van Lucas is ook dit boek opgedragen aan Theofilus, Latijns voor de zoon van God, maar zo zou een Romein heel goed hebben kunnen heten. Dit boek vertelt hoe de boodschap van Jezus van Nazareth verspreid werd tot aan de einden der aarde. Het begint in Jeruzalem en het zal eindigen in Rome, in het hart van het Rijk. Het begint dan ook met de vraag of het Koningschap van David in Israel hersteld zal worden. Het eindigt er mee dat iedereen in de hele wereld de boodschap van Jezus kon horen. Wij weten dat uiteindelijk heel dat machtige Rijk van Rome ten onder zou gaan en dat een van de laatste keizers geen andere uitweg meer zou zien dan zich ook bij die beweging van de mensen van Jezus van Nazareth aan te sluiten. Zo ver zijn we nog niet. Eerst neemt Jezus afscheid van zijn leerlingen.

Ze zullen ontdekken waar ze de kracht vandaan kunnen halen om dat verhaal uit te dragen over heel de wereld. Daarvoor moeten ze in elk geval niet naar de hemel blijven staren. De hemel moet op aarde komen en daarvoor zullen zij, en wij dus ook, de aarde gereed moeten maken. In Jeruzalem komen ze dus bij elkaar in een zaal waar ze volgens het verhaal van Lucas ook het laatste Paasmaal met Jezus hadden gehouden. De 11 apostelen worden met name genoemd maar in één adem worden ook de vrouwen genoemd en Maria de moeder van Jezus en zijn broers. Jezus van Nazareth wordt vaak afgeschilderd als enig kind maar dat was hij zeker niet. Hij had broers en zusters en zijn broer Jacobus zou uiteindelijk het hoofd van de gemeente in Jeruzalem worden. Het was een heel gezelschap dat bij elkaar was, biddend en de psalmen zingend. Eensgezind staat er nog uitdrukkelijk bij want alleen als je echt samen probeert een gemeenschap te vormen dan kan zo’n klein gezelschap de hele wereld van de boodschap van Liefde en vrede doordringen.

En dat je dat samen moet blijven doen is duidelijk. Die Christelijke beweging lijkt uiteindelijk te versplinteren. In onze dagen zijn er vele kerkgenootschappen en religieuze groeperingen die proberen mensen bij de beweging van de Weg te betrekken. De beweging van die apostelen en andere volgelingen van Jezus van Nazareth, die daar samen in Jeruzalem bij elkaar gekomen waren, zouden de mensen van de Weg genoemd worden. Bij de kruisiging was er een keuze geweest. De Weg van vrede en het vermijden van een opstand en een oorlog. Het werd de weg van vrede zoals Jezus van Nazareth gegaan was. Hij had zijn leger van 120 man de zwaarden weer in de schede laten steken. Het volk koos de weg van Bar Abbas die al een opstand geleid had tegen de Romeinen waar veel bloed had gevloeid. Die keuze tussen opstand en de lange weg van gemeenschappen zou blijven tot in het jaar 70. Toen liep de weg van opstand en geweld uit op de verwoesting van de Tempel en het verspreiden van het volk over het Romeinse Rijk. Christelijk wordt de beweging pas genoemd na de bekering van Saulus van Tarsus tot Paulus. Die versplintering was er al vanaf het begin, ieder zou de boodschap in de eigen taal verstaan, maar die eigen taal hoefde je niet op te geven. Waar je toe geroepen wordt is het scheppen en vormgeven van een samenleving, een wereld, gebaseerd op de Liefde, en die roep klinkt ook vandaag nog.

Zing voor God

Psalm 47

1 Voor de koorleider. Van de Korachieten, een psalm. 2 Klap in de handen, o volken, juich God toe met jubelzang: 3 geducht is de HEER, de Allerhoogste, machtige koning van heel de aarde. 4 Volken dwong Hij voor ons op de knieën, naties legde Hij aan onze voeten. 5 Hij koos voor ons een eigen land, de trots van Jakob, het volk dat Hij liefheeft. sela 6 Onder gejuich steeg God omhoog, de HEER steeg op bij hoorngeschal. 7 Zing voor God, zing een lied, zing voor onze koning, zing Hem een lied: 8 God is koning van heel de aarde. Zing een feestelijk lied. 9 God heerst als koning over de volken, God zetelt op zijn heilige troon. 10 De vorsten van de volken zijn bijeen in het gevolg van Abrahams God. Zijn schildwachten zijn ze op aarde. Hoog is Hij verheven. (NBV21)

Het zijn vreemde dagen in deze tijd. Onze bewegingen en contacten met anderen worden bepaald door elektronica. Vandaag vieren we dat Jezus van Nazareth ons in de steek liet, om ons op eigen benen te zetten. Vandaag zingen met de kerk een lied mee, een psalm. Een psalm van de Korachieten. Dat waren dienaren van de Tempel en zij hadden als bijzondere taak de drempels, ofwel de ingang, van de Tempel te bewaken. zij maakten dus uit wie er wel en wie er niet de Tempel in Jeruzalem binnen mocht. Ze hadden die taak overigens al sinds het volk door de woestijn trok en de Heilige Tent had gebouwd om het verbond met hun God te bewaren.

In deze psalm zingen ze dat iedereen van de hele wereld welkom is. De vorsten van alle volken zijn immers bijeen in het gevolg van Abraham en de kinderen van Abraham vormen het volk Israël dat de Tempel als centraal heiligdom heeft. Het is daarmee een psalm die ongetwijfeld een rol heeft gespeeld in de discussie onder de volgelingen van Jezus van Nazareth na Pinksteren. We hebben hier de afgelopen tijd gelezen dat al heel snel Grieken, Samaritanen en Romeinse bezetters bij de nieuwe beweging werden betrokken en dat dat nogal veel onrust veroorzaakte. We zagen dat Barnabas naar Antiochië werd gestuurd omdat daar alle deuren werden open gezet en de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd, zo wordt dat ten minste meestal vertaald.

Christenen hebben geleerd, en de Joden wisten het altijd al, dat alle volken van de wereld onder de heerschappij van God, onder de macht van Liefde, zijn gesteld. Alle mensen zijn zusters en broeders, alle mensen horen bij elkaar. Als je die regel niet volgt dan weten we uit de vorige eeuw maar al te zeer waar dat op kan uitlopen. We zien het vandaag in Gaza. Bij ons stelt op een kwade dag zo’n lafhartige broekenpisser, die zich in de Tweede Kamer van angst overschreeuwt, opnieuw voor om de zogenaamde vreemdelingen in ons land op een vlot te zetten de Noordzee op met de opdracht terug te gaan naar het land van hun voorvaderen. We vieren vandaag de bevrijding van die angst. Velen hebben hun leven overgehad voor de vrijheid die we nu hebben en die we moeten zien door te geven aan toekomende generaties. Voor de gelovigen in de God van Israël betekent dat zijn richtlijnen voor de menselijke samenleving vasthouden, maaltijd houden dus met de armen maar ook met de vreemdelingen en dan die God loven voor de vrijheid die zijn richtlijnen ons allemaal schenken.

Alle onrecht is zonde

1 Johannes 5:13-21

13 Dit alles schrijf ik u omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de naam van de Zoon van God. 14 Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat Hij naar ons luistert als we Hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. 15 En omdat we weten dat Hij naar ons luistert, wat we Hem ook vragen, weten we ook dat we alles al hebben gekregen wat we Hem gevraagd hebben. 16 Als iemand zijn broeder of zuster een zonde ziet begaan die niet tot de dood leidt, moet hij voor hem of haar bidden en zo de zondaar het leven geven. Dit geldt wanneer er sprake is van een zonde die niet tot de dood leidt. Er bestaat ook zonde die wel tot de dood leidt. In dat geval geldt mijn aansporing om te bidden niet. 17 Alle onrecht is zonde, maar niet elke zonde leidt tot de dood. 18 We weten dat iemand die uit God geboren is niet zondigt. Want wie uit God geboren is kan zichzelf beschermen, zodat het kwaad geen vat op hem heeft. 19 We weten dat wij uit God voortkomen, terwijl de hele wereld in de macht is van hem die het kwaad zelf is. 20 We weten ook dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht heeft gegeven om de ware God te kennen. En wij zijn in Hem, omdat we in zijn Zoon Jezus Christus zijn. Hij is de ware God, Hij is het eeuwige leven. 21 Kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden. (NBV21)

Met de aansporing op je hoede te zijn voor de afgoden besluit Johannes zijn brief. En dat niet nadat hij de ontvangers van de brief heeft verzekerd dat ze zonder zonde zijn, gelovigen in Jezus van Nazareth zijn ze immers. Toch is die waarschuwing tegen die afgoden niet zo maar gegeven. Johannes maakt onderscheid tussen twee soorten zonde, de zonde die tot de dood leidt en de zonde die niet tot de dood leidt. Wie iemand doodt, laat verhongeren of laat creperen is zo ver heen dat je niet hoeft te proberen daar nog een ander mens van te maken. Maar als iemand alleen maar ondoordacht een fout maakt, een naaste niet ziet, toch meer voor zichzelf zorgt als voor een ander, dan kun je die iemand daar nog op aanspreken en proberen daar nog ander gedrag te bewerkstelligen. De liefde voor de naaste is de maat van alle dingen. We kennen dat ook in het landsbestuur op dit moment. Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Belastingontwijking, verrijking ten koste van welzijn het zijn begrippen die in rijkere kringen normaal zijn. Dus worden ook de armen verdacht de samenleving te willen oplichten. Dus worden mensen voor wie de samenleving ingewikkeld is als fraudeur aangemerkt. Het meest duidelijk is dat in toeslagenaffaire.

Terwijl de rijken dus rijker worden, de exorbitante zelfverrijking in het bedrijfsleven doorgaat, de winsten tegen de plinten klotsen, de regels voor inkomens in de publieke sector niet verder gaann dan vragen om openbarheid, groeiden de voedselbanken. Daar zijn soms wachtlijsten. Er is zo veel geleend dat de kredietbanken de aanvragen voor schuldsaneringen niet meer aan kunnen. Deurwaarderskantoren zijn tegenwoordig commerciële bedrijven die geld verdienen als eerste taak hebben. Meewerken aan schuldsaneringen is voor een aantal van die kantoren niet meer aan de orde. De branchevereniging die het interne tuchtrecht moet aanjagen kent ze niet of verdedigt ze en als er per ongeluk wat teveel beslag wordt gelegd bij mensen in nood is dat jammer, terugbetalen is er niet bij. De goden gekleed in maatpakken en couture pakjes worden vereerd als nooit tevoren. Wie zorg heeft voor de armen, voor de zieken, voor de weduwen en de wezen, voor de ouderen, voor de jongeren met weinig kansen, voor de vreemdelingen in ons midden, wordt doodgezwegen.

Abraham Kuyper, staatsman en theoloog, schreef eens over de verhouding met de overheid dat daar de vreze des Heeren de hoogste wijsheid moest zijn. Dat is taal uit de negentiende eeuw voor hetzelfde wat Johannes zegt. Je moet beginnen bij God en eindigen bij God en dat is hetzelfde als je naaste liefhebben als jezelf. Ook de overheidspolitiek moet dus als resultaat hebben dat het verschil tussen arm en rijk kleiner wordt, dat de vreemdelingen mee kunnen doen en de weduwen en de wees weer een reden van bestaan hebben. Dat is pas wijsheid, die bij ons nog gevonden moet worden. We moeten dus niet zwijgen nu er een nieuwe regering in de maak is maar spreken. Niet over bestuurscultuur en zo maar over de positie van de minsten, dat is ook de boodschap van de kerk als het goed is. Wees dus op Uw hoede voor de afgoden, winst en profijt zijn zeer verleidelijk maar ook dodelijk.

Geen zware last

1 Johannes 5:1-12

1 Ieder die gelooft dat Jezus de christus is, is uit God geboren, en ieder die de Vader liefheeft, heeft ook lief wie uit Hem geboren zijn. 2 Dat wij Gods kinderen liefhebben weten we doordat we God liefhebben en zijn geboden naleven. 3 Want God liefhebben houdt in dat we ons aan zijn geboden houden. Zijn geboden zijn geen zware last, 4 want ieder die uit God geboren is, overwint de wereld. En de overwinning op de wereld hebben wij behaald met ons geloof. 5 Wie anders kan de wereld overwinnen dan iemand die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? 6 Hij, Jezus Christus, is gekomen door water en bloed-niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest getuigt ervan, omdat de Geest de waarheid is. 7 Er zijn dus drie getuigen: 8 de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie is eensluidend. 9 Als we het getuigenis van mensen aannemen, zullen we zeker het getuigenis van God aannemen, dat zoveel meer gezag heeft, want het is het getuigenis dat God over zijn Zoon gegeven heeft. 10 Wie in de Zoon van God gelooft, draagt het getuigenis in zich. Wie God niet gelooft, maakt Hem tot leugenaar, omdat hij geen geloof hecht aan het getuigenis dat God over zijn Zoon gegeven heeft. 11 Dit getuigenis luidt: God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in zijn Zoon. 12 Wie de Zoon heeft, heeft het leven. Wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. (NBV21)

Denk nu niet dat het leven gemakkelijk wordt. Wie gelooft, heeft door het geloof de wereld overwonnen staat er. Dat betekent niet dat gelovigen nu de baas van de wereld zijn geworden. Er zijn er die zich zo gedragen maar die noemen zich gelovig maar zijn het niet. Nee als je werkelijk gelooft dan heb je geen behoefte meer aan de manieren die in de wereld gewoon zijn. Dan is er geen streven meer om de baas over mensen te worden, om op te vallen als de beste, de rijkste, de mooiste. Dan geldt alleen nog het lot van broeders en zusters, het lot van de minsten op aarde. Dan is er alleen nog de vraag of de hongerigen gevoed zijn, de gevangenen bezocht, de naakten gekleed en de bedroefden getroost. Dan rust je niet voor er eerlijke handelsverhoudingen zijn waardoor mensen een eerlijke beloning krijgen voor het werk dat ze verrichten. Dan schreeuw je om vrede waar er oorlog is. Dat allemaal te doen is geen zware last. Dat zijn namelijk geen wetten in de zin van de strafwet die wij kennen maar het zijn richtlijnen voor een menselijke samenleving en die wil iedereen wel.

Wie zich bekommert om de naaste, wie de naaste liefheeft als zichzelf weet dat daaraan een enorme vreugde te ontlenen is. Mensen die in de voedselbanken werken weten dat de voedselbanken schandvlekken zijn op onze rijke samenleving, tekenen dat mensen wel willen delen maar dat de samenleving als geheel niet op delen is ingericht. Maar diezelfde mensen zien de vreugde van mensen die in tijden geen warme maaltijd konden eten, die hun kinderen geen brood mee naar school konden geven of met een goed ontbijt van huis konden laten gaan. Die vreugde geeft een warmte en blijdschap die onbeschrijfelijk is. De mensen die zich op die manier met de geboden van God bezig houden voelen zich bevrijd van de wereld. De druk om te presteren om meer en meer te presteren is verdwenen. Die bevrijding kon alleen omdat Jezus van Nazareth, de bevrijder, de Christus in het Grieks, kon worden nagevolgd.

Die Jezus Bevrijder, Jezus Christus, was een mens, net als alle mensen geboren in water en bloed. Daarom kan hij worden nagevolgd. Als je in zijn Geest werkt dan weet je dat het waar is, op die manier zeggen we dat zijn Geest er van getuigt. De briefschrijver noemt drie getuigen. Welke getuigen bedoeld worden weten we niet precies. Er zijn verschillende handschriften van deze brief die verschillende getuigen noemen op dezelfde plaats. De Nieuwe Bijbelvertaling kiest voor “de Geest, het water en het bloed”, maar er zijn ook handschriften die noemen “de Vader, het Woord of de Zoon, en de Geest” en die drie zijn één staat er dan. Omdat Jezus van Nazareth het gebod van God volgde, omdat hij mens was die gevolgd kan worden, omdat in zijn Geest gewerkt kan worden is het goddelijk om dat gebod te doen. Je naaste liefhebben als jezelf, hoe je het ook zegt, het is te doen, het is heerlijk om te doen, elke dag opnieuw.

Liefde sluit angst uit

1 Johannes 4:11-21

11 Geliefde broeders en zusters, als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben.12 Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons tot volmaaktheid gekomen. 13 Dat wij in Hem blijven en Hij in ons, weten we doordat Hij ons heeft laten delen in zijn Geest. 14 En we hebben zelf gezien waarvan we nu getuigen: dat de Vader zijn Zoon gezonden heeft als redder van de wereld. 15 Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God. 16 Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem. 17 Zo is de liefde bij ons tot volmaaktheid gekomen, en daardoor kunnen we op de dag van het oordeel vol vertrouwen zijn, want hoewel wij nog in deze wereld zijn, zijn we als Jezus. 18 De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde niet tot volmaaktheid gekomen. 19 Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad. 20 Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief,’ maar hij haat zijn broeder of zuster, is hij een leugenaar. Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft. 21 We hebben dan ook dit gebod van Hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben. (NBV21)

Dat is één van de eerste vragen die je tegenwoordig krijgt als je zegt dat je in God gelooft. “Heb je God dan ooit gezien?” Het geeft wel aan dat in onze samenleving de oude gewoonte om afbeeldingen te maken van de God waarin je gelooft niet meer bestaat. Want men vraagt niet meer hoe jouw God er dan wel uit mag zien. Niemand heeft dus God ooit gezien maar als we elkaar liefhebben dan ervaren we God meer dan ooit tevoren. God in ons, wij in God, het zijn abstracte begrippen voor iets dat voor gelovigen een zeer concrete werkelijkheid is geworden. Dat komt omdat we door lief te hebben delen in de Geest van God. Wie werkelijk liefheeft is voortdurend bedacht op de naaste die men liefheeft. Voortdurend wordt de vraag gesteld of wel voldoende gedeeld wordt, of wel voldoende lief gehad wordt. Zelfs al zou dat leiden tot de dood dan nog staat die liefde voor de naaste voorop.

Dat het kan hebben we te danken aan Jezus van Nazareth die de liefde voor de naaste doorleefde door de dood heen. Zijn liefde bleef ondanks zijn kruisiging een levende werkelijkheid. De appel valt niet ver van de boom kun je bij Jezus van Nazareth zeker zeggen want zoals we de liefde van God ervaren in onze liefde voor de naaste zo moet Jezus van Nazareth wel de zoon van God zijn als hij met zijn liefde zelfs de dood kon overwinnen. Nu moeten we bij het lezen van deze Bijbelpassage wel bedenken dat alle mensen onze broeders of zusters zijn. De opmerking dat wie zijn broeder of zuster haat een leugenaar is als die zegt God lief te hebben geldt niet alleen voor mensen die ruzie maken in de eigen kerkgemeenschap of familie. Nee het geldt echt voor iedereen die een ander haat. Vergeet nooit dat Jezus van Nazareth aan het kruis vergeving vroeg voor hen die hem veroordeelden en voor hen die hem aan het kruis sloegen.

Wat iemand ook een ander aangedaan heeft, of ons heeft aangedaan, we kunnen altijd blijven proberen die ander op een andere weg te brengen, de weg van de liefde. Wie God liefheeft moet ook de ander liefhebben. Zelf het goede voorbeeld geven en de ander onvoorwaardelijk liefhebben is het begin. Dat betekent niet dat je alles maar goed vindt van een ander. Wie houdt van de inwoners van Israël zal tegen hen zeggen dat vrede maken meer veiligheid geeft dan oorlog voeren en wie houdt van de Palestijnen zal tegen hen zeggen dat ze een weg moeten voeren om samen te leven met Israël en dat die weg hen eerder een staat en welvaart oplevert dan de weg van het schieten van raketten en het plegen van zelfmoordaanslagen. Wie de ander liefheeft houdt zichzelf en de ander een spiegel voor, de spiegel van God die ons gebiedt de ander lief te hebben als onszelf.

Valse profeten

1 Johannes 4:1-10

1 Geliefde broeders en zusters, vertrouw niet elke geest. Onderzoek altijd of een geest van God komt, want er zijn veel valse profeten in de wereld verschenen. 2 De Geest van God herkent u hieraan: iedere geest die belijdt dat Jezus Christus als mens gekomen is, komt van God. 3 Iedere geest die dit niet belijdt, komt niet van God; dat is de geest van de antichrist, waarvan u hebt gehoord dat hij zal komen-nu al is hij in de wereld. 4 U, kinderen, komt uit God voort en u hebt de valse profeten overwonnen, want Hij die in u is, is machtiger dan hij die in de wereld heerst. 5 Die valse profeten komen uit de wereld voort. Daarom spreken zij de taal van de wereld en luistert de wereld naar hen. 6 Wij komen uit God voort. Wie God kent luistert naar ons. Wie niet uit God voortkomt luistert niet naar ons. Hieraan kunnen we de Geest van de waarheid en de geest van de dwaling herkennen. 7 Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. 8 Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde. 9 En hierin is Gods liefde ons geopenbaard: God heeft zijn enige Zoon in de wereld gezonden, opdat we door Hem zouden leven. 10 Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden. (NBV21)

In de vroege kerk is er heel lang gestreden rond de vraag of Jezus van Nazareth nu mens was of God. Uiteindelijk hebben de toenmalige kerkleiders besloten dat hij het allebei tegelijk was. Ze hebben dat daarna vastgelegd in de geloofsbelijdenis van Nicea. In sommige oude kerkboekjes zit de tekst daarvan nog achterin bij de zogenaamde belijdenisgeschriften. De vraag of Jezus van Nazareth nu mens of God was is niet onbelangrijk. Als hij mens is kun je hem immers niet aanbidden en als hij God is dan is hij onnavolgbaar. Wel mens is hij in elk geval. Dat schrijft de schrijver van de eerste brief van Johannes tenminste. Wie ontkent dat Jezus van Nazareth echt mens was die gelooft dus niet in God, die spreekt in elk geval niet in de geest van God. Want het gaat er om Jezus van Nazareth na te volgen. Als je in je spreken Jezus van Nazareth ver van de mensen plaatst, jezelf er tussenin, dan behoor je tot de antichrist en antichristenen zijn er genoeg. Die zetten inderdaad zichzelf tussen de mensen en Jezus van Nazareth.

Fraaie gewaden, ingewikkelde zinnen, moeilijke rituelen, roepen dat ze de ware kerk zijn en namens God de genade zullen uitreiken, het zijn allemaal tekenen van de antichrist volgens deze brief. Die valse profeten komen voort uit de wereld, daarom luistert de wereld naar hen. Presidenten en Koningen nodigen die valse profeten graag uit voor staatsbezoeken, of interreligieuze overlegbijeenkomsten om te laten zien hoe vroom ze zijn. Dat die valse profeten ook macht uitoefenen over mensen en liefdeloos anderen veroordelen en discrimineren maakt ze dan even niets uit. Wij mogen gelukkig zelf in de Bijbel lezen en krijgen vandaag te horen dat ieder die liefheeft uit God is geboren. Daar mogen we zelfs homoseksuelen die willen trouwen en hun liefde in het openbaar belijden niet van uitsluiten. Ook zij zijn volgens deze brief kinderen van God. De liefde van God komt niet omdat wij er om gevraagd hebben, maar Jezus van Nazareth kwam omdat de liefde van God dat voor ons nodig vond.

Zonder Jezus van Nazareth is er steeds minder liefde tussen mensen, hebben mensen steeds minder voor elkaar over, zijn mensen zeker niet bereid hun leven voor elkaar in te zetten. Maar dat verhaal over Israël en de Wet van heb je naaste lief als jezelf en het voorbeeld van Jezus van Nazareth die dat door de dood heen volhield maakt dat we elke keer er weer opnieuw mee mogen beginnen. We weten dat we er vaak naast zitten, dat we mensen aan de kant laten staan die we er bij hadden moeten betrekken, dat we er niet in slagen iedereen te eten te geven, ook al is er eten genoeg, gevangenen te bevrijden, zieken te verzorgen. Maar elke keer opnieuw als we ons dat realiseren en het anders gaan doen wordt ons dat vergeven en mogen we weer mee op de Weg van Jezus van Nazareth, ook vandaag.

Wie oprecht zijn

Psalm 107:33-43

33 Hij maakt van rivieren woestijn, van waterbronnen dorstig land, 34 van vruchtbare aarde zilte grond, vanwege het kwaad van de bewoners. 35 Hij maakt van woestijnen waterland, van dor gebied een bronrijke streek. 36 Hij laat daar wonen wie honger leden, zij stichten een stad, een woonplaats, 37 zaaien akkers in, planten wijngaarden, met een rijke oogst aan vruchten. 38 Zegent Hij hen, zij worden zeer talrijk en ook hun vee breidt zich uit, 39 zegent Hij niet, hun aantal neemt af, ze buigen onder de last van onheil en verdriet. 40 Hij stort schande uit over de aanzienlijken, Hij laat hen dolen in een woestenij zonder uitweg; 41 de armen behoedt Hij voor slavernij, hun families maakt Hij talrijk als kudden. 42 Wie oprecht zijn, zien het met blijdschap, wie onrecht doet, moet zwijgen. 43 De wijze neemt dit ter harte en kent de trouw van de HEER. (NBV21)

De geest van Jezus werd Trooster genoemd. Nog een paar weken en we vieren de uitstorting van die Geest. Je blijft in zijn geest in staat de samenleving er op te wijzen dat de zorg voor de zwakke voorop dient te blijven staan. Soms kun je daar zelfs dan nog beter op wijzen. Door die storm heen, door die ellende heen blijven we volgens Psalm 107 in staat opnieuw de akkers in de zaaien, te oogsten, te delen en een samenleving op te bouwen op de fundamenten van recht en vrede.

Er zijn mensen voor nodig die hun angst voor onderdrukking, angst voor de dood, weten te overwinnen en het leven stellen boven macht. Vandaag staan we stil bij onze recente geschiedenis waar telkens weer mensen waren die zich verzetten tegen een dodende macht, machten die niet alleen mensen doden maar een hele samenleven. In een samenleving zoals bezongen wordt in deze Psalm is vrijheid, daar zorgen mensen voor elkaar in plaats van over elkaar te heersten. Die mensen uit onze geschiedenis leren ons dat we daar ook vandaag voor op moeten komen.

Het mooiste is dat we er vandaag mee kunnen beginnen. Als we ons maar blijven herinneren dat het voor iedereen altijd en overal het laatste moment kan zijn. Zoals het standbeeld van de vissersvrouw op de Boulevard in Katwijk aan Zee herinnert aan al die vissers die in de loop van de geschiedenis op zee zijn gebleven. Die geschiedenis is niet voorbij, dat is niet iets van vroeger, dat is iets ook van onze dagen, als mensen doodgaan en nabestaanden getroost moeten worden, of als we moeten voorkomen dat mensen doodgaan als we voor hen uit kijken en gevaren onderkennen.

Hun maag keerde om

Psalm 107:23-32

23 Soms daalden zij af naar zee, gingen scheep en bevoeren het wijde water, 24 ze zagen de daden van de HEER, zijn wonderen op de oceaan. 25 Hij sprak en ontketende storm, hoog zweepte Hij de golven op. 26 Zij stegen tot aan de hemel, vielen neer in de diepte, hun maag keerde om van ellende, 27 ze tolden en tuimelden als dronkaards, alle kennis baatte hun niets. 28 Ze riepen in hun angst tot de HEER – Hij leidde hen weg uit vele gevaren, 29 Hij bracht de storm tot zwijgen, de golven gingen liggen. 30 Het verheugde hen dat de zee tot rust kwam, Hij bracht hen naar hun veilige haven. 31 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht, 32 Hem hoog verheffen als het volk bijeen is, Hem loven in de kring van de oudsten. (NBV21)

Waar kennen we dat toch van, wie stilde de storm, dat was toch Jezus van Nazareth? Zo wordt het door Marcus tenminste verteld, maar Psalm 107 bezingt het of men het al had meegemaakt. Historisch klopt dat natuurlijk niet, of Marcus greep terug naar Psalm 107 en liet zien dat de Weg van Jezus van Nazareth je werkelijk laat zingen als deze psalm. Wij heidenen, opgevoed als christenen, kunnen de Joodse Bijbel nu niet anders lezen dan door de bril van het Christendom. In het verhaal zoals het door Marcus werd verteld sliep Jezus overigens en zijn volgelingen werden bang dat ze zouden vergaan.

Net zo bang als de ballingen die over zee terugkeerden volgens psalm 107. Heel wat families van vissers zullen nu stilletjes denken dat Gods wereld toch wel heel gemeen in elkaar zit. Hun familieleden werden niet gered, voor hen werd de storm niet gestild. Waarom de een wel en de ander niet? Wel, Jezus sliep en in de Psalm staat dat de kennis die de ballingen hadden van de richtlijnen voor liefde en recht hen niet baatte. Toen we uit het boek Job lazen hebben we geleerd dat we natuurrampen maar moeten nemen zoals ze komen. Waar het kennelijk op aankomt is het vertrouwen.

De ballingen uit deze psalm laten zich op en neer gooien op de golven, zij hebben vertrouwen in het feit dat ze de stad van hun dromen zullen bereiken, de volgelingen van Jezus maken hem wakker, zij hebben er vertrouwen in dat hun meester iets voor hen kan betekenen. Jona, die tijdens een storm lag te slapen, liet zich overboord gooien. Dat vertrouwen op een goede afloop sleept je door de storm heen. Ook als een familielid sterft is het leven niet voorbij, ook als je een ramp overkomt, een ernstig ongeval, en ziekte of een handicap is het leven niet voorbij. Je blijft in staat je onbaatzuchtige liefde aan een ander te geven.

 

Hij zond zijn woord

Psalm 107:10-22

10 Soms zaten zij in het diepste duister als slaven met ijzeren boeien, 11 want ze hadden zich tegen Gods woorden verzet, de raad van de Allerhoogste verworpen, 12 Hij liet hen buigen onder een zware last, ze vielen, en er was niemand die hielp. 13 Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER – Hij heeft hen gered uit vele gevaren, 14 haalde hen weg uit het diepste duister en brak hun boeien aan stukken. 15 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht: 16 bronzen deuren heeft Hij verbrijzeld, ijzeren grendels verbroken. 17 Soms leefden zij als dwazen, gingen gebukt onder de last van hun zonden, 18 ze gruwden van elk voedsel en waren de poorten van de dood nabij. 19 Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER – Hij heeft hen gered uit vele gevaren, 20 Hij zond zijn woord en genas hen, ontrukte hen aan het graf. 21 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht, 22 laten zij Hem dankoffers brengen, juichend zijn daden bezingen. (NBV21)

Als je je afwendt van God dan helpt God je ook niet. Dan kan je van alles overkomen. Overigens ook als je God wel dient kan je van alles overkomen maar dan kun je op zijn staf leunen. Die Godsdienst voor de God van Israël is niet eenvoudig. Godenbeelden kenden ze niet, rituelen hadden ze bijna niet. Af en toe een maaltijd met familie en vrienden, wat armen er bij, hun personeel alsof het gelijken waren en de helpers van een tempel die ver weg en onbereikbaar leek. Toch gaf dat het gevoel mee te tellen in de wereld. Geen wonder dat die mensen zingend terugkeerden naar hun land van herkomst. Die opleving van de oude Godsdienst gaf hun leven nieuwe richting en letterlijk voerde die naar een stad, de stad waar de Tempel stond. Daar werden immers die richtlijnen bewaard, daar woonde God zelf.

Daar was geen godsdienstdwang, daar kon je je kinderen naar scholen sturen waar jouw godsdienst ook werd onderwezen, daar waren je vrouw en je kinderen veilig voor vreemde gewoonten en vreemde godsdiensten. Ze kenden nog het verhaal van het volk dat door de woestijn trok en ze herkenden het. Waren ze zelf ook niet in een woestijn geweest vol verraderlijke slangen, zonder eten en drinken dat niet voor de een of andere god was bestemd? Hoe meer ze tijdens de ballingschap hadden geleerd over hun eigen wetten en gewoonten hoe meer ze zich daarbij thuis hadden gevoeld. Dat je het samen deed, dat je kon bouwen op je medemens betekent immers dat je er in die vreemde omgeving ook niet meer alleen voor stond. Samen sta je steeds sterker, zo sterk dat hun gemeenschap als vanzelf tot een sterke stad uitgroeide.

Zo keerden ze terug, juichend en zingend en vol dankbaarheid voor dat nieuwe leven dat herontdekt mocht worden en waar ze telkens opnieuw mee zouden kunnen beginnen. Opgestaan uit de dood van de ballingschap waren ze, genezen van het vreemde waar ze toe gedwongen waren. Kunnen wij met ze meezingen vandaag? Kunnen wij vandaag ook ontdekken hoe sterk de kracht van de onbaatzuchtige liefde is? Durven we dat te doen samen met de vreemdelingen in ons midden, samen met mensen die van elkaar houden zonder dat wij oordelen over wie van wie houdt omdat religie en seksualiteit nu eenmaal niets met elkaar te maken hebben? Durven we nog te praten over vrede. Durven we te herhalen wat de Bijbel zegt dat vrede altijd vruchtbaarder is dan oorlog en dat daarom de staat Israël en Rusland op moeten houden met oorlog en vrede moeten maken? Pas als we zelf op die stok durven leunen helpen we onze naasten.

De rechte weg

Psalm 107:1-9

1 ‘Loof de HEER, want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.’ 2 Zo spreken zij die door de HEER zijn verlost, door Hem verlost uit de greep van de vijand, 3 bijeengebracht uit alle landen, uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden. 4 Soms doolden zij door de woestijn, maar een weg in de wildernis, een stad, een woonplaats vonden ze niet. 5 Ze kregen honger en dorst en kwijnden van uitputting weg. 6 Ze riepen in hun angst tot de HEER – Hij heeft hen bevrijd uit vele gevaren, 7 Hij wees hun de rechte weg, de weg naar een stad, een woonplaats. 8 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht: 9 wie dorst had, gaf Hij te drinken, wie honger had, volop te eten. (NBV21)

Vandaag zingen we een lied over bevrijding, over terugkeer naar het land dat je beloofd was. Het land waar ballingen vandaan gehaald waren. Overal waren ze nu vandaan gekomen na de ballingschap. De meeste verhalen voor de Bijbel waren in Babel opgeschreven en tot een verzameling boeken samengevoegd. In Jeruzalem was met de herbouw van de Tempel begonnen. De herontdekking van de richtlijnen voor liefde, recht en rechtvaardigheid was overal in de wereld als een lopend vuurtje rondgegaan. Eindelijk was er weer een reden voor die rare identiteit van die ballingen. In een wereld waarin iedereen achter prachtige godenbeelden aanliep.

In die wereld moesten ze door naar het beloofde land, door landen waar tempels met de meest wondere schoonheid werden gebouwd, waar de meest vreemde rituelen werden uitgevoerd, waar mannen met mannen en vrouwen met vrouwen moesten liggen om de goden tevreden te stellen en de vruchtbaarheid van de landerijen te bevorderen waren ze voortdurend raar aangekeken vanwege hun vreemde gewoonten. Het was niet altijd even eenvoudig geweest om het beloofde land te bereiken. Het land Israël was zelf na de ballingschap tot een wildernis verworden en het was omringt door wildernis en woestijn. Verdwalen doe je dan gemakkelijk.

Letterlijk de weg kwijtraken maar in de woorden van de Psalm mag je ook lezen dat de terugkerende ballingen soms ook op religieus gebied de weg kwijtraakten. De Heidense volken waar ze doorheen trokken hadden grondgebonden goden. Als je veilig door hun gebied wilde trekken moest je die goden gunstig stemmen. En dat was wel heel erg in strijd met de godsdienst van die ballingen. Maar als ze weigerden die vreemde goden te dienen merkten ze dat hun eigen God hen ter hulp kwam. Dat verdwalen overkomt ook ons wel eens. Als we denken dat vrijheid een absolute voorrang betekent voor het eigen gelijk. Als we denken dat we ons ten kosten van alles kunnen verrijken. In dat beloofde land, in ons land dus ook, gaat het om samen delen, samen zorgen voor elkaar. Dan kunnen we deze Psalm elke dag weer zingen.