Een rietstengel

Openbaring 11:1-14

1 Vervolgens kreeg ik een rietstengel als meetstok, met de opdracht: ‘Neem de maten op van Gods tempel en van het altaar, en tel degenen die God daar aanbidden. 2 De voorhof buiten de tempel moet je overslaan. Meet die niet op, want hij is bestemd voor de heidenen, die de heilige stad tweeënveertig maanden lang zullen vertrappen. 3 Ik zal mijn twee getuigen opdracht geven om te profeteren. Gedurende twaalfhonderdzestig dagen zullen ze dat doen, gehuld in een boetekleed.’ 4 Zij zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaars die voor de Heer van de wereld staan. 5 Als iemand hun kwaad wil doen, komt er vuur uit hun mond, dat hun vijanden verteert; op die manier zal iedereen die hun kwaad wil doen moeten sterven. 6 Zij hebben de macht om de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt zolang zij profeteren. Ook hebben ze de macht om water in bloed te veranderen. Verder kunnen ze de aarde treffen met alle mogelijke plagen, zo vaak ze maar willen. 7 Wanneer zij hun getuigenis hebben afgelegd, zal het beest dat uit de onderaardse diepte opstijgt de strijd met hen aanbinden, hen overwinnen en hen doden. 8 Dan liggen hun lijken op het plein van de grote stad die in figuurlijke zin Sodom of Egypte heet, de stad waar ook hun Heer gekruisigd is. 9 Gedurende drieënhalve dag komen er mensen uit alle landen en volken, van elke stam en taal, om hun lijken te zien, en zij dulden niet dat ze begraven worden. 10 De mensen die op aarde leven juichen om de dood van de twee profeten, en opgetogen sturen ze elkaar geschenken, want die profeten waren een grote kwelling voor hen geweest. 11 Maar toen de drieënhalve dag voorbij waren, voer er een levensgeest uit God in hen en kwamen ze weer overeind. Iedereen die hen zag werd doodsbang. 12 Er klonk een luide stem uit de hemel, die tegen hen zei: ‘Kom hierboven.’ Toen stegen ze in de wolk op naar de hemel, voor het oog van hun vijanden. 13 Op dat moment kwam er een zware aardbeving, die een tiende deel van de stad verwoestte. Zevenduizend mensen werden door de aardbeving gedood, de rest werd door vrees bevangen en begon de God van de hemel eer te bewijzen. 14 Het tweede wee is voorbij, maar het derde volgt binnenkort! (NBV21)

Profeten voorspellen niet de toekomst maar vertellen waar het op uit gaat lopen, zeker als het volk dat ze aanspreken zich niet aan de richtlijnen van de God van Israël houdt maar andere goden achterna loopt. Johannes van Patmos is zo’n profeet. Wat hij gezien heeft is dat de Tempel in Jeruzalem door de Romeinen is verwoest. De grote oorlog die door Judas de Galileër, Judas uit het land van de Heidenen, was begonnen, had niet de bevrijding van het Joodse volk tot gevolg gehad maar de verwoesting van de Tempel. Is het daarom afgelopen met de Joodse godsdienst die zich toch bij uitstek rond de Tempel had afgespeeld? Volgens Johannes is dat niet het geval. Daar waar de Tempel heeft gestaan is de omvang van de Tempel nog steeds af te meten. Er zijn ook nog steeds gelovigen die daar God aanbidden. Overigens tot de dag van vandaag als gelovigen bij de Klaagmuur, het laatste restje Tempel, God gaan aanbidden.

Rond de Tempel waren nog verschillende voorhoven. Bekend is onder meer de voorhof voor de vrouwen waar gelovigen de Tempeloffers en vrijwillige offers in geld konden brengen. Het was de voorhof waar Jezus van Nazareth zijn leerlingen had gewezen op de weduwe die weliswaar maar een enkele penning offerde maar voor wie dat haar hele bezit vertegenwoordigde. De buitenste voorhof was de voorhof van de Heidenen. Die hoeft Johannes niet op te meten want daar werden andere goden aanbeden. Wij kennen die voorhof uit het verhaal waar Jezus van Nazareth de Tempel reinigde door de handelaars en de wisselaars er letterlijk uit te slaan. Omdat het voor gelovigen verboden was om afbeeldingen te maken had de Tempel haar eigen munt. Daar stond geen keizer op. Veel gelovigen kwamen van ver, hadden hun vee verkocht en kochten van dat geld nieuw vee dat dan werd geofferd.

Rond de Tempel is zwaar gevochten tijdens de grote oorlog van Judas de Galileër. Johannes drukt de duur van de gevechten uit in dagen of maanden en ontleend de cijfers aan het boek Daniël die het had over drienenhalf jaar. Tijdens het beleg van Jeruzalem door de Romeinen waren er in de stad drie partijen die elkaar te vuur en te zwaard bestreden. Ze maakten net zoveel slachtoffers onder het volk als de Romeinen die buiten de stad het land veroverden en de bezetting in stand hielden. Er is dus eigenlijk geen reden om te geloven dat de Tempel weer terug zou keren in het hart van het volk. Zeker als er ook nog een aardbeving plaatsvond. Dat was echt het einde van de ellende. Maar het is niet het einde van het verhaal. De echte gelovigen die de dienst van God in de Tempel in stand hielden, het volk probeerden uit te leggen dat geweld nu eenmaal geweld oproept, worden naar de hemel gebracht. Wie het boek Openbaring wel eens gelezen heeft weet dat daar een nieuwe Tempel wacht. Ook op ons, ook wij moeten beseffen dat geweld nu eenmaal geweld oproept, Zeker in onze dagen moeten we iedereen aanspreken die geweld gebruikt.

De hoogste tijd!

Openbaring 10:1-11

1 Ik zag een andere machtige engel uit de hemel neerdalen. Een wolk omhulde hem en de regenboog was om zijn hoofd. Zijn gezicht was als de zon en zijn benen waren als zuilen van vuur. 2 Hij hield een kleine boekrol geopend in zijn hand. Hij zette zijn rechtervoet op de zee en zijn linkervoet op het land. 3 Hij riep met een luide stem, zoals een leeuw brult, en daarna lieten de zeven donderslagen hun stem horen. 4 Ik wilde opschrijven wat ze gezegd hadden, maar een stem uit de hemel zei tegen mij: ‘Wat de zeven donderslagen gezegd hebben, moet je geheimhouden. Schrijf het niet op.’ 5 Toen hief de engel die ik op de zee en het land zag staan, zijn rechterhand op naar de hemel. 6 Hij zwoer: ‘Zo waar de schepper van de hemel en alles wat daarin is, en van de aarde met alles wat daarop is, en de zee met alles wat daarin is, tot in eeuwigheid leeft: het is de hoogste tijd! 7 Op het moment dat de zevende engel zijn bazuin zal laten klinken, zal Gods geheim werkelijkheid worden, zoals Hij zijn dienaren, de profeten, heeft bekendgemaakt.’ 8 Toen hoorde ik opnieuw die stem uit de hemel. Hij zei tegen me: ‘Haal de geopende boekrol die de engel die op de zee en het land staat in zijn hand heeft.’ 9 Ik ging naar de engel toe en vroeg om het boekje. Hij antwoordde: ‘Neem het en eet het op. Het zal branden in je maag, maar in je mond zo zoet zijn als honing.’ 10 Ik pakte het boekje aan en at het op. Het smaakte zoet als honing, maar nadat ik het opgegeten had, brandde het in mijn maag. 11 Toen kreeg ik te horen: ‘Je moet opnieuw profeteren over talrijke landen en volken, over mensen van elke taal en over vele koningen.’ (NBV21)

Een nieuw visioen zo lijkt het. Maar een dergelijk visioen staat ook al in het boek Ezechiël. Dat is als Ezechiël wordt geroepen en ook in het begin van Openbaring als Johannes van Patmos wordt geroepen staat een dergelijk visioen. Ezechiël zag een donderwolk die uitgroeide tot een wagen die werd gedragen door de goden van Babel maar die bestuurd werd door de God van Israël. Die donderwolk was overigens ook Mardoek de oppergod van Babel. In het hoofdstuk hiervoor wordt gesproken over mensen die hun zelf gemaakte goden van goud, zilver en brons bleven aanbidden ondanks alle rampspoed. Hier vertelt Johannes dat wat je ook van die goden verwacht of zelfs aan die goden toeschrijft ze zijn onderworpen aan de God van Israël die de enige ware God is, een God waar je iets goddelijks van mag verwachten.

Dan klinkt weer de sjofar, de bazuin of de ramshoorn. Die klonk ook als Israël de strijd moest aangaan, als alle strijders van het volk zich moesten verzamelen. In de Tempel werd de herinnering daaraan levend gehouden. Er was zelfs een feestdag gewijd aan de bazuinen, ze klonken op de Grote Verzoendag als oproep om je bewust te maken van het kwaad waar je deel van uitmaakt en als oproep om het kwaad te bestrijden want dat is de enige manier om je te verzoenen met God. Het is een prachtig verhaal, God zorgt dat het kwaad verdwijnt en dat het leven goed zal worden. Je hoort dat nog wel eens prediken, laat Jezus toe in je hart, ga een persoonlijke relatie aan met God en al je ellende zal verdwijnen. Als je genoeg geloofd zul je zelfs genezen van de meest kwaadaardige ziekten.

De Bijbel spreekt dit geluksgeloof tegen. Het wordt er in het leven niet gemakkelijker op als je gaat geloven maar het wordt er eerder moeilijker door. Het is als dat kleine boekje, mooi verhaal, komt van de boodschapper van God, van God zelfs dus. Je vertelt het met plezier verder, het is het zoetste dat je met woorden kan schenken. Maar het is bitter van binnen. Hoe meer je gelooft dat er geen mensen hoeven verdrinken in de Middellandse zee, hoe meer je gelooft dat kinderen die hier geworteld zijn ook moeten kunnen blijven, hoe meer je de gevangenen ziet die om hun overtuiging gevangen zitten, hoe meer je de vrouwen ziet die slachtoffer zijn van mensenhandel, uitbuiting en verkrachting, hoe meer je dus de ellende ziet die overal in de wereld door mensen wordt veroorzaakt hoe bitterder, hoe kwader je wordt. Al je vezels gaan zich inspannen om dat kwade te bestrijden en als je gelooft dat God je kan verlossen van het kwade dan houdt niets je meer tegen. Dan wordt je een gelovige, en dat kan elke dag opnieuw.

Vlieg weg naar de bergen!

Psalm 11

1 Voor de koorleider. Van David. Schuilen doe ik bij de HEER. Hoe kunnen jullie dan zeggen: ‘Vogel, vlieg weg naar de bergen! 2 Zondaars spannen de boog en leggen hun pijlen al op de pees om de oprechte in het duister te treffen. 3 Wat kan een rechtvaardige anders doen, als de grond onder alles wegzinkt ?’ 4 De HEER in zijn heilig paleis, de HEER op zijn troon in de hemel, met aandacht beziet Hij, nauwlettend keurt Hij de mensen op aarde. 5 De HEER keurt rechtvaardigen en zondaars. Wie het geweld liefhebben, haat Hij. 6 Vuur en zwavel stort Hij over hen uit, storm drinken zij uit de beker die Hij aanreikt. 7 Rechtvaardig is de HEER, Hij heeft rechtvaardigheid lief. De oprechte zal zijn gelaat aanschouwen. (NBV21)

Vluchten kan niet meer, zelfs niet naar de bergen waar ooit David een schuilplaats vond. Vluchtelingen worden ook door het geweld getroffen, ook al schuilen ze bij de Heer. In de bergen hebben veel vogels een schuilplaats gevonden. Ook de Adelaar kennen we uit de bergen en dat is voor de Bijbel de vogel die zijn jongen in nood op vangt op zijn vleugels net als God de gelovigen in nood weet op te vangen. Waar kan de rechtvaardige nu een plek vinden als alles onder de voeten wordt afgebroken.

De rechtvaardige heeft een belofte en een droom. De belofte is dat de rechtvaardige ooit een land zal vinden waar alle leed geleden is en alle strijd gestreden is. Vasthouden aan die leer van Mozes, blijven zorgen voor de minsten en ook in een oorlog de hongerigen voeden en de dorstigen laven blijft de opgave. Dat is geen lafheid maar vechten is veel gemakkelijker. Als je een wapen hebt lijk je onoverwinbaar. Als je de armen vol hebt met brood en kruiken met water met je meesleept lijk je kwetsbaar. Maar in die kwetsbaarheid ligt de kracht. Wat heb je aan een overwinning als iedereen dood is? Wat heb je aan vrede als de slachtoffers je dankbaar zijn. Dat is de droom, vrede zal overwinnen.

Het is zeer verleidelijk om de Psalm te lezen als een gedicht over de oorlogen van vandaag. Dat zou heel verkeerd zijn. Je kunt de Psalm gebruiken om je eigen houding te ijken. Wie bepaald in een conflict wie de goeden zijn en wie de kwaden zijn. De Bijbel zegt, ook in deze Psalm, dat het oordeel daarover ons mensen niet toekomt. Daar moeten we ons dus niet mee bezig houden. Wij hebben de regels voor de menselijke samenleving en daar staat: Gij zult niet doden. Daar staat: heb uw naaste lief als uzelf. Daar moeten we het mee doen. De Psalm belooft ons dat we dan het gelaat van de Heer zullen aanschouwen. En de Bijbel belooft dat als de Eeuwige het gelaat naar ons wendt de Eeuwige ons vrede zal geven. Niet vluchten maar helpen dus.

 

Zoals een hen

Matteüs 23:29-39

29 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bouwen grafmonumenten voor de profeten en versieren de graven van de rechtvaardigen, 30 en jullie zeggen: “Als wij geleefd hadden in de tijd van onze voorouders, zouden wij ons niet zoals zij schuldig hebben gemaakt aan de moord op de profeten.” 31 Daarmee erkennen jullie zelf dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten vermoord hebben. 32 Maak de maat van jullie voorouders dan maar vol! 33 Slangen zijn jullie, addergebroed, hoe denken jullie te kunnen ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna? 34 Daarom, luister! Ik stuur profeten en wijzen en schriftgeleerden naar jullie toe. Jullie zullen sommigen van hen doden, kruisigen zelfs, en anderen in jullie synagogen geselen en van stad tot stad vervolgen. 35 Zo zal al het onschuldige bloed dat op aarde is vergoten jullie worden aangerekend, vanaf het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja, de zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben tussen de tempel en het altaar. 36 Ik verzeker jullie: op deze generatie zal dit alles neerkomen. 37 Jeruzalem, Jeruzalem, jij die de profeten doodt en stenigt wie naar je toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild. 38 Jullie tempel wordt geheel aan zijn lot overgelaten. 39 Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie Mij niet meer zien, totdat je zult zeggen: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”’(NBV21)

Recht, barmhartigheid en trouw wegen in de richtlijnen van God zwaarder dan wat het opbrengt. Je kunt netjes aan veel goede doelen veel geld geven maar als je blijft gedogen dat mensen in de straten van je stad sterven van de honger dan heb je van de richtlijnen van God en van goed doen niets maar dan ook helemaal niets begrepen. En natuurlijk sterven er in onze straten geen mensen. Zoiets werd ooit verteld over Calcutta. Daar trok de Albanese non Moeder Theresa heen om de stervenden van de straten te halen en ze in hun stervensuur te verzorgen. Goed werk natuurlijk. Maar de verering van Moeder Theresa heeft een bedenkelijk kantje. Haar als voorbeeld stellen lijkt op een niet Christelijke persoonsverheerlijking. Het ging haar toch niet om haarzelf maar om die stervenden? Door die stervenden in de straten van Calcutta zichtbaar te maken voor de westerse wereld, voor de rijke wereld, zou de vraag moeten rijzen hoe we kunnen voorkomen dat er mensen sterven in de straten van steden in arme landen. Jezus van Nazareth rekent radicaal af met al die religieuze leiders die fraaie verhalen weten te vertellen, die mooie religieuze gewaden dragen en oproepen de kerken veel te geven, maar die niets doen aan de situatie van de armen.

Integendeel. Er zijn zelfs protestantse predikanten die waarschuwen voor de Islamisering van ons land. Ze horen in een christelijke kerk niet thuis. Daar zou juist in het licht van het verhaal dat we vandaag lezen de kritiek op de fraaie verhalen moeten klinken. Jezus van Nazareth beschuldigt de religieuze leiders van zijn tijd van roofzucht en onmatigheid. Witgepleisterde graven zijn het die aan de buitenkant keurig geschilderd zijn maar van binnen rotten en stinken. Heidenen die zichzelf beter vonden dan de Joden hebben in het verhaal dat we vandaag lezen vaak aanleiding gevonden zogenaamd te bewijzen dat alle Joden niet zouden deugen. Dat staat er niet en kan er ook niet bedoeld worden. Jezus van Nazareth was zelfs immers een Jood, een gelovige Jood en vervult van het Joodse ideaal van een voorbeeld volk dat alle volken zou brengen tot het eer bewijzen aan God door te zorgen voor de armen en voor de minsten. Jezus van Nazareth laat die geschiedenis door gaan tot het verhaal van Zacharia, Dat verhaal kun je teruglezen in 2 Kronieken, daar wordt hij overigens de zoon van Jojada genoemd en hij werd vermoord in de voorhof.

Vanaf die tijd was ook de voorhof van de Tempel niet meer de vrijplaats waar vervolgden een plek konden vinden om zich beschermd te weten. Juist die bescherming van de armen, juist de bescherming tegen geweld zou Jeruzalem en de Tempel een zo unieke plaats in de samenleving hebben moeten geven dat ook bezetters er respect voor zouden hebben. Kerken hebben soms nog steeds die functie van vluchtplaats. In België vluchten mensen die geen papieren hebben en bedreigd worden opgesloten en gedeporteerd te worden vaak kerken in. Vrijwilligers en advocaten krijgen daardoor de kans en de tijd op een eerlijke wijze hun zaak te onderzoeken en het recht te verkrijgen dat mensen verdienen. Een paar jaar geleden heeft ook in Den Haag een tijdlang dat Kerkasiel gefunctioneerd voor mensen die hier zonder toestemming van de overheid lang hadden gewerkt en die bedreigd werden met opsluiting en uitzetting. Kinderen waren hier opgegroeid, gingen hier naar school en studeerden hier aan een universiteit. Door dat kerkasiel mochten ze blijven. Die bescherming mogen kerken dus wel wat vaker bieden.

 

Witgepleisterde graven

Matteüs 23:16-28

16 Wee jullie, blinde leiders, jullie zeggen: “Wanneer iemand zweert bij de tempel, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij het goud van de tempel, is aan die eed gebonden.” 17 Dwaas zijn jullie en blind. Wat is nu van meer waarde: het goud of de tempel die het goud geheiligd heeft? 18 Zo zeggen jullie ook: “Wanneer iemand zweert bij het altaar, is dat niet geldig. Alleen wie zweert bij de offergave die daarop ligt, is aan die eed gebonden.” 19 Blind zijn jullie. Wat is nu van meer waarde: de offergave of het altaar dat de offergave heiligt? 20 Wie dus zweert bij het altaar, zweert daarbij en bij alles wat daarop ligt. 21 En wie zweert bij de tempel, zweert daarbij en bij degene die hem bewoont. 22 En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij Hem die daarop gezeten is. 23 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten. 24 Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken. 25 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie reinigen de buitenkant van bekers en schalen, maar de binnenkant blijft vol roofzucht en onmatigheid. 26 Blinde farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de beker, dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon. 27 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie lijken op witgepleisterde graven, die er vanbuiten wel fraai uitzien, maar vol liggen met doodsbeenderen en andere onreinheden. 28 Zo lijken ook jullie voor de mensen vanbuiten rechtvaardig, maar vanbinnen is het een en al huichelarij en wetsverachting. (NBV21)

Soms is het verfrissend zo’n scheldkanonnade te lezen tegen de leiders van het volk. Huichelaars, blinde leiders, dwazen, slangen, addergebroed, het kan niet op. Alles wat de religieuze leiders hebben te melden komt neer op het uiterlijk vertoon en het belangrijkste wordt vergeten. In de Tweede Kamer barst er van tijd tot tijd een discussie los over fatsoenlijk taalgebruik. Ook in de campagne voor de verkiezingen is die discussie soms te horen. Vroeger zei men nog dat iemand zich parlementair uitdrukte als kritiek in keurige taal was verwoord. Tegenwoordig lijkt de Tweede Kamer zich soms meer van Jezus van Nazareth aan te trekken. Ook daar worden ministers blinde leiders genoemd. Maar is dat terecht? Moet je zo spreken om de waarheid te zeggen? Het gaat hier in het verhaal van Matteüs om religieuze leiders die extra regels hebben gemaakt die je zou moeten volgen om God gehoorzaam te kunnen zijn.

Leiders die sommige regels zo ingewikkeld hebben gemaakt dat niemand ze meer kan navolgen. En dan wordt het heil van God alleen nog bereikbaar voor een zeer klein exclusief clubje. Voor Jezus van Nazareth is dat soort gedrag een vloek. Wie mensen buitensluit van de samenleving deugt niet, nooit niet. Daarom klinkt het hard en meedogenloos, slangen, addergebroed. Wat klinkt als bedoeld om mensen tot God te brengen brengt hen van God af. In de regels die veroordeeld worden klinken dan ook geen mensen mee. Het gaat in die regels om de onderstreping van de rijkdom en de macht van de priesterkaste. Het goud van de Tempel, de offergave op het altaar. Maar wie zweert bij God zelf doet het kennelijk verkeerd. Het is de mentaliteit waarbij bezit en aanzien belangrijker zijn dan de liefde voor de mensen. Het is de marktwerking waarin op alle terreinen van het leven de winst en het profijt moet worden getoond.

Dat er mensen sterven door gebrek aan steriele operatiekamers en personeel doet in de zorg dan niet ter zake. Dat in de geestelijke gezondheidszorg mensen soms jaren in isoleercellen worden opgesloten omdat er te kort aan zorg is telt niet mee. Als de boekhouding maar klopt, als we maar minder hoeven te betalen voor de noodzakelijke zorgverzekeringen. Hoe vaak is ons voorgehouden dat de bonusregelingen bij banken en bedrijven een noodzakelijk onderdeel waren bij beloningssystemen. Tot de bankwereld ten onder gaat aan onverantwoorde producten die slechts kort de winst leken te doen stijgen. Tot de bonussen zelf een molensteen werden die banken en instellingen de afgrond introkken. Dan wordt het tijd om addergebroed te roepen. Daarom is de vraag waarom de nationalisatie van de ene bank en de zeggenschap bij de andere bank maar van korte duur waren. Leren mensen vanzelf? Zijn de armen automatisch beveiligd tegen de hebzucht van de rijken? Of moeten we blijven schelden? We hebben wat te kiezen.

Dienaar zijn.

Matteüs 23:1-15

1 Daarna richtte Jezus zich tot de menigte en tot zijn leerlingen 2 en zei: ‘De schriftgeleerden en de farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. 3 Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar; maar handel niet naar hun daden, want ze doen zelf niet wat ze jullie voorhouden. 4 Ze bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die te verlichten. 5 Al hun daden zijn erop gericht om door de mensen gezien te worden. Ze verbreden immers hun gebedsriemen en maken de kwastjes aan hun kleren langer, 6 ze verlangen een ereplaats bij feestmaaltijden en in synagogen, 7 en hechten eraan op het marktplein eerbiedig begroet te worden en door de mensen rabbi genoemd te worden. 8 Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters. 9 En noem niemand op aarde vader, want jullie hebben maar één vader, de Vader in de hemel. 10 Laat je ook geen leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de messias. 11 De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. 12 Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd. 13 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. Zelf gaan jullie er niet binnen, maar jullie houden ook degenen die er willen binnengaan tegen. 14 15 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bereizen zee en land om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie iemand die voor de Gehenna bestemd is, meer nog dan jullie zelf. (NBV21)

Het is al weer een aantal jaren geleden dat vakbondsvrouw en politica Karin Adelmund werd gecremeerd. Zij kwam in 2005 plotseling te overlijden. Een hartaanval. Dat overkomt ons. Mensen zoals Karin Adelmund werken te hard en leven te ongezond. Ze was kamerlid voor de Partij van de Arbeid. Ze was staatssecretaris geweest en daarvoor ook vice-voorzitster van de FNV. Voor echt bewogen en betrokken mensen een uitermate ongezond leven. Want na een vergadering kunnen de brieven nog even getekend worden, en voordat vergaderingen beginnen kunnen de stukken nog even doorgenomen worden. En tijdens het eten kan er overlegd worden met de medewerkenden. En als je dan ’s avonds laat thuiskomt is er nog aandacht voor de andere gezinsleden. Van zo’n leven slijt je hart. Ontspannen, bewegen, lol, het schiet er allemaal te vaak en te veel bij in.

Karin Adelmund was een bewogen vrouw. Bewogen met de armsten in de samenleving, met mensen die door ziekte en handicap niet meer aan het arbeidsproces kunnen deelnemen. Voor die mensen stond ze op de bres. Bij het afscheid dat van haar genomen werd in de Amsterdamse Kerk de Duif sprak ook de toenmalige Minister President Balkenende. “Ze stond voor een goede zaak” was het thema van zijn toespraak. En bij het lezen van het bovenstaande Bijbelgedeelte kun je aan die toespraak denken. Dat wat Jezus van Nazareth over de Farizeeën en Schriftgeleerden zegt leek wel op maat gesneden voor Jan Peter de minister-president. Jan Peter had natuurlijk gelijk. Karin Adelmund stond zeker voor een goede zaak. De zorg voor zieken, gehandicapten, armen en zwakken. Een zorg die zo zorgvuldig door het eerste kabinet van Jan Peter werd afgebroken en wat voortgezet werd door de daarop volgende kabinetten Rutte. Op de hoeken van de straten staan ze te pronken met hun goedheid de leiders als Rutte en Kaag.

In de wereld van de economie stonden de voorspellers op. De ene econoom na de andere had de financiële crisis aan zien komen. Alleen de domme spaarders wisten het niet. Die hadden niet moeten vertrouwen op de toezichthouders die namens hen in de boeken hadden mogen kijken of het goed was met de banken op IJsland. Want je kunt toch nagaan dat als die toezichthouders iets verkeerd zien ze het niet kunnen vertellen, ze zouden maar schade aan kunnen richten. Dat je als minister president of als toezichthouder op banken dienaar bent van de armsten in de samenleving komt niet bij hen op. Het was iemand als Karin Adelmund die zich niet bekommerde om haar imago, maar zich openlijk bekommerde om de armsten. In deze dagen waar de leiders en toezichthouders in de financiële wereld de verantwoordelijkheid op gewone mensen afschuiven mogen we wel weer eens haar denken. En aan Jezus van Nazareth die het ons al had voorgeleefd. In zijn geest mogen wij er aan werken.

Een derde deel

Openbaring 9:13-21

13 Toen blies de zesde engel op zijn bazuin. Uit de vier hoorns van het gouden altaar dat voor God staat, hoorde ik een stem 14 die tegen de zesde engel met de bazuin zei: ‘Maak de vier engelen los die bij de grote rivier de Eufraat gevangenzitten.’ 15 De vier engelen werden losgemaakt; ze waren gereedgehouden om juist op dit uur van deze dag, in deze maand van dit jaar, een derde deel van de mensen te doden. 16 Het aantal ruiters van de bereden troepen-ik hoorde hoeveel het er waren-bedroeg tienduizend maal tienduizenden. 17 Zo zagen de paarden en de ruiters in het visioen eruit: hun borstpantsers waren vuurrood, violet en zwavelgeel; de hoofden van de paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun mond kwamen vuur, rook en zwavel. 18 Een derde deel van de mensen werd gedood door deze drie plagen, het vuur, de rook en de zwavel die uit hun mond kwamen. 19 Want de kracht van de paarden zat in hun mond en in hun staart. Die staarten hadden koppen en leken net slangen; daarmee richtten ze onheil aan. 20 Maar de andere mensen, die deze plagen overleefden, keerden zich niet af van hun zelfgemaakte goden. Ze bleven die goden aanbidden en de beelden van goud, zilver, brons, steen en hout, die niet kunnen horen of zien en zich niet kunnen verroeren. 21 Evenmin keerden ze zich af van hun wandaden: moord en toverij, ontucht en diefstal. (NBV21)

In deze dagen aan het begin van de herfst staat op het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap het boek Openbaring. In het gedeelte dat we de afgelopen dagen lazen en dat we vandaag vervolgen gaat het over weeën. Dat meervoud wordt door geleerden vaak niet gebruikt. Ze hebben het dan over de eerste wee die over het lijden ging en vandaag over de tweede wee die over de dood gaat. Maar dat meervoud zet ons op het spoor van het antwoord op de vraag waar dit eigenlijk over gaat. Het gaat over de geboorte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En dat geboorte met weeën gepaard gaan, met lijden en het gevoel dat je dood gaat kan elke vrouw bevestigen. Je zou bijna zeggen dat al die mannen die dit gedeelte moeten uitleggen er goed aan doen eens een geboorte van een kind bij te wonen.De legers die een derde van de mensen moesten doden werden daartoe pas in de gelegenheid gesteld toen God daarvoor de opdracht gaf.

Vier engelen voerden ze aan. De legers die zij aanvoeren zijn overigens zo groot dat ze niet te tellen zijn. Het is meer dan veel zegt Johannes hier eigenlijk. Nu even niet denken dat God in de hemel zo maar even besluit om een derde van de mensen uit te roeien. Die twee derde zijn in dit verhaal net zo belangrijk. Zij zijn getekend met het zegel van de God van Israël, zij mogen blijven leven. In de Hebreeuwse Bijbel schrijven profeten nog wel eens dat de ballingschap het volk had gezuiverd van alle ongerechtigheden. Hier worden alle mensen op aarde gezuiverd. Het is dus zaak alle mensen tot volgeling van Jezus te maken, tot aan de einden der aarde dus. Over wat voor mensen gaat het dan als er zo veel moeten worden gedood? Ook dat staat er in dit gedeelte gewoon bij, het zijn de mensen die ondanks alle plagen, ondanks de ellende die over de aarde trok hun eigen afgoden bleven aanbidden.

De goden van goud, zilver, brons, steen en hout. Tegenwoordig vatten we al die zelfgemaakte goden samen in de goden van winst en profijt. Niet meer de mensen staan centraal bij de rijken en de machthebbers maar de hoogte van winst en profijt, daar moet alles aan opgeofferd worden. Bij dat aanbidden van zelfgemaakte goden horen ook zaken als moord en toverij, van ontucht en diefstal. Hele steden en dorpen worden soms vergiftigd of ziek gemaakt door het afval. Let dus op mensen die voor het behoud van hun rijkdom gaan moorden, die je wijs maken dat hun denkkracht mensen kan genezen, dat je een ander mens gerust als voorwerp kan gebruiken voor bevrediging van je eigen lusten en dat je van de arme ook het weinige dat die heeft mag wegnemen. Als je ondanks alle ellende in de wereld je onverschillig afwend en voor je eigen plezier blijft leven dan hoor je dus ook bij dit deel van de mensheid, ook vandaag nog.

 

Hun haar was lang

Openbaring 9:1-12

1 Toen blies de vijfde engel op zijn bazuin. Ik zag een ster die uit de hemel op de aarde was gevallen. Hij kreeg de sleutel van de put naar de onderaardse diepte. 2 Hij opende die put, waaruit rook opsteeg als uit een grote oven. De zon en de hemel werden verduisterd door de rook uit de put. 3 Uit de rook kwamen sprinkhanen neer op de aarde. Ze kregen de beschikking over dezelfde vermogens als schorpioenen op aarde. 4 Maar, werd erbij gezegd, ze moesten de planten, struiken en bomen ongemoeid laten. Alleen de mensen die niet het zegel van God op hun voorhoofd hadden, mochten ze kwaad doen. 5 Doden mochten ze hen niet, alleen pijnigen, vijf maanden lang; die mensen zouden pijn moeten lijden alsof ze door een schorpioen gestoken waren. 6 Dan zullen de mensen de dood zoeken, maar hem niet vinden. Ze zullen naar de dood verlangen, maar de dood vlucht van hen weg. 7 Zo zagen die sprinkhanen eruit: ze leken op paarden die waren toegerust voor de strijd, met op hun hoofd een soort goudachtige krans en met een gezicht als dat van een mens. 8 Hun haar was lang als het haar van een vrouw, hun tanden waren als leeuwentanden. 9 Hun borst leek een pantser van ijzer. Hun vleugels maakten een geluid als het geratel van talloze wagens die ten strijde trekken. 10 Verder hadden ze een staart met een angel, net als schorpioenen. Met die staart konden ze de mensen pijnigen, vijf maanden lang. 11 Hun koning is de engel van de onderaardse diepte; zijn naam luidt Abaddon in het Hebreeuws, in het Grieks Apollyon. 12 Het eerste wee is voorbij, maar er komen er nog twee! (NBV21)

De hele aarde wordt een Sodom en Gomorra, de twee steden die, vruchtbaar als ze waren, werden omgekeerd en die verzonken in de aarde. Reken maar dat daar rook heeft opgestegen, rook dat alles en iedereen verstikte, bij zo’n vulkanische uitbarsting raakt de zon verduisterd. De Grieken en de Romeinen waren altijd bang in gevecht te raken met de Centaurs, mythische wezens die half mens en half paard waren. Johannes knoopt zijn beelden aan deze angst vast. De centaurs die Israël had leren kennen waren nog heel wat meer beangstigend. Ze dwaalden rond in de mythen van Babylon die het volk tijdens de ballingschap had leren kennen. Die centaurs konden de mensen steken als schorpioenen. Kon je een gewone schorpioen nog wel doodtrappen als je geluk had dat kon je bij die beesten, mensen, zo groot als een paard niet.

De Centaurs uit Babylon hadden een eigen koning, een boodschapper van de onderwereld. Wie die koning had ontmoet wist hoe het moet zijn in de diepste onderwereld maar geen licht doordringt maar slechts geween is en geknars van tanden. Die koning heet Abadon. Wie dat is weten wij nakomelingen niet. Het Hebreeuws leent zich zeer voor geheimschrift en Johannes moest in zijn gevangenschap natuurlijk wel uitkijken wie hij zou vergelijken met een dergelijke gevaarlijke koning van de onderwereld. Toen de rust in het Romeinse Rijk was teruggekeerd, zo nemen geleerden aan, heeft een overschrijver van het boek Openbaring er de naam Apollyon aan toegevoegd. Dat is niet direct weer doorgestreept want ook die Apollyon had met de rook uit de onderwereld te maken. Het was een god waarvan de tempel bij een aardbreuk lag waar permanent rook uit naar boven kwam.

Het idee dat je op magische wijze te weten kan komen hoe het met de doden is vergaan en hoe je toekomst er uit zal gaan zien stuitte Joden en Christenen zeer tegen de borst. Gelovigen moeten het verleden en de toekomst aan God overlaten, ze hebben al genoeg aan het heden. Daar ligt de vraag of zij kiezen voor het leven door de richtlijnen van God te volgen of dat ze kiezen voor de goden van de dood. Die Apollyon was daar een goed voorbeeld van. Bij zijn Tempel in Delphi hadden ze een vrouw boven de rook uit de aarde gezet die je kon vertellen wat je toekomst zal zijn en welke beslissingen je zou moeten nemen om die toekomst zo gunstig mogelijk te laten zijn. Ze deed dat in voor gewone mensen onbegrijpelijke beelden, orakelspreuken noemden ze die. Voor gelovigen zoals Johannes waren het boodschappen van de God van de doden. Het is dus ook aan ons een oproep om ons bezig te houden met het leven, met de liefde, dag in dag uit.

De luide roep van een adelaar

Openbaring 8:1-13

1 Toen het lam het zevende zegel verbrak, viel er een stilte in de hemel, die ongeveer een half uur duurde. 2 Ik zag de zeven engelen die voor Gods troon staan. Ze kregen alle zeven een bazuin. 3 Toen kwam er een andere engel, die met een gouden wierookschaal bij het altaar ging staan. Hij kreeg een grote hoeveelheid wierook om die op het gouden altaar voor de troon te offeren, samen met de gebeden van alle heiligen. 4 De rook van de wierook steeg met de gebeden van de heiligen uit de hand van de engel op naar God. 5 Toen nam de engel de wierookschaal, vulde hem met vuur van het altaar en wierp dat op de aarde. Er volgden donderslagen, groot geraas, bliksemschichten en een aardbeving. 6 De zeven engelen, ieder met een bazuin, maakten aanstalten om erop te blazen. 7 Toen blies de eerste engel op zijn bazuin. Er kwam hagel en vuur, gemengd met bloed, en dat werd op de aarde geworpen. Een derde deel van de aarde brandde af, evenals een derde deel van de bomen en al het groen. 8 De tweede engel blies op zijn bazuin. Iets dat eruitzag als een grote berg, waar de vlammen uitsloegen, werd in zee gegooid. Een derde deel van het water werd bloed, 9 een derde deel van alle in zee levende wezens ging dood en een derde deel van de schepen verging. 10 De derde engel blies op zijn bazuin. Uit de hemel viel een grote ster, die zo fel brandde als een fakkel. Hij viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen. 11 De naam van de ster is Alsem. Dat derde deel van het water werd alsem. Veel mensen stierven door het water, dat bitter geworden was. 12 De vierde engel blies op zijn bazuin. Een derde deel van de zon, van de maan en van de sterren werd getroffen, waardoor dat deel verduisterd werd. Een derde deel van de dag en ook van de nacht was er dus geen licht. 13 In mijn visioen hoorde ik de luide roep van een adelaar die hoog in de lucht vloog: ‘Wee! Wee! Wee de mensen die op aarde leven! Want dadelijk klinken de bazuinen van de drie engelen die nog niet geblazen hebben.’ (NBV21)

Dat boek Openbaring heeft een heel andere beeldtaal dan dat wij gewend zijn. Bovendien kennen wij de herkomst van een aantal van die beelden niet. Neem nu die stilte, een half uur, dat was tijdens de offerdienst in de Tempel van Jeruzalem het hoogtepunt van het offerfeest geweest. Dan ging de Hogepriester naar de Ark en druppelde bloed tussen de vleugels van de cherubs, het volk liet daarmee zien bereid te zijn het eigen leven over te hebben voor de dienst aan God. Het volk liet zien tegen alles en iedereen in te willen vasthouden aan de richtlijnen voor de menselijke samenleving zoals die door God aan Mozes waren gegeven. Maar het volk had zich afgekeerd van de God van Israël en waren andere goden achterna gelopen. Dat had geleid tot de vernietiging van de Tempel in Jeruzalem en een toenemende onderdrukking door de Romeinen. Het werd een tijd van roepen en smeken om hulp uit de hemel.

Die hulp komt. Zeven boodschappers van de God van Israël laten zich horen en de ene ramp na de andere voltrekt zich. Die rampen zijn niet alleen voor de onrechtvaardigen. De God van Israël laat de regen, maar ook het vuur dat regent, vallen op de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen. Donder, bliksem, meteorieten, overstromingen, het kan niet op. Er zijn mensen die vervolgens voor hun raam gaan kijken en denken dat ze al die zaken nu ook zien. Het kan wel zijn dat er ook nu aardbevingen zijn, vulkanen uitbarsten, tsunamis op de kusten aanspoelen en of te veel regen is of te veel droogte. De schrijver van Openbaring heeft het echter niet over nu, over onze tijd, maar over zijn eigen tijd. De dagen dat Pompei onder as werd bedolven, de dagen dat Nero Rome in de brand liet steken. De gevangene van Patmos die dit boek heeft geschreven maakte voor de lezers uit zijn tijd een glashelder verhaal.

Dat verhaal loopt uit op hulp uit de hemel. De adelaar vliegt op, een vogel die angst werpt. Daarom namen legers vaak de adelaar als hun logo, hun merkteken. Maar al in het boek Deuteronomium wordt gesproken over de adelaar. Mozes maakt duidelijk dat die roofvogel je geen angst moet aanjagen maar je als voorbeeld moet dienen. Van die adelaars werd geloofd dat zij zeer actief hun jongen leerden vliegen. Ze namen ze op hun vleugels mee en wierpen ze dan in de lucht, zodat ze zelf konden vliegen, maar als die jongen dan dreigden te vallen werden ze door de volwassen adelaars weer opgevangen. De biologen hebben later ontdekt dat Mozes een paar vogels door elkaar heeft gehaald maar dat doet aan de waarde van dat beeld niets af. God vangt zijn kinderen op. Als zijn kinderen tenminste voor adelaar willen spelen, als ze het leed zien dat mensen wordt aangedaan, als ze het leed zien waar mensen aan leiden. Dan zijn er elke dag heel veel zaken waarvoor je je vleugels mag uitspreiden

Geen honger meer lijden

Openbaring 7:1-17

1 Hierna zag ik vier engelen bij de vier hoeken van de aarde staan. Zij hielden de vier winden van de aarde in bedwang, om te voorkomen dat er een wind over land of op zee of door de bomen zou waaien. 2 Ik zag in het oosten een andere engel opstijgen, die het zegel van de levende God had. De vier engelen die de opdracht hadden gekregen om schade toe te brengen aan het land en de zee riep hij met luide stem toe: 3 ‘Laat het land en de zee en ook de bomen nog ongemoeid! Eerst moeten wij het zegel van onze God op het voorhoofd van zijn dienaren aanbrengen.’ 4 Toen hoorde ik het aantal van hen die het zegel droegen: honderdvierenveertigduizend in totaal, afkomstig uit elke stam van Israël. 5 Twaalfduizend uit de stam Juda die het zegel droegen, twaalfduizend uit de stam Ruben, twaalfduizend uit de stam Gad, 6 twaalfduizend uit de stam Aser, twaalfduizend uit de stam Naftali, twaalfduizend uit de stam Manasse, 7 twaalfduizend uit de stam Simeon, twaalfduizend uit de stam Levi, twaalfduizend uit de stam Issachar, 8 twaalfduizend uit de stam Zebulon, twaalfduizend uit de stam Jozef en ten slotte twaalfduizend uit de stam Benjamin die het zegel droegen. 9 Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niemand tellen kon, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het lam. 10 Luid riepen ze: ‘De redding komt van onze God, die op de troon zit, en van het lam!’ 11 Alle engelen stonden om de troon en de oudsten en de vier wezens heen. Ze wierpen zich neer voor de troon en aanbaden God 12 met de woorden: ‘Amen! Lof, majesteit en wijsheid, dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen.’ 13 Een van de oudsten sprak mij aan: ‘Wie zijn dat daar in het wit, en waar komen ze vandaan?’ 14 Ik antwoordde: ‘U weet het zelf, heer.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn degenen die de grote verdrukking hebben doorstaan. Ze hebben hun kleren witgewassen met het bloed van het lam. 15 Daarom staan ze voor Gods troon en zijn ze dag en nacht in zijn tempel om Hem te vereren. En Hij die op de troon zit zal bij hen wonen. 16 Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen. 17 Want het lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.’ (NBV21)

Johannes heeft aan de slachtoffers van het geweld, geweld door de Romeinen en geweld door de opstandelingen, duidelijk gemaakt dat ze nog wat geduld moeten hebben voordat eindelijk het Rijk van vrede zal aanbreken. Er zullen nog stormen over de aarde trekken die veel slachtoffers zullen maken, stormen van geweld door oorlog en opstand en stormen door natuurrampen. Maar wat dan met de mensen die het geweld van de opstand waren ontvlucht? Lang niet iedereen had aan de opstand meegedaan, juist de Christenen hadden de gewelddadige opstand veroordeeld. In Palestina hadden ze zich over het platteland verspreid en gemeenschappen gevormd waar in vrede geleefd kon worden, ook met de Romeinse bezetters.

Johannes ziet in dat ook zij blijven horen bij het volk dat het komende rijk zal erven. Zij hadden als het ware door hun gedrag een lam geslacht en het bloed op de deurposten gesmeerd waardoor zij net als de slaven ooit in Egypte gevrijwaard waren gebleven van de dood. Zij hadden de kruisdood van Jezus van Nazareth op haar juiste waarde geschat, opstand met geweld tegen de Romeinen zou alleen maar dood en ellende voortbrengen. In het leven in liefde en vrede zou Jezus van Nazareth pas voortleven en dat leven moeten alle volgelingen leven. Een geweldige menigte uit Israël hoort er dus bij. Uit elke stam een compleet volk, twaalfduizend, uit het hele volk, dus een hele wereld, honderdvierenveertigduizend. Wij zijn gewend om alles te tellen, van 1 tot oneindig, onze wiskunde kent er symbolen voor. Johannes was niet van de sekte van de tellers, hij kende de cijfers uit de Hebreeuwse Bijbel en daar zijn cijfers ook letters, woorden en begrippen en niet alleen hoeveelheden.

Wat er dus ook zal gebeuren na de verwoesting van de Tempel, het verhaal is nog steeds bezig met de opening van het testament, de nalatenschap van het Joodse geloof, de aanhangers van vrede en verdraagzaamheid horen bij de erfgenamen. Dat is natuurlijk ook vandaag de dag nog steeds het geval. Samenwerking in Europa brengt ons al heel lang vrede op ons continent. We moeten die samenwerking dus niet op het spel zetten. Het produceren van wapens en de handel daarin maken het voeren van oorlogen en gewapende opstanden nog steeds mogelijk. We zullen samen dus nog wat harder moeten nadenken over het gemak waarmee we toestaan dat mensen geld en veel geld verdienen aan het ontwikkelen en produceren van wapens en aan de handel daarin. Vrede begint achter onze voordeur maar samen zijn we verantwoordelijk voor het bevorderen van vrede in de hele bewoonde wereld, tot aan de vier hoeken van de aarde. Elke dag mogen we daar aan werken, ook vandaag weer.