Deze opdracht

1 Timoteüs 1:12-20

12 Ik dank Christus Jezus, onze Heer, dat Hij mij kracht gegeven heeft en het mij heeft toevertrouwd Hem te dienen, 13 hoewel ik Hem vroeger heb gelasterd, vervolgd en beschimpt. Toch heeft Hij zich over mij ontfermd, omdat ik door mijn ongeloof niet wist wat ik deed. 14 Onze Heer heeft mij zijn genade in overvloed geschonken, evenals het geloof en de liefde die we in Christus Jezus hebben. 15 Deze boodschap is betrouwbaar en verdient onze volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden. Onder hen neem ik de eerste plaats in. 16 Toch heeft Christus Jezus zich juist over mij ontfermd om allereerst in mijn geval zijn grote geduld te tonen. Zo werd ik een voorbeeld voor allen die in Hem geloven en het eeuwige leven zullen ontvangen. 17 Aan de koning der eeuwen, de onvergankelijke, onzichtbare en enige God, zij de eer en glorie tot in alle eeuwigheid. Amen. 18 Timoteüs, mijn kind, ik vertrouw je deze opdracht toe op grond van de profetische woorden die destijds over jou zijn uitgesproken. Laten die je tot steun zijn in de goede strijd die je, 19 toegerust met geloof en een zuiver geweten, moet voeren. Doordat sommigen hun geweten hebben verloochend, heeft hun geloof schipbreuk geleden. 20 Onder hen bevinden zich Hymeneüs en Alexander, die ik aan Satan heb overgeleverd om hun te leren dat ze God niet moeten lasteren. (NBV21)

Mooi is dat Paulus dankt God dat hij de kracht heeft gekregen om God te dienen. Sommigen onder ons denken dat daar niet veel kracht voor nodig is. Moed soms maar over het algemeen val je op je knieën bidt het Onze Vader en roep je nog een paar keer Halleluja en Praise. Maar als je denkt dat Paulus daar extra kracht van God voor nodig had dan heb je het mis. In het Grieks worden hier woorden gebruikt die wijzen op fysieke kracht, Paulus moet een sterke kerel geweest zijn. En dat kan wel kloppen want hij moest voor zichzelf de kost verdienen als riemensnijder. Hij zorgde voor de leren banden die tenten op hun plaats konden houden. Daarnaast ging hij in discussie met Griekse geleerden en Joodse Rabijnen.

Misschien wel het aller moeilijkste leerde hij mensen die in de samenleving gescheiden van elkaar leefden een nieuwe gemeenschap te vormen. Een gemeenschap van slaven en vrijen, van armen en rijken, van mannen en vrouwen, van ouderen en jongeren, van Joden en Heidenen. Wat wij moeten verdedigen tegen haatzaaiers en bangerikken moest hij de mensen aanleren en voorhouden. Bedenk wel dat Paulus van al dat werk voor anderen er zelf niet beter van werd. Hij dankt God voor wat hij mocht doen. In de kerk noemen we dat Genade. Of Paulus wel of niet in de hemel zou komen speelt geen enkele rol. Hij is blij dat hij van God mensen mag helpen in plaats van mensen vervolgen. Van haatzaaier tot vredestichter.

Dat mag Timoteüs van hem overnemen. Liefde en geloof uitstralen die je door de genade van God heb gekregen. Paulus noemt dan twee namen van mensen die door hem in verwarring zijn gebracht wegens Godslastering. Wat ze precies gedaan hebben weten we niet maar we kunnen het wel raden. Paulus laat zien hoe slecht hij heeft gehandeld en dat alleen God de eer moet krijgen van zijn nieuwe leven. Tegengesteld hieraan zijn mensen die zich er op voorstaan toch wel heel er goed te zijn. Die mensen oordelen dan ook vaak over mensen die minder goed achten. Maar het oordelen over mensen komt aan God toe, niet aan ons. Wat aan ons toekomt en de mensen lief te hebben en te laten zien wat er gebeurd als je die liefde van God zelf gaat uitstralen. Dan maak je van haatzaaiers vredestichters. Elke dag weer.

 

Hol gezwets

1 Timoteüs 1:1-11

1 Van Paulus, apostel van Christus Jezus in opdracht van God, onze redder, en van Christus Jezus, onze hoop. 2 Aan Timoteüs, mijn waarachtig kind in het geloof. Genade, barmhartigheid en vrede van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heer! 3 Toen ik naar Macedonië vertrok, heb ik je gevraagd in Efeze te blijven. Je moet voorkomen dat bepaalde mensen daar een afwijkende leer onderwijzen 4 en zich verdiepen in verzinsels en eindeloze geslachtsregisters. Die leiden meer tot speculaties dan tot de vervulling van de taak die God met het geloof gegeven heeft. 5 Het doel van je opdracht is de liefde die voortkomt uit een rein hart, een zuiver geweten en een oprecht geloof. 6 Sommigen hebben zich daarvan afgewend en zijn vervallen tot hol gezwets. 7 Zij willen de wet van God onderwijzen, maar weten niet wat ze zeggen en begrijpen niets van wat ze zo stellig beweren. 8 Wij daarentegen weten dat de wet goed is als hij op de juiste wijze gebruikt wordt. 9 We weten ook dat de wet er niet is voor de rechtvaardige, maar voor wie zich aan wet of gezag niet stoort, voor goddelozen en zondaars, die alles wat heilig is verachten en ontwijden, die hun eigen vader of moeder doden, voor moordenaars, 10 ontuchtplegers, mannen die andere mannen misbruiken, slavenhandelaars, leugenaars en plegers van meineed. De wet is er voor alles wat indruist tegen de heilzame leer, 11 die in overeenstemming is met het evangelie dat mij is toevertrouwd, het evangelie over de majesteit van de gelukzalige God. (NBV21)

We beginnen vandaag te lezen in de eerste brief aan Timoteüs. “Hoezo?” zegt u misschien. Wat moeten we met de correspondentie tussen twee gemeentestichters uit de eerste eeuw van onze jaartelling. De brief is belangrijk voor iedereen geworden door de opdracht die die Timoteüs krijgt namelijk dat er een afwijkende leer wordt onderwezen en dat mensen zich verdiepen in verzinsels en eindeloze geslachtsregisters. De leer die Paulus had gebracht ging om liefde uit een rein hart, geen voor wat hoort wat liefde, een zuiver geweten, geen liefde om er zelf van te profiteren en een oprecht geloof, een vast vertrouwen dat de liefde alles overwint.

Paulus kennen we wel, een theoloog uit Tarzus die in Jeruzalem had gestudeerd en nadat hij de volgelingen van Jezus had vervolgd bekeerd werd en na nog een paar jaar studie op reis was gegaan om overal gemeenten te stichten die de leer van Jezus van Nazareth zouden volgen. Maar wie was die Timoteüs dan. We komen hem in het boek Handelingen tegen als een zeer jonge puber uit een gemengd gezin. Ze maakten kennis met Paulus toen die in Lystra was. Moeder was Joods en vader was Grieks. Hij was niet besneden maar volgde het geloof van zijn moeder. Hij hoorde dus eigenlijk bij geen van beiden, geen Jood want onbesneden, geen Griek want geen aanhanger van de Griekse goden. Hij was met Paulus op reis gegaan om hem te helpen bij het stichten van gemeenten. Volgens de brief die we lezen had Paulus hem in Efeze achtergelaten om te blijven zorgen voor de gemeenten.

Wat is dan die afwijkende leer met fabels en geslachtsregisters. Ook die kennen we uit de geschiedenis. Het Christendom gaan over de liefde tot de naaste, over de vraag hoe de samenleving zo in te richten dat er geen armoede is, dat alle mensen tot hun recht komen en iedereen in vrede kan meedoen met de samenleving. De afwijkende leer is dat het om je zelf gaat. Er is een geheime leer die zegt dat een mens een zogenaamde geestelijke reis aflegt om zich uiteindelijk te verenigen met het Goddelijke en er is een zogenaamde bevindelijke leer die je wijs maakt dat je er bent als je er van overtuigd bent een kind van God te zijn omdat God je dat in je hart had laten weten. Beide stromingen laten de liefde voor de naaste in de samenleving buiten beschouwing. Hoewel de beweging van de Weg een zeer politieke beweging was die de hele samenleving wilde hervormen is voor bevindelijken en gnostici politiek taboe. Voor gelovigen in Jezus van Nazaret, volgelingen van Paulus gaat het om een strijd met je zelf de ogen en oren open te houden voor de stemlozen, de mensen langs de kant, de verdrukten en ontrechten. Elke dag en elk moment opnieuw.

Onderwijs

Psalm 119:25-32

25 Mijn ziel ligt neergedrukt in het stof, laat mij leven zoals U hebt beloofd. 26 Leg ik U mijn wegen voor, dan antwoordt U. Onderwijs mij in uw wetten. 27 Leer mij de weg van uw regels begrijpen, en ik zal uw wonderen overdenken. 28 Mijn ziel schreit van verdriet, richt mij op zoals U hebt beloofd. 29 Houd mij ver van bedrieglijke wegen en leer mij genadig uw wet. 30 Ik heb de betrouwbare weg gekozen, met uw voorschriften voor ogen. 31 Ik druk uw richtlijnen aan mijn hart, HEER, maak mij niet beschaamd. 32 Ik zal voortgaan op de weg van uw geboden, want U geeft mij ruimte. (NBV21)

Ruim 4000 bladzijden hebben we inmiddels geschreven in ons avontuur met de Nieuwe Bijbelvertaling op basis van het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap. Op Hemelvaartsdag 2005 zijn we er mee begonnen. De vraag die we ons aan het begin stelden was of het waar was dat de Bijbel ging over de manier waarop mensen en volken van elkaar konden houden, vrede konden bewaren en de armen bevrijden van de plaag van de armoede. Nu, na ruim 4000 stukjes uit de Bijbel verder, kunnen we vaststellen dat het daar dag in dag uit over gaat. Het gebod je naaste lief te hebben als je zelf, omdat het vervullen van dat gebod nu eenmaal God liefhebben is, staat op bijna elke regel van de Bijbel. Ook vandaag in deze 8 verzen uit Psalm 119 gaat het daar weer over. Natuurlijk, er is namaak, als het gaat over het begrijpen van de Bijbel. Er zijn zelfs zogenaamde predikers of priesters, evangelisten ook soms, die beweren dat de boodschap van de Bijbel niets te maken heeft met de bevrijding van de armen.

Of die beweren dat die bevrijding na hun dood pas komt en dat ze zich in dit leven moeten neerleggen bij het juk van armoede. Of zelfs dat de armoede waar ze onder lijden een straf van God is voor hun zonde. Godslasterlijke namaak is het, bedriegelijke wegen zijn het waar je je ver van moet houden. Het Evangelie, de blijde boodschap waar Jezus van Nazareth ons mee op pad stuurde is juist de bevrijding van de armen. Nergens spreekt de Bijbel er over dat de bevrijding pas na de dood van mensen komt, nee de Bijbel kiest voor het leven en die bevrijding is in dit leven mogelijk. Het is dan ook niet de zonde van de armen die ze gevangen houdt, het is de zonde van de rijken die niet willen delen, die akker aan akker voegen en de weduwen en wees ook dat afpakken wat hen nog rest, die zonde is het die de armen arm houdt en waarvan ze bevrijdt moeten worden. Je kunt verdrietig worden zoals de psalmdichter zegt van zoveel onbegrip.

De weg van de bevrijding van de armen is een betrouwbare weg. Mensen van de Weg noemden de eerste Christenen zich. Zij kozen de Weg van Jezus van Nazareth. Niet met geweld maar met liefde zou de hele wereld veroverd moeten worden. Onvoorwaardelijke liefde voor de minsten, als het moest zelfs voor de vijanden, zou elke macht op aarde uiteindelijk overwinnen. Er is uiteindelijk maar één Heer, onze God, en die doet elke heerser en machthebber verbleken. Niemand hoef je te gehoorzamen dan die Ene, en zijn bevel is de naaste lief te hebben als jezelf. Elk ogenblik mag je daar weer opnieuw mee beginnen. Duizend keer op een dag desnoods. Genade noemen Christenen dat graag, omdat het verhaal altijd door gaat, dus gaan we nog even door met hier er over te schrijven. Want die Weg mogen we elke dag opnieuw gaan, ook vandaag weer.

Gloeiende kolen

Spreuken 25:21-28

21 Als je vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. 22 Dan stapel je gloeiende kolen op zijn hoofd, en de HEER zal je belonen. 23 Zoals de noordenwind een striemende regen brengt, zo brengt geroddel woedende blikken. 24 Je kunt beter op een hoek van het dak wonen dan in één huis met een vrouw die ruzie zoekt. 25 Een goed bericht uit een ver land is als koel water voor een dorstige keel. 26 Een rechtvaardige die een goddeloze niet weerstaat, is als een troebele bron, een vergiftigde put. 27 Overmatig honing eten is niet goed, overmatig eer zoeken al evenmin. 28 Iemand zonder zelfbeheersing is als een stad waarvan de muur is geslecht. (NBV21)

Heb je vijanden lief. Waar hebben we dat meer gehoord. Vijanden zouden zich moeten generen als ze zulke aardige zorgzame tegenstanders ontmoeten. Mensen die voor je willen zorgen wil toch niet bestrijden. Het juiste woord op de juiste tijd daar gaat het om. Wat slecht is moet genoemd worden en kan niet ongestraft blijven maar of het slecht is kan pas vastgesteld worden na zorgvuldig onderzoek en dient niet overhaast en ondoordacht geroepen te worden. Als je wilt dat een ander zich anders gedraagt dan zijn er vaak betere wegen dan een rechtszaak te beginnen. Maar mannen denken nu eenmaal graag dat ze van nature de baas zijn en als een vrouw zich daartegen verzet blijkt vanzelf dat vrouwen net zo sterk, en net zo zwak, zijn als mannen. Van die bazige mannen blijft dan weinig over, een hoek van het dak. Blijf ook niet met oogkleppen op in je eigen kleine wereldje kijken. Let is op hoe men elders problemen ook echt oplost. Een wijze vermaning is dan een begin, laten merken en gewoon vertellen hoe slecht het gedrag van een ander is kan een vervolg zijn.

Maar kijk uit, waarschuw niet zonder het waar te kunnen maken. Verval niet in de dreiging van de regenbui die uitblijft, je woorden worden krachteloos. Schelden, steeds grotere woorden gebruiken zonder vervolg heeft dus geen zin. Het blijven lessen uit het spreukenboek die we elke dag wel kunnen gebruiken. Laat ze daarom vandaag goed tot je doordringen en draag ze uit. Kalme woorden immers breken krachtige tegenstand, ook vandaag nog. De onderwijzingen uit dit gedeelte van het boek Spreuken zijn nog altijd van toepassing te brengen op de gang van zaken in een rechtszaak. Aanvankelijk zijn ze bestemd voor de koning, dan voor alle rechters in zijn dienst, maar dan ook voor aanklagers, eisers en gedaagden. Ze geven weer hoe mensen met elkaar om zouden moeten gaan als ze elkaar recht willen doen. Nauwkeurig onderzoek, eerlijk overleg, luisteren naar elkaar en redeneren op basis van zuivere argumenten zijn zaken die in het menselijk verkeer altijd moeten voorkomen.

En misschien het besef dat die zaken wel voor de hand liggen maar al te vaak niet gebeuren. We leven immers in een tijd waarin veel mensen vinden dat ze altijd gelijk hebben. Zij hebben gelijk als een dokter of een ambulancebroeder een zieke of gewonde onderzoekt. Doet die hulpverlener het in hun ogen niet goed dan kunnen ze op luide toon en onder verwensingen en bedreigingen hun gelijk eisen. Ook als de politie het intermenselijk verkeer in goede banen probeert te leiden en mensen aanspreekt op het overtreden van regels, daar zelfs bekeuringen voor wil uitschrijven dan staan mensen op hun eigen gelijk en verdwijnt soms elke vorm van zelfbeheersing. De overheid doet dan een beroep op ons als publiek om te helpen. Het gaat er dan niet om jezelf in gevaar te brengen maar de onderwijzingen uit dit gedeelte van het boek Spreuken in praktijk te brengen. Rustig na gaan wat er aan de hand is, alle partijen aan het woord laten en zorgen dat ieder tot zijn of haar recht komt. Dan komt er echt een betere samenleving, die kan dus vandaag nog beginnen.

Kalme woorden

Spreuken 25:11-20

11 Het juiste woord op de juiste tijd is als een gouden appel op een zilveren schaal. 12 Een wijze vermaning voor een luisterend oor is als een gouden ring, een sieraad van het zuiverste goud. 13 Een betrouwbare bode is voor zijn opdrachtgever als een koele dronk tijdens de oogst: hij beurt hem op. 14 Wie wil imponeren met geschenken zonder waarde is als wind en wolken zonder regen. 15 Een heerser laat zich overtuigen door geduld, kalme woorden breken krachtige tegenstand. 16 Als je honing hebt gevonden, ga je dan niet te buiten, anders raakt je maag te vol en moet je braken. 17 Bezoek een vriend alleen zo nu en dan, anders word je hem te veel en gaat hij je haten. 18 Wie een vals getuigenis tegen een ander aflegt is als een bijl, een zwaard, een scherpe pijl. 19 Vertrouwen op een onbetrouwbaar mens in tijden van nood is als eten met een rottend gebit, lopen met een verzwikte enkel. 20 Een vrolijk lied zingen voor iemand die treurt is als je ontkleden op een koude dag, of azijn gieten op soda. (NBV21)

Als je wilt dat een ander zich anders gedraagt dan zijn er vaak betere wegen dan een rechtszaak te beginnen. Een wijze vermaning is een begin, laten merken en gewoon vertellen hoe slecht het gedrag van een ander is kan een vervolg zijn. Maar kijk uit, waarschuw niet zonder het waar te kunnen maken. Verval niet in de dreiging van de regenbui die uitblijft, je woorden worden krachteloos. Schelden, steeds grotere woorden gebruiken zonder vervolg heeft dus geen zin. Het blijven lessen uit het spreukenboek die we elke dag wel kunnen gebruiken. Laat ze daarom vandaag goed tot je doordringen en draag ze uit. Kalme woorden immers breken krachtige tegenstand.

Als je honing eet dan spreek je zoete zaken is een oud gegeven, het is ook een spreekwoord geworden in onze taal. Je moet ook in een rechtszaak dus niet al te zoetsappig staan te praten dan krijg je pijn in je buik, ofwel het zal zich tegen je keren. Slijmen noemen we dat tegenwoordig en een slijmerd neemt de mensen niet voor zich in maar tegen zich in. Zoiets geldt ook voor vrienden die je in je zaak nodig kan hebben. Als je ze over de vloer loopt, te veel op bezoek komt, dan krijgen ze een hekel aan je. Zoek je karaktergetuigen dan keert die vriendschap zich tegen je. Nu dat van die onbetrouwbare mensen spreekt vanzelf, maar je vrolijk maken over droevige of ernstige zaken doet de rechter rillingen over zijn rug lopen. Proef maar eens een frisdrank die aangevuld is met azijn.

Het lijkt er soms op of de teksten uit het boek Spreuken een losse opsomming van spreekwoorden zijn. Net als “Het grote spreekwoordenboek der Nederlandse Taal”, een boek overigens waarin veel teksten uit het boek Spreuken zijn terug te vinden. Maar zo onsamenhangend als het op het eerste gezicht lijkt zijn de teksten niet. We zijn gisteren in dit hoofdstuk begonnen en lazen toen dat het ook over de rechtspraak gaat. Hoe schep je een klimaat waarin je eerlijk en rechtvaardig overkomt. Dat is dus door je zelf niet op te dringen en op de voorgrond te zetten maar door altijd de waarheid op de voorgrond te zetten en eerlijk te vertellen hoe jij de zaken uit je leven ziet. Wijze lessen ook voor vandaag.

Een rechtsgeding

Spreuken 25:1-10

1 Hier volgen andere spreuken van Salomo, die de dienaren van koning Hizkia van Juda hebben gekopieerd. 2 Eer aan God, omdat Hij dingen verbergt, eer aan de koning, omdat hij dingen doorziet. 3 Zo peilloos hoog als de hemel, zo peilloos diep als de aarde, zo peilloos is het hart van een koning. 4 Als het zilver van onzuiverheden is ontdaan, maakt de edelsmid een prachtige vaas. 5 Als de koning zich ontdoet van goddelozen, schraagt gerechtigheid zijn troon. 6 Gedraag je niet aanmatigend in aanwezigheid van de koning, ga niet op de plaats van een voornaam persoon staan. 7 Het is beter dat de koning je naar voren roept dan dat hij je plaats laat maken voor een edelman. Als je denkt dat iemand iets misdaan heeft, 8 sleep hem dan niet overijld voor het gerecht. Wat zou je moeten doen als hij je te schande maakt? 9 Als je een rechtsgeding met iemand hebt, breng dan niet te berde wat jou in vertrouwen is verteld. 10 Als men daarvan hoort, word jij te schande gemaakt en breng je jezelf in opspraak. (NBV21)

Vandaag beginnen we te lezen in een verzameling spreuken zoals die verzameld zijn tijdens de regering van Koning Hizkia. Ze worden toegeschreven aan Koning Salomo omdat volgens de overlevering Koning Salomo nu eenmaal de meest wijze Koning van Israël is geweest. Waarom? Omdat onder deze koning geen oorlog werd gevoerd. Daarom werd Israël onder zijn regering rijk, kon er onder zijn regering een Tempel in Jeruzalem worden gebouwd, kwamen onder de regering van Salomo koningen en geleerden uit alle delen van de wereld naar Jeruzalem. Spreuken uit de tijd van Koning Salomo hadden dan ook een bijzondere betekenis. De verzameling waar we vandaag in beginnen te lezen bestaat eigenlijk uit onderwijzingen. Hoe gedraag je je als volgeling van de God van Israël.

Wat moet je dan doen en wat wordt er van je verwacht. Onder Koning Hizkia was het hard nodig om dat opnieuw te leren. Het volk was afgedwaald van de leer van de God van Israël.  Er werden vreemde goden gediend, vooral vruchtbaarheidsgoden. Maar toen Hizkia op 25 jarige leeftijd koning van Israël werd hervormde hij de godsdienst van het land. Hij verwijderde de offerplaatsen, verbrijzelde de gewijde stenen, haalde de Asjerapalen omver en sloeg de koperen slang die Mozes gemaakt had in stukken omdat de Israëlieten de gewoonte hadden voor deze slang wierook te branden.  Terug naar de leer van heb uw naaste lief als uzelf. Naar een regering van recht en gerechtigheid.

En over dat recht en die gerechtigheid gaat het om te beginnen vandaag. De Koning was de hoogste rechter en die wordt hier als voorbeeld gesteld. Alle rechters worden geacht op te treden zoals de Koning. In de eerste plaats vraagt een rechtvaardige rechtspraak zorgvuldig onderzoek. Zelfs in onze dagen blijkt nog wel eens dat ondanks de schijn van zorgvuldig onderzoek er sprake kan zijn van ernstige dwalingen. De eerste verzen zeggen dan ook dat een rechter eigenlijk niet genoeg onderzocht kan hebben om tot een oordeel te komen. En wil je dan iets in te brengen hebben gedraag je dan bescheiden. Dat is een advies aan mensen die iets in willen brengen maar ook aan rechters. Zij moeten dus niet afgaan op mensen die zichzelf geweldig belangrijk en geleerd vinden, die zelf op de plaats van een voornaam persoon gaan staan.

Ik ben een vreemdeling

Psalm 119:17-24

17 Zie om naar uw dienaar-dan zal ik leven en mij houden aan uw woord. 18 Neem de sluier van mijn ogen-dan zal ik zien hoe wonderlijk mooi uw wet is. 19 Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij. 20 Mijn ziel kwijnt weg van verlangen naar uw voorschriften, dag en nacht. 21 U zult de hoogmoedigen straffen, de vervloekten, die afdwalen van uw geboden. 22 Neem spot en verachting van mij weg, want ik heb uw richtlijnen gevolgd. 23 Al spannen machtigen tegen mij samen, uw dienaar blijft uw wetten overdenken. 24 Uw richtlijnen verheugen mij, ze geven mij goede raad. (NBV21)

Als je jezelf een vreemdeling bent dan hoedt je je er wel voor om anderen het recht te ontzeggen samen met jou op aarde te wonen. Wie goed kijkt naar deze Psalm zal ontdekken dat de dichter alle mensen vreemdelingen vindt. Iedereen zal welbewust op deze aarde een eigen weg moeten kiezen. Het is daarbij maar te hopen dat iedereen de weg kiest van vrede en gerechtigheid. Het is te hopen dat iedereen de weg kiest van delen met elkaar, want alleen door onvoorwaardelijk met elkaar te delen zullen we allemaal samen op de aarde kunnen wonen. Dat is de Wet van de Liefde, de Wet van delen met elkaar, de Wet waarover deze Psalm gaat. Nu zijn er mensen die anderen tot vreemdeling hebben verklaard. Zij sluiten anderen uit van hun leven, willen geen kennis maken laat staan met de anderen delen. Dat is dus niet de Joods-Christelijke-Humanistische traditie waarin ons volk staat.

De gedachte aan een land met gewetens- en godsdienstvrijheid voor iedereen stoelt op het grote geschrift van Willem van Oranje, de vader des vaderlands, de Apologie. Het is de grondslag geweest waarop de onafhankelijkheid van ons land werd gevestigd. We herdachten 200 jaar Koninkrijk, maar ons land is als onafhankelijk vrij land al een paar eeuwen ouder. Het werd uiteindelijk een republiek onder bestuur van de rijksten en de machtigsten in de samenleving. Dat kon een aantal eeuwen goed gaan omdat de morele invloed van Kerken groot was. Maar uiteindelijk werd de verleiding van het eigen gewin, het eigen aanzien te groot en de kring waar binnen de inkomsten van de staat werden verdeeld werd te klein. Ons land werd ingelijfd door wereldmachten, zoals ook Israël ooit werd ingelijfd door Wereldmachten. In de Bijbel wordt hier voortdurend tegen gewaarschuwd, alleen delen met de minsten, alleen zorg voor de armsten kan je hiervoor behoeden.

Dat je zelf vreemdeling in dit land bent, zoals de Psalm zegt, betekent niet dat je je hier niet thuis hoeft te voelen. Het betekent dat je andere vreemdelingen niet uitsluit, niet buitensluit van de samenleving die je op dit moment aan het vormen bent. In de Wetten van Mozes staat dat je de vreemdeling, en de weduwe en de wees, niet mag uitbuiten. Ook de vreemdeling heeft recht op de Sabbat, de ene dag in de week waarop alles rust en iedereen echt bevrijd is van de slavernij van werken en consumeren. De manier waarop je samenleving omgaat is een teken van hoe Christelijk je samenleving eigenlijk is. Als je voortdurend vreemdelingen apart zet en benadrukt welke ongerechtigheden door vreemdelingen worden veroorzaakt, zonder overigens naar je eigen ongerechtigheden te kijken, dat schep je een samenleving die niet samen weet te leven. Als je de vreemdeling behandelt zoals je zelf behandelt zou willen worden dan begin je op weg te gaan naar het land waar we allemaal eigenlijk thuishoren, het Koninkrijk van God, waar de dood niet meer heerst en iedereen thuishoort. Die weg mogen we elke dag opnieuw in slaan, ook vandaag weer.

Eerst je akker

Spreuken 24:23-34

23 Ook deze spreuken zijn afkomstig van de wijzen. Een partijdig oordeel in een rechtszaak is verkeerd. 24 Wie een schuldige onschuldig verklaart wordt door alle volken verwenst, wordt door alle naties vervloekt. 25 Wie de schuldigen veroordeelt zal het goed gaan, hij wordt rijkelijk gezegend. 26 Wie een eerlijk antwoord geeft is als iemand die een kus op je lippen drukt. 27 Doe eerst je erk op het land, maak eerst je akker gereed, bouw daarna pas je huis. 28 Leg over een ander geen vals getuigenis af, waarom zou je liegen? 29 Zeg niet: ‘Wat hij mij heeft aangedaan, doe ik hem aan. Ik betaal hem met gelijke munt.’ 30 Ik liep over het veld van een luiaard, door de wijngaard van een dwaas. 31 Alles was overwoekerd door onkruid, zijn hele terrein was met distels bedekt, de muur lag in puin. 32 Ik zag het, en nam het ter harte, ik nam het in mij op, en trok er lering uit. 33 Nog even dan? Nog even slapen, nog een beetje rusten, een ogenblik nog blijven liggen? 34 Armoede overvalt je als een struikrover, als een bandiet slaat gebrek je neer. (NBV21)

De spreuken die we vandaag lezen lijken weer eens als los zand aan elkaar te hangen. Zelfs onze discussie over de woningmarkt lijkt ter sprake te komen. Maar er zou een opschrift boven dit Bijbelgedeelte kunnen staan dat ze allemaal onder één noemer stelt. Dat opschrift zou kunnen zijn: “Doe wat recht is”. Uit de Bijbelverhalen kennen we wel de uitdrukking dat mensen en vooral Koningen niet doen “wat recht is in de ogen des Heren”. En dat wordt daar dan veroordeeld en er worden verhalen verteld over hoe slecht het kan aflopen met mensen en vooral Koningen die niet doen wat recht is in de ogen des Heren. Maar in het gedeelte van vandaag gaat het niet over die anderen, niet over hen die ons ten voorbeeld worden gesteld, maar over onszelf. Wij zelf moeten doen wat recht is. Daartoe worden we opgeroepen door de mensen die het leven volgens de richtlijnen van de God van Israël voorop hebben gesteld, de wijzen.

Soms lijkt het of er open deuren worden ingetrapt, natuurlijk zijn partijdige oordelen verkeerd, zeker in een rechtszaak. Maar we beseffen vaak niet dat fouten in het rechtssysteem gevolgen kunnen hebben voor mensen tot in alle uithoeken van de wereld. Misdrijven komen overal voor en als je te gemakkelijk veroordeeld of vrijgesproken kan worden dan verziekt het rechtsklimaat in de hele wereld, verdachten kunnen jouw rechtspraak dan overal als voorbeeld ter hun verdediging aanvoeren. Nee, schuldig is schuldig en dat zou het voorbeeld moeten zijn voor iedereen die rechtspreekt. Uit een eerlijk antwoord op de schuldvraag spreekt liefde voor de mensen, zoals uit een kus op je lippen de liefde spreekt. Zo past ook die oproep om eerst je werk op het land te doen en dan pas een huis te bouwen in dit rijtje. Iedereen moet werken voor brood en huisvesting, daar moet je dus eerst voor zorgen. Ons systeem van tophypotheken die ook nog aflossingsvrij zijn wordt veroordeeld. Zorg eerst maar voor de basis in je bestaan, een inkomen, je akker.

Het boek Spreuken kent ook humor. Je snapt natuurlijk dat de dwaas het slecht zal vergaan als die zich als luiaard gedraagt, ook hier gaat er om het rechte te doen. Onkruid en distels, een muur van puin wijzen nu niet direct op een overvloedige oogst voor de wijngaard. Een mentaliteit van nog even slapen, rusten en blijven liggen helpt ook al niet om op tijd de oogst binnen te halen en te zorgen dat alles voor een goede oogst in orde is. Die struikrover zie je dus al van verre aankomen, die bandiet heb je zelfs vrolijk begroet voor die je kon neerslaan. Er is wat dat betreft geen verrassing voor mensen die door luiheid en dwaasheid zelf in de problemen komen. Maar in plaats van ze te veroordelen worden ze gebruikt om er van te leren zegt de Spreuken. Daarom moet je ook geen valse getuigenis uitspreken, wat slecht is moet als slecht benoemd worden en wat goed is als goed. Het gaat er om het rechte te doen. Zorgen voor jezelf en te delen met de naaste die het delen zo nodig heeft. Gelukkig mogen we daar elke dag opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.

 

Zoete honing

Spreuken 24:13-22

13 Mijn zoon, eet honing, dat is goed voor je, zoete honing streelt de tong. 14 Zie wijsheid als de honing voor je leven. Als je wijsheid vindt, heb je een toekomst, je hoop gaat niet verloren. 15 Jij, goddeloze, belaag niet het huis van een rechtvaardige, verwoest zijn woning niet. 16 Een rechtvaardige komt zevenmaal ten val, maar telkens staat hij op. Een goddeloze struikelt or zijn slechte daden, en komt voorgoed ten val. 17 Verheug je niet over de val van je vijand, juich niet als hij ten onder gaat. 18 Want de HEER ziet het en keurt het af, en zal zijn woede van je vijand afwenden. 19 Wind je niet op over slechte mensen, wees niet jaloers op goddelozen. 20 Want wie kwaad doet, heeft geen toekomst, de lamp van goddelozen wordt gedoofd. 21 Mijn zoon, heb ontzag voor de HEER en de koning, ga niet om met wie zich tegen hen verzetten. 22 Zij gaan plotseling ten
onder, en wie weet hoe zwaar die twee hen zullen treffen? (NBV21)

Het boek Spreuken kent bij uitstek een aantal treffende uitspraken die je bij blijven. Een groot aantal er van zijn dan ook als spreekwoorden in onze taal terechtgekomen en zo vaak gebruikt dat ze versleten zijn en niemand meer de echte betekenis er van kent. Dat is ook zo met de uitspraken over zoete honing. De planteneters onder ons zullen direct de uitspraak beamen maar het gaat er hier niet om dat de Bijbel het vegetarisme of het veganisme bevorderen wil maar het boek Spreuken wil graag wijzen op het paradijselijke van het land dat overvloeit van melk en honing. Die honing is dan de wijsheid van de inwoners van dat land, een wijsheid die begint met het volgen van de richtlijnen van de God van Israël. Richtlijnen die zich laten samenvatten in het heb uw naaste lief als uzelf. Met die wijsheid krijg je toekomst, met die wijsheid heb je hoop op een goed leven voor iedereen.

Het volgen van die richtlijn betekent dat je rechtvaardig wordt. Je laat iedereen tot zijn of haar recht komen. Je verkracht het recht niet om je eigen principes, opvattingen of belangen te rechtvaardigen. Verkrachting is een groot onrecht en tegen dat onrecht komt de Bijbel op. Het spreukenboek wemelt dan ook van de waarschuwingen aan de goddelozen. Die zullen de woningen van de rechtvaardigen wel even verwoesten, maar rechtvaardigen veren weer op, zij hebben immers de hoop die de wijsheid geeft, aan de goddeloosheid zal eens een einde komen. Goddelozen hebben die hoop niet, voor hen is en blijft de wereld een slagveld en wie verliest blijft een verliezer. Zo ligt het niet voor de rechtvaardige, als je mensen tot hun recht laat komen kunnen ze met opgeheven hoofd weer verder. De wereld is voor hen geen slagveld maar een plaats van liefde en gerechtigheid, een land dat overvloeit van melk en honing.

Daarom verheugen we ons ook niet over de val van een vijand, het is en blijft een mens, een broeder of zuster van ons allen en als het met broeders en zusters niet goed afloopt is dat altijd te betreuren. Er is een Joods verhaal dat vertelt dat God in de hemel het gejubel van engelen onderbrak toen het leger van de Farao verdronk in de Schelfzee. Het leger had beter moeten weten en hun dood was te betreuren. Kwaadaardige mensen en goddelozen zijn dan ook niet te benijden. Ze moeten dag en nacht bewaakt worden tegen het kwaad dat ze zelf oproepen. Een toekomst hebben ze niet want uiteindelijk zal iedereen zich van hen afwenden. Daarom klinkt de oproep om ontzag te hebben voor de God van Israël, feitelijk de enige koning die erkenning verdient, want de God van Israël blijft rechtvaardig en trouw aan zijn liefde. De oproep de naaste lief te hebben en mensen tot hun recht te laten komen komt van die God. Wij mogen dankbaar zijn iedere morgen weer aan die roep gevolg te kunnen geven, ook vandaag weer.

‘We wisten het niet’

Spreuken 24:1-12

1 Wees niet jaloers op boosaardige mensen, zoek hun gezelschap niet, 2 want ze hebben kwaad in de zin en stichten onheil met hun mond. 3 Door wijsheid wordt een huis gebouwd, door inzicht houdt het stand, 4 door kennis worden de kamers gevuld met rijke en kostbare schatten. 5 Alleen een wijze heeft kracht, inzicht maakt hem sterker. 6 Wie met beleid een oorlog voert zegeviert dankzij een keur van raadgevers. 7 Voor een dwaas is wijsheid onbereikbaar, als de oudsten in de poort bijeen zijn, weet hij niets te zeggen. 8 Wie altijd kwaad in de zin heeft wordt een konkelaar genoemd. 9 Het wangedrag van een dwaas is zondig, een spotter wordt door iedereen verafschuwd. 10 Als je in tijden van nood de moed verliest, hoe gering is dan je kracht. 11 Bevrijd hen die ter dood veroordeeld zijn, doe alles om hun leven te redden. 12 Zeg niet: ‘We wisten het niet,’ want Hij die de harten doorgrondt, het innerlijk doorziet, weet of je de waarheid spreekt. Hij vergeldt elk mens naar zijn daden. (NBV21)

Je zou bijna zeggen dat het eerste vers uit het gedeelte van het boek Spreuken dat we vandaag lezen bestemd is voor onze politici, je moet niet jaloers worden op slechte mensen en met hen gaan samenspannen. Politieke Partijen waar je echt afstand van wil nemen, waarvan je het optreden en de voornaamste voorstellen echt slecht vindt die moet je dus mijden, daar moet je je zelfs niet door laten gedogen. Je wordt er op één hoop mee gegooid. Je moet er dus ook niet op stemmen omdat je boos bent op de gevestigde andere partijen hoewel je het eigenlijk met die kwade partij niet helemaal eens bent, je maakt het kwade tot een fatsoenlijk gebeuren en helpt dus het kwade tot stand te brengen. Die partijen hebben kwaad in de zin en spreken onheilspellende woorden. Het staat er gewoon zo dat je kunt zeggen dat wie de schoen past deze schoen dan ook maar moet aantrekken.

De wijsheid waar het boek Spreuken over spreekt is iets anders dan wij er doorgaans onder verstaan. Bij ons is wijsheid goed doordacht en weloverwogen beslissingen nemen, liefst op basis van rationele argumenten en vooraf onderzochte en vastgestelde feiten. Dat soort wijsheid wordt door de Bijbel niet verworpen, integendeel. Ook in het gedeelte dat we vandaag lezen worden kennis en beleid bij het nemen van beslissingen van harte aanbevolen. Maar toch blijft het daar niet bij. Bij het lezen van het boek Spreuken moet je steeds het begin van het boek in gedachten nemen. Het begin van alle wijsheid is de vreze des Heren stond er in de Statenvertaling. Dat betekent dat de manier waarop de God van Israël naar de mensen kijkt en wil dat mensen met elkaar omgaan het eerste uitgangspunt moet zijn bij je beslissingen.

Als je dat niet doet dan ben je een dwaas. Waar gaat het dan om? Dat je van alle mensen houdt. Dat je je beslissingen afstemt op wat er gebeurd met de minsten. Het gaat er dan ook niet om je daden mooi te verwoorden, of keurig in te kleden, of vroom Christelijk te noemen of de naam van de God van Israël er bij aan te roepen. Het gaat er om wat er met anderen gebeurd. In dit gedeelte worden de ter dood veroordeelden als getuigen aangeroepen. Die moeten bevrijd worden. Ook hun leven heeft waarde, ook zij zijn onze broeders en zusters ook al moeten wij en moet onze wereld tegen hen in bescherming genomen worden, ze zijn en blijven kinderen van God. En zeg niet dat je het niet wist. Uit je daden spreekt wat je in je hart met je meedraagt. Gelukkig dat we elke dag opnieuw voor het leven mogen kiezen, ons mogen inzetten voor de minsten in de samenleving, ook vandaag weer.