Mijn hulpgeroep

Psalm 39

1 Voor de koorleider. Voor Jedutun. Een psalm van David. (39:2) Ik had mij voorgehouden: Ik moet mij beheersen en mijn tong voor zonde behoeden, mijn mond met een muilband bedwingen te midden van mensen zonder God of gebod. 3 En ik zei dan ook niets, geen woord, ik zweeg en vond geen verlichting, ik voelde steeds heviger pijn. 4 Het brandde in mijn binnenste, bij mijn zuchten laaide een vuur op en mijn tong begon te spreken: 5 ‘Geef mij weet van mijn einde, HEER, van de maat van mijn levensdagen, laat mij weten hoe vergankelijk ik ben. 6 U maakte mijn dagen een handbreed lang, mijn levensduur is niets in uw ogen, niet meer dan lucht is het bestaan van een mens, sela 7 niet meer dan een schaduw zijn levenspad, niet meer dan lucht wat hij rusteloos najaagt, hij vergaart en weet niet wie het toevalt.’ 8 Wat heb ik dan te verwachten, Heer? Mijn hoop is alleen op U gevestigd. 9 Bevrijd mij van al mijn zonden, bespaar mij de hoon van dwazen. 10 Ik zei niets, opende mijn mond niet, want U was het die mij dit alles aandeed. 11 Houd op mij nog langer te kwellen, ik bezwijk onder de slagen van uw hand. 12 U kastijdt de mens als straf voor zijn zonde, U tast zijn schatten aan zoals een mot een kleed, niet meer dan lucht is een mens. sela 13 Hoor mijn gebed, HEER, luister naar mijn hulpgeroep, wees niet doof voor mijn verdriet, want een vreemdeling ben ik, bij U te gast zoals ook mijn voorouders waren. 14 Wend uw straffende blik van mij af, dan beleef ik nog vreugde voordat ik heenga en niet meer ben. (NBV21)

Het zal veel mensen tegenwoordig niet onbekend voorkomen. Je ziet al het streven van de mensen in je omgeving, sparen voor nieuwe elektronica, studeren voor promotie, op jacht naar nieuw genot, weer een abonnement op een film en serie aanbieder en je vraagt je af, wat voor zin heeft het. Worden al die TV films niet steeds opnieuw gemaakt? Zijn al die verhalen eigenlijk allemaal niet zo ongeveer hetzelfde maar dan door anderen vertelt? En die sportwedstrijden zijn toch ook altijd met een begin en een eind? Wat is de zin eigenlijk van het leven? Dat moet je niet hardop zeggen want dan krijg je de wind van voren. Alsof je de mensen alle amusement wil afpakken, alsof je de mensen om je heen geen pleziertje meer gunt, alsof natuurfilms en wetenschapsprogramma’s mensen niet onderwijzen en wijzer maken, alsof er niet gedroomd mag worden van avonturen en ondernemingen.

Maar die avonturen worden door de mensen niet beleefd, die ondernemingen niet ondernomen. Uiteindelijk wacht een ieder de dood. En als het leven zelfs niets nieuws brengt dan is het leven zelf al de dood. Je wordt er depressief van, in de Bijbel vragen mensen dan om het tijdstip van hun einde te kennen, al dat streven, al dat jagen en jachten naar genot het is allemaal leegte en lucht, het stelt niets voor. We zijn vreemdelingen op aarde, we zijn hier slechts te gast. Een korte tijd mogen we hier doorbrengen en dan worden we weer tot stof en zijn we vergeten. We doen wel of we belangrijke mensen uit de geschiedenis nog kennen, maar wie heeft Koning Willem I ontmoet? Wie weet waar hij verdriet om had of waar hem een plezier mee kon worden gedaan? We hebben een reeks Koningen en Koninginnen gehad, maar de secretarissen die hun afspraken maakten en zorgden dat we van hen hoorden en ze zagen kennen we niet. Al dat klatergoud uit de afgelopen twee eeuwen is lucht en leegte geweest, hoogstens aanleiding tot het opnieuw verplaatsen van lucht.

Maar helemaal op het eind spreekt de psalmdichter over de voorouders, over de straffende blik van God die afgewend moet worden. Heel langzaam lijkt een herinnering op te komen aan tijden toen het leven nog zin had. Want die voorouders waren ook vreemdelingen en bijwoners. Abraham was een zwervende Arameeër staat er geschreven. Hij verliet huis en haard om achter een God aan te zwerven. Het volk Israël, stamde van hem af maar werd als slavenvolk Egypte uitgejaagd omdat ze kans zagen onder het offer, onder de dood, van de eerstgeborene uit te komen. Diep in de woestijn kreeg dat zootje zwervers richtlijnen voor een menselijke samenleving, ondanks het feit dat ze , o zo menselijk, liever eigengemaakte goden van goud en zilver aanbaden. Die richtlijnen konden samengevat worden als heb uw naaste lief als uzelf en ze gingen geloven dat alleen het houden van dat gebod met alles wat daarbij hoorde zin zou geven aan het leven. Vandaag, in onze dagen is het niet anders. Voor zoekers naar het hogere, naar zin het leven dat het menselijke te boven gaat is nog steeds de Liefde tot de minsten, de liefde tot God, het enige zinnige antwoord. Dat blijft, dat geeft echte vreugde. Elke dag opnieuw, ook vandaag.

Jaloezie en egoïsme

Jakobus 3:13-18

13 Wie van u kan wijs en verstandig genoemd worden? Laat hij het daadwerkelijk bewijzen door een onberispelijk leven en door wijze zachtmoedigheid. 14 Maar als u zich laat beheersen door bittere jaloezie of egoïsme, kunt u beter niet zo hoog van de toren blazen; u zou de waarheid geweld aandoen. 15 Dat soort wijsheid komt niet van boven; ze is aards, ongeestelijk, demonisch. 16 Waar jaloezie en egoïsme heersen, vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij. 17 De wijsheid van boven daarentegen is vóór alles zuiver, en verder vredelievend, mild en meegaand; ze is vol ontferming en brengt niets dan goede vruchten voort, ze is onpartijdig en oprecht. 18 Waar in vrede wordt gezaaid, brengt gerechtigheid haar vruchten voort voor hen die vrede stichten. (NBV21)

Nieuwe en succesvolle bewegingen trekken snel mensen aan die zelf graag op de voorgrond treden en die mee willen profiteren van het succes. Dat was in de dagen van Jacobus zo, toen de jonge Christengemeenten een snelle groei doormaakten, dat is vandaag de dag niet anders. Toch zoeken de meeste mensen naar wijze en verstandige bestuurders, van kerk zowel als van maatschappij. Mensen die het alleen om hun eigen eer te doen is, dus ook snel jaloers zijn als anderen wel naar voren schuiven, die moet je meestal niet hebben. Maar hoe herken je die. Ook dat is een vraag die vandaag de dag niet anders is dan in de dagen van Jacobus. De briefschrijver uit de Bijbel heeft daar een bijzonder antwoord op: zachtmoedigheid.

Dat onberispelijk leven willen we wel geloven. Kopstoten uitdelen, horkerig gedrag, door brievenbussen pissen en hardrijdend een politiecontrole ontwijken zijn geen bewijzen van een onberispelijk leven en maken je niet geschikt voor een positie in een bestuur van land, provincie of gemeente. Maar zachtmoedigheid, je niet snel kwaad laten maken, de vrede zoeken, mensen bij elkaar weten te houden, mensen oproepen en inspireren om het goede te gaan doen, ook al zijn het je tegenstanders. Dat is iets dat in onze dagen niet snel geaccepteerd wordt. Dat zijn toch de theedrinkers die niets ten kwade van een ander willen zeggen?

Dat zijn mensen bij wie het er niet in wil dat een godsdienst die een kwart van het inkomen aan de armen wil besteden een bedreiging zou vormen waartegen je je moet wapenen. Dat verzet tegen zachtmoedigheid en een onberispelijk leven komt niet van boven zegt Jacobus. Dat is aards, ongeestelijk, demonisch. En met ongeestelijk wordt bedoeld dat het niet in de geest van Jezus van Nazareth is. Waar jaloezie en egoïsme heersten vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij. Het is een zin uit de Bijbel die we zo in onze samenleving kunnen plaatsen. Een tegeltjes wijsheid die bij tal van organisaties en besturen boven de voorzitterstafel gehangen kan worden. Daar is sinds de dagen van Jacobus nog helemaal niks aan veranderd.

De tong is een vuur

Jakobus 3:1-12

1 Laten niet velen leraars [willen] zijn, mijn broeders; daar gij weet, dat wij er een des te strenger oordeel om zullen ontvangen. 2 Want wij struikelen allen dikwijls. 5 Als iemand in woorden niet struikelt, is hij een volmaakt man, in staat om ook het hele lichaam in toom te houden. 3 Zie, wij doen de paarden tomen in de monden, opdat zij ons gehoorzamen en wij besturen hun hele lichaam. 4 Zie, ook de schepen, die zo groot zijn en door sterke winden voortgedreven worden, zij worden door een zeer klein roer gestuurd, waarheen de wil van de stuurman het wenst. 5 Zo is ook de tong een klein lid en zij beroemt zich op grote dingen. Zie, een klein vuur, wat een groot bos 1 steekt het in brand. 6 Ook de tong is een vuur, de wereld van ongerechtigheid. Onder onze leden is het de tong, die het hele lichaam bevlekt en de loop van de natuur in brand zet en in vlam gezet wordt door de hel. 7 Want de natuur van alle wilde dieren en vogels, van kruipende dieren en van zeedieren, wordt getemd en is getemd door de menselijke natuur, 8 maar de tong kan geen mens temmen; zij is een niet te bedwingen kwaad, vol dodelijk venijn. 9 Met haar loven wij de Heer en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar Gods gelijkenis gemaakt zijn. 10 Uit dezelfde mond komt zegen en vloek voort. Dit moest niet zo zijn, mijn broeders. 11 Laat ook de bron uit dezelfde ader het zoete en het bittere opwellen? 12 Kan een vijgeboom olijven voortbrengen, mijn broeders, of een wijnstok vijgen? Evenmin kan een zoute [bron] zoet water geven. (NBV21)

Ieder kent wel van die momenten in het leven dat je zou willen dat je je tong had afgebeten. Zo gemakkelijk zeg je wat verkeerds. Zelfs onze strafwet kent bepalingen die je om wat je gezegd hebt voor de rechter kunnen brengen en misschien zelfs in de gevangenis. En dat is maar goed ook. Met dat wat je zegt kun je een ander kwetsen en heel lang pijn bezorgen. We kennen het diplomatiek spreken en vroeger had je ook het parlementair taalgebruik. In die manieren van spreken waren beschuldigingen taboe, iemand aanvallen hoorde er niet bij. Voordat je dus een conclusie uit, een oordeel velt, zul je dus eerst goed moeten nadenken en drie maal moeten afwegen wat je eigenlijk zegt en hoe het aankomt. Het gaat er gelovigen eigenlijk nooit om mensen te veroordelen, laat staan mensen af te schrijven. Het gaat er altijd om onrechtvaardige situaties af te schrijven. Dan kun je wel eens zaken moeten benoemen die hard lijken te klinken. Ook Jacobus doet dat als hij in hoofdstuk 5 spreekt over de mantelpakjes en de strak gesneden pakken van de rijken als van mottenvoer.

Maar het brengt je op het spoor de naaste belangrijker te vinden dan je eigen carrière of wat anderen wel niet van je zouden denken. Zegen en vloek gaan niet samen zegt Jacobus. Mogen we dan niet meer over slechte zaken spreken? Natuurlijk, maar vloek brengt het gesprek tot een einde, met een vervloeking ban je het kwade en daarmee de vervloekte uit, breek je de band die er was door. Met een zegen probeer je er het goede van te laten uitgaan. Met een zegen ben je bezig een kwaad om te keren in het goed. Paulus spreekt dan van het kwade te bestrijden met het goede, vurige kolen op het hoofd stapelen van hen die het kwade bedrijven zodat ze beschaamd staan en het ook het goede gaan doen. In de opstelling in het leven die Jacobus hier kiest en aanbeveelt herkennen we de Geest van Jezus van Nazareth die zelfs hangend aan het kruis nog vroeg om vergeving voor hen die hem dat hadden aangedaan omdat ze niet wisten wat ze deden.

Zonder die Geest kunnen we dat niet en je moet wel heel zeker weten dat die Geest over jou vaardig is voor je het kwaad als kwaad benoemt op een manier dat het zich ten goede zal keren. Daarom zegt Jacobus dat we niet allemaal leraar moeten willen zijn. Als we dan al geraakt worden door wat iemand doet of zegt hebben we vaak niet meer dan te vertellen wat het met onszelf doet, hoe het ons irriteert, kwaad maakt, verdrietig maakt, pijn doet. Je vertelt dan niet iets over de ander maar over jezelf. Wil de ander jou kwaad doen? Dan is het kwade van die ander. Wilde die ander goed doen maar deed die ander dat verkeerd dan kan jouw reactie helpen om het kwade in het goede te veranderen. Maar elke keer opnieuw, elke dag weer, zullen we ons opnieuw moeten beraden hoe iets te zeggen van wat anderen doen. Elke dag opnieuw, ook vandaag weer, zodat we het kwade niet laten bestaan maar het goede dichterbij brengen.

Vertrap wie zilver begeren

Psalm 68:20-36

20 Geprezen zij de Heer, dag aan dag, deze God draagt ons en redt ons. sela 21 Onze God is een reddende God, bij God, de HEER, is bevrijding uit de dood. 22 God verplettert de hoofden van zijn vijanden, de harige schedels van wie met schuld zijn beladen. 23 De Heer zegt: ‘Ik haal jullie vijanden uit Basan, Ik haal ze uit de diepten van de zee: 24 jullie voeten zullen waden in hun bloed, jullie honden likken het op met hun tong.’ 25 Een schouwspel is uw stoet, o God, de stoet van mijn God, mijn koning, naar zijn heiligdom: 26 voorop zangers, daarachter snarenspelers, omstuwd door meisjes met tamboerijnen. 27 Prijs God wanneer u samenkomt, prijs de HEER, u die aan Israëls bron bent ontsprongen. 28 Daar is Benjamin, de jongste, hij opent de rij, daar zijn de vorsten van Juda, uitbundig bijeen, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Naftali. 29 Ontplooi uw macht, o God, de macht die U, God, ons altijd toonde, 30 vanuit uw tempel die boven Jeruzalem oprijst. Laten koningen U schatting brengen. 31 Vaar uit tegen het gedierte in het riet, die troep stieren, die kalveren van volken. Vertrap wie zilver begeren, verstrooi de volken die belust zijn op strijd. 32 Laten de gezanten uit Egypte zich aandienen, de Nubiërs met geschenken zich haasten naar God. 33 Koninkrijken der aarde, zing voor God, zing een lied voor de Heer, sela
34 voor Hem die rijdt door de hoogste, eeuwige hemel. Hoor, zijn stem is een machtige stem. 35 Erken Gods macht: zijn majesteit heerst over Israël, zijn macht reikt tot boven de wolken. 36 Ontzagwekkend bent U, God, in uw heiligdom. De God van Israël, Hij geeft macht en nieuwe kracht aan zijn volk. Geprezen zij God!(NBV21)

Hemelvaartsdag, waarop Jezus werd opgenomen en aan zijn volgelingen werd gevraagd waarom ze toch maar omhoog bleven kijken. Het ging toch niet over de hemel maar over de aarde. De psalm die we vandaag meezingen laat dat nog eens duidelijk horen. Toen het volk Israel uit Egypte vertrok waren het slaven, gevangenen, en heel lang in de geschiedenis van Israel bleef het besef levend dat ze bevrijde slaven waren. Door het dienen van die God die Mozes hen had getoond waren ze bevrijd geworden, hadden ze de woestijn kunnen trotseren en waren ze in het beloofde land gekomen. Dit laatste deel van de Psalm bezingt op poëtische wijze de intocht in het beloofde land. Dat ging bijna mis doordat iemand stiekum toch wat zilver als buit nam, ondanks het bevel om dat niet te doen.In dat nieuwe land kwam de Heilige Tent uiteindelijk tot rust na alle omzwervingen. Zeker David moet dat zo gevoeld hebben want hij deed verschillende pogingen de Tent naar Jeruzalem te brengen voordat hij er in slaagde. En dan nog mocht hij er geen Tempel voor bouwen want een Tempel zou te snel hetzelfde zijn als de omringende volken voor hun goden hadden.

De Godsdienst van Israel is een heel ander soort godsdienst, zeker geen religie zoals volken een religie hebben. Op de berg Sinaï had het gedonderd en gebliksemd, vuur was er van de berg af gekomen toen ze richtlijnen voor een menselijke samenleving hadden gekregen. Daarin werd verteld over die ene God die geen andere goden duldde en over hoe je je naaste lief moest hebben als jezelf. Elk jaar als de eerste vruchten van de oogst binnengehaald waren trokken ze op naar het Heiligdom in Jeruzalem om met een grote maaltijd het ontvangen van die richtlijnen te vieren en zich te herinneren hoe die richtlijnen ook al weer in de praktijk gebracht moeten worden. Later waren de Grieken dat feest Pinksteren gaan noemen omdat het vijftig dagen na Pasen was. Die Grieken wisten niet dat het zeven maal zeven dagen had geduurd tussen de bevrijding uit Egypte en het ontvangen van de richtlijnen voor die nieuwe samenleving in dat beloofde land. Dat Pinksterfeest was dus een dankfeest, voor de oogst maar vooral voor de richtlijnen die zeiden dat die oogst gedeeld moest worden.

Veel eeuwen later zouden de volgelingen van Jezus van Nazareth op dat Pinksterfeest beweren dat het enige wat van die richtlijnen overbleef het delen van alles met elkaar was. Ook toen vlamde en stormde het zo leek het tenminste. Als het het delen was dan zouden de duizenden en duizenden inderdaad naar het Heiligdom van God komen. Inmiddels zijn er miljoenen bij die beweging van Jezus van Nazareth aangesloten, verenigd in talrijke kerken en kerkelijke gemeenten. Het delen met elkaar, het zorgen voor de armsten in de samenleving, de armsten in de wereld, blijft echter ook na Pinksteren nog steeds een zaak waarvoor gestreden en geleden moet worden. Waar ook de volgelingen van Jezus van Nazareth elke dag opnieuw mee moeten beginnen en opnieuw toe moeten oproepen. vandaag met het zingen van deze Psalm. In de tijd waarop overal in de wereld oorlogen woeden mag je best met de Psalm meezingen dat de volken die belust zijn op strijd verstrooid moeten worden. Laten we de hemel op aarde brengen.

 

Vader van wezen

Psalm 68:1-19

1 Voor de koorleider. Van David, een psalm, een lied. 2 God staat op, zijn vijanden stuiven uiteen, zijn haters vluchten als Hij verschijnt. 3 U verdrijft ze zoals wind de rook verdrijft. Zoals was smelt bij het vuur, zo vergaan de zondaars als God verschijnt. 4 Maar de rechtvaardigen verblijden zich, zij juichen als God verschijnt, uitgelaten van vreugde. 5 Zing voor God, bezing zijn naam, maak ruim baan voor Hem die door de vlakten rijdt. HEER is zijn naam! Jubel als Hij verschijnt: 6 vader van wezen, beschermer van weduwen, God in zijn heilig verblijf. 7 God geeft eenzamen een thuis en gevangenen vrijheid en voorspoed. Maar opstandigen zullen wonen op dorre grond. 8 God, toen U optrok aan het hoofd van uw volk, toen U voortschreed door de woestijn, sela 9 beefde de aarde, en water stortte uit de hemel toen God verscheen, de God van de Sinai, toen God verscheen, de God van Israël. 10 U liet een milde regen neerdalen, God, en schonk uw uitgeput land nieuwe kracht. 11 Uw kleine kudde ging er wonen, in uw goedheid, God, gaf U het aan de zwakken. 12 De HEER sprak een bevel uit, een menigte vrouwen zei het voort: 13 ‘Koningen vluchten, hun legers vluchten, thuis verdelen de vrouwen de buit 14 en jullie slapen bij de schaapskooi!’ De vleugels van de duif waren met zilver bedekt, haar slagpennen met geelgroen goud:
15 de Ontzagwekkende dreef koningen uiteen, sneeuw viel neer op de Salmon. 16 Machtige berg, berg van Basan, veeltoppige berg, berg van Basan, 17 waarom afgunstig, veeltoppig gebergte, op de berg die God als zetel koos? De HEER woont daar voor eeuwig. 18 Met machtige wagens, tweemaal tienduizend, met duizenden en duizenden, trok de Heer van de Sinai naar het heiligdom. 19 U voerde gevangenen mee, eiste gaven van opstandige mensen, en steeg op naar uw woning, HEER, onze God. (NBV21)

Twee dagen lang zullen we zingen van Psalm 68. Een zangstuk, een musiceerstuk staat er zelfs oorspronkelijk, van David. En David was voor Israël het symbool van de ideale koning. De koning die het land Israël haar plaats onder de volken had gegeven. Na David had niemand meer durven ontkennen dat er ooit een koninkrijk Israël was geweest. Maar David was ook de Koning die de godsdienst van Israël centraal had gesteld. Hij had de Heilige Tent haar plaats in de hoofdstad gegeven. Hij had van de staat Israël een rechtstaat gemaakt waar recht en gerechtigheid hadden geheerst. Een zoon van David zou het rijk definitief bevrijden van onderdrukking en recht doen aan de armsten in het land. In het eerste deel van de psalm die we vandaag beginnen te zingen komen ze allemaal voorbij, de weduwen en de wezen, de eenzamen. De rechtvaardigen verblijden zich bij zoveel rechtvaardigheid.

Heel uitdrukkelijk worden in deze psalm ook de gevangenen genoemd. En in onze dagen denken we dan direct aan Amnesty International. De particuliere organisatie die opkomt tegen het gevangen zetten van mensen om wat ze denken. We hebben voor geweld, voor diefstal en bedrog, nog niet veel andere oplossingen gevonden dan het opsluiten van mensen. Dat opsluiten moet wel menselijk gebeuren, en wie opgesloten wordt moet volgens onafhankelijke rechtsprocedures op basis van feitelijk bewijs worden veroordeeld. Maar het opsluiten van mensen om wat ze denken, wat ze zeggen, wat ze vinden, en waarvan ze anderen van willen overtuigen vinden we onder alle omstandigheden verwerpelijk. Juist ons eigen geloof in de rechtvaardigheid roept altijd weer tegenstand op.

Ook in deze psalm worden de opstandigen genoemd. De machtigen en de rijken die weigeren te delen bestrijden de roep om gerechtigheid. Daarom is het werk van Amnesty International, los van de vraag voor welke overtuiging mensen opgekomen zijn, altijd een werk dat spoort met de roep van de Bijbel om op te komen voor gevangenen. De Psalm bezingt daarom op poëtische wijze de intocht in het beloofde land. Daar kwam de Heilige Tent uiteindelijk tot rust na alle omzwervingen. Zeker David moet dat zo gevoeld hebben want hij deed verschillende pogingen de Tent naar Jeruzalem te brengen voordat hij er in slaagde. En dan nog mocht hij er geen Tempel voor bouwen want een Tempel zou te snel hetzelfde zijn als de omringende volken voor hun goden hadden. De Godsdienst van Israël is een heel ander soort godsdienst, zeker geen religie zoals volken een religie hebben.

Geloven zonder daden

Jakobus 2:14-26

14 Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? 15 Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, 16 en een van u zegt dan: ‘Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!’ zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften-wat heeft dat voor zin? 17 Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood. 18 Maar iemand zou kunnen zeggen: ‘De een gelooft, de ander doet.’ Laat mij maar eens zien dat je kunt geloven zonder daden; ik zal u door mijn daden tonen dat ik geloof. 19 U gelooft dat God de enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat ook, en ze sidderen. 20 Dwaas, wilt u het bewijs dat geloof zonder daden nutteloos is? 21 Werd onze voorvader Abraham niet rechtvaardig verklaard om wat hij deed toen hij zijn zoon Isaak op het altaar wilde offeren? 22 U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof ten volle verwezenlijkt wordt in daden. 23 Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als rechtvaardigheid toegerekend.’ Hij wordt zelfs Gods vriend genoemd. 24 U ziet dus dat iemand rechtvaardig wordt verklaard om wat hij doet, en niet alleen om zijn geloof. 25 Werd niet ook Rachab, de hoer, rechtvaardig verklaard om wat ze deed, toen ze de verkenners ontving en langs een andere weg liet vertrekken? 26 Zoals het lichaam dood is zonder geest, zo is ook geloof zonder daden dood. (NBV21)

Vandaag lezen we een gedeelte uit de Bijbel dat zich dezer dagen dag in dag uit op de TV liet illustreren. Wij kennen natuurlijk de praatjes zonder daadjes van de politici. Wij kennen ook de nood van de vluchtelingen. Sommige van die politici roepen dat ze in eigen omgeving moeten worden opgevangen. Daar vallen nog bommen, daar is geen voedsel meer. De vluchtelingen kampen in hun buurlanden zitten overvol, het geld van de Verenigde Naties om daar hulp te bieden raakt op. Maar misschien nog erger is dat sommige politici vergeten dat de landen rond de Middellandse Zee, de landen in Afrika ook onze omgeving zijn. Wij zijn met de mensen daar op allerlei manieren verweven. Soms kun je zelfs zien dat wij ze zelf in staat hebben gesteld om met elkaar oorlog te voeren. In onze kerken kunnen sommige gelovigen en voorgangers er ook wat van. Prachtige preken worden gehouden, de mooiste psalmen gezongen, vurige gebeden klinken er, maar als je de kerk uit bent en je kijkt om je heen dan zie je dat het praatjes zonder daadjes zijn.

Zo’n geloof kan niemand redden. Het blijft bij praten maar er wordt nooit een hand uitgestoken naar iemand die een uitgestoken hand nodig heeft. Je kunt niet “eet smakelijk zeggen” tegen iemand die ligt te sterven van de honger. En iemand die alleen nog een paar vodden om het lijf heeft geef je niet de raad zich warm te kleden. Praatjes zonder daadjes zijn het bewijs van een dood geloof. De discussie die Jacobus met zijn gemeente aan gaat is er een over de richtlijnen voor de inrichting van een menselijke samenleving, daarvoor moet je mensen die mee willen doen geen nieuwe, vreemde regels opleggen. Paulus had al gezegd dat het zich laten besnijden niet nodig was voor de Heidenen, ook de spijswetten hoef je niet meer te volgen. Ook Jezus van Nazareth had het soms voor mensen opgenomen als die in de knel kwamen omdat de richtlijnen van God als een Romeinse wet werden gelezen, het genezen op de Sabbat is het bekendste daarvan. Maar Jezus van Nazareth had ook gezegd dat hij niet gekomen was om de wet te ontbinden en Paulus had geschreven dat je niets van de Wet zou moeten afdoen. Jacobus laat in zijn voorbeelden zien dat het gaat om het heb uw naaste lief als uzelf.

Zelfs als dat betekent dat je je enige zoon zou moeten offeren zoals Abraham dan nog kun je het wagen met de God van Israël. Zoals ook Rachab de hoer koos voor het leven van de verspieders tegen de solidariteit met haar eigen volk. En een dood lichaam zonder ziel? Dat kennen we zelfs voor het sterven. Bezieling brengt ons in beweging, bezieling drijft ons te laten zien waar ons hart vol van is en onze mond van over loopt. Een bezielt mens blijft niet werkeloos toezien maar steekt de handen uit de mouwen. Een mens die niet bezielt is, die heeft de tijd voor mooie woorden, voor prachtige praatjes maar ze blijven dood, ze blijven zonder daadjes. In ons land zijn gelukkig nog veel, heel veel mensen die het snappen, die weten dat er niet alleen gepraat moet worden maar vooral daden nodig zijn. Voor ons gelovigen en voor de mensen die misschien niet meer geloven maar bezield raken om iets te doen aan de nood van de naaste is het maar goed dat we elke morgen weer opnieuw bezield mogen worden en aan het werk mogen gaan voor waar ook bij ons de mond van over loopt, de liefde voor de naaste, voor de minste. Dat mag God zij dank, ook vandaag weer.

Met minachting

Jakobus 2:1-13

1 Broeders en zusters, het geloof in Jezus Christus, onze glorierijke Heer, staat niet toe dat u mensen voortrekt op grond van uiterlijkheden. 2 Stel dat uw samenkomst wordt bezocht door iemand die prachtige kleren en gouden ringen draagt, en tegelijkertijd door een arme in vodden. 3 Als u dan de eerste met alle zorg omringt en tegen hem zegt: ‘Neemt u plaats, hier zit u goed,’ terwijl u tegen de tweede zegt: ‘Blijf maar staan, of ga daar maar bij mijn voetenbank op de grond zitten,’ 4 meet u dan niet met twee maten? Dan wordt uw oordeel toch door verkeerde overwegingen bepaald? 5 Luister, geliefde broeders en zusters: heeft God niet juist hen die naar wereldse maatstaven arm zijn, uitgekozen om rijk te zijn door het geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk dat Hij heeft beloofd aan wie Hem liefhebben? 6 Maar u behandelt arme mensen met minachting. Zijn het dan niet de rijken die u onderdrukken en u voor de rechter slepen? 7 Zijn zij het niet die de voortreffelijke naam die over u is uitgesproken, door het slijk halen? 8 Wanneer u echter het koninklijke gebod volbrengt dat de Schrift geeft: ‘Heb uw naaste lief als uzelf,’ dan handelt u juist. 9 Maar als u op uiterlijkheden afgaat, begaat u een zonde en bestempelt de wet u als overtreders. 10 Wie de hele wet onderhoudt maar op één punt struikelt, blijft ten aanzien van alle geboden in gebreke. 11 Want Hij die gezegd heeft: ‘Pleeg geen overspel,’ heeft ook gezegd: ‘Pleeg geen moord.’ Als u geen overspel pleegt maar wel een moord, overtreedt u toch de wet. 12 Zorg ervoor dat uw spreken en uw handelen de toets kunnen doorstaan van de wet, die vrijheid brengt. 13 Onbarmhartig zal het oordeel zijn over wie geen barmhartigheid heeft bewezen; maar de barmhartigheid overwint het oordeel. (NBV21)

In alle gemeenten die na de dood en opstanding van Jezus van Nazareth werden gesticht was heel langzaam hetzelfde probleem opgedoken. Hoe ga je met alle verschillen die er zijn om. Eén van de meest opvallende verschillen was die tussen arm en rijk. Je had mensen die geld en goed bezaten en je had proletariërs, mensen die alleen hun kinderen nog hadden. Ze onderscheiden zich ook in uiterlijk want die proletariërs hadden geen geld voor mooie en nieuwe kleren. Maar welke plaats hoorden de een en de ander in de Christelijke gemeente te hebben? Bij ons in kerken kun je dat soms nog aanwijzen. Dan zijn er banken voor de notabelen van het dorp, soms ook voor de burgerlijke bestuurders. En de armen pasten zich daarbij aan. Ze hadden wel geen geld voor nieuwe kleren maar één of twee maal in het leven kochten ze kleren die er op leken en die trokken ze dan alleen op de zondag bij de kerkgang aan, de zondagse kleren. Ook hun kinderen werden in die traditie opgevoed. Was dat nu in overeenstemming met de Bijbel die in die kerken werd verkondigd?

In het gedeelte dat we vandaag lezen blijkt het tegendeel. Het waren in de dagen van Jacobus de rijken die processen konden voeren. Als de huidige regering haar zin krijgt zal in het onze dagen niet anders zijn. In de wereld hebben armen dus een achtergestelde en ondergeschoven plaats. Juist daarom dient de Christelijke gemeente de gelijkheid tussen arm en rijk te benadrukken, dient er gedeeld te worden om dat verschil weg te werken en moet je er voor zorgen dat de armen tenminste gelijke kansen krijgen als de rijken. Juist in dat wegwerken van dat onderscheid kunnen we laten zien dat we onze naaste liefhebben als onszelf en dus God liefhebben boven alles. Ook al plegen we geen overspel en moorden we niet, door onderscheidt aan te brengen in de gemeente, in de samenleving waar we het over te zeggen hebben, overtreden we toch de grondregels voor de inrichting van een menselijke samenleving. De armen zijn onze broeders en zusters zo moeten we er ook over spreken. Het zegt niets over de armen anders dan dat ze arm zijn.

Armen zijn niet zielig, armen zijn ook geen heiligen waar niks aan mankeert, armen zijn net als rijken, net als wij allemaal. Barmhartigheid is een woord dat we meestal alleen nog in de Bijbel tegenkomen, al is er een beweging voor barmhartigheid waar je je bij kunt aansluiten. Het drukt de verbondenheid uit met de zwaksten en de minsten in onze samenleving, daar gaat ons hart naar uit, daar hebben we alles voor over, zij zijn de maat van ons handelen. Onbarmhartig is dan ook het oordeel over onbarmhartigheid. Want juist dat keurig onderhouden van de Wet maar onderscheidt maken naar afkomst, geloof en inkomen maakt dat al dat andere houden van zogenaamde Wetten totaal geen zin heeft, je overtreedt ze, je richt je samenleving niet in zodat het een Goddelijke samenleving wordt. Maar met het liefhebben van de naaste mogen we gelukkig elke dag opnieuw weer beginnen, elke dag weer opnieuw het onderscheid wegwerken dat we zo jammerlijk en onbedachtzaam hebben gemaakt. Ook vandaag mogen we daar weer aan werken.

 

Horen is niet genoeg

Jakobus 1:19-27

19 Geliefde broeders en zusters, onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag zijn om te spreken, traag ook in het kwaad worden. 20 Want de woede van een mens brengt niets voort dat in Gods ogen rechtvaardig is. 21 Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. 22 Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen. 23 Want wie de boodschap hoort maar er niets mee doet, is als iemand die het gezicht waarmee hij is geboren in de spiegel bekijkt: 24 hij ziet zichzelf, maar zodra hij wegloopt is hij vergeten hoe hij eruitzag. 25 Wie zich daarentegen spiegelt in de volmaakte wet, die vrijheid brengt, en dat blijft doen, niet als iemand die hoort en vergeet, maar als iemand die ernaar handelt-hem valt geluk ten deel, juist in wat hij doet. 26 Wie meent dat hij godsdienstig is, terwijl hij zijn tong niet kan beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel zijn godsdienst is vergeefse moeite. 27 Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en jezelf vrijwaren van de smetten van de wereld. (NBV21)

Het heeft geen zin om kwaad te worden, je moet er wat aan doen. Men zegt wel eens dat je kunt stikken van kwaadheid. Kwaadheid beneemt je de adem maar rooft ook je energie en soms je verstand. Het schiet niet op en verandert ook niks. Meestal leidt kwaadheid ook tot zaken waar je achteraf spijt van hebt, stemverheffing, verkeerde woorden, niet horen wat een ander zegt en zelfs soms, of je wil of niet, geweld, tegen zaken of personen. Geen zaken waarmee je bekend wil staan in de samenleving. Zachtmoedigheid klinkt al een stuk beter. Maar zachtmoedigheid is niet de boel maar de boel laten, datgene wat je kwaad zou kunnen maken voort laten bestaan. Als mensen onrecht wordt aangedaan, als ze door oneerlijkheid en hebzucht benadeeld worden, als ze onderdrukt worden, dan mag je daarover spreken, dan mag je het Woord van God je te binnen brengen dat zegt dat elk mens tot zijn of haar recht moet komen, dat iedereen de naaste lief moet hebben als zichzelf. Hoe je daarover spreekt vraagt dan wel enig nadenken want het beste spreken heeft ook nog effect en verandert de situatie.

Alleen het Woord van God horen is dus niet genoeg, je moet er wat mee doen. Dan blijkt pas dat je het woord hebt gehoord en dat je je het woord eigen hebt gemaakt. Het beeld van iemand die in een spiegel kijkt en zijn spiegelbeeld vergeet is een boeiend beeld. Boven het orakel van Delfi, een beroemde afgodstempel, stond “ken u zelf”. Maar de orakelspreuken waren voor velerlei uitleg vatbaar en je schoot er weinig mee op. Ze waren te horen maar er was weinig mee te doen. Als je echter je gedrag vergelijkt met het heb uw naaste lief als uzelf en je afvraagt hoe je daar naar kunt handelen en dat dan ook doet, zul je merken dat je vrij en onafhankelijk van alles en iedereen bent. Alleen de liefde drijft je nog en dat is voor iedereen zichtbaar. Dan weet je je tong te beteugelen, dan komt er geen onvertogen woord over je lippen, maar blijf je spreken over het goede dat gedaan moet worden en het kwade dat gelaten moet worden.

Dan gaat het pas echt om de weduwen en de wezen die worden bijgestaan in hun nood. Die weduwen en wezen staan in de hele Bijbel voortdurend voor de zwaksten en de minsten in de samenleving. Zij hadden immers geen eigen inkomen meer. De weduwe had de keus of haar kinderen verwaarlozen en uit werken gaan of voor haar kinderen te zorgen en vervallen tot armoede of prostitutie. Juist voor de weduwe en de wezen was een losser ingesteld, iemand die ze zou verlossen van de armoede. Zo zijn wij geroepen om telkens weer de armen te verlossen van hun armoede, op te komen tegen onrecht en geweld, maar zo dat het effect heeft, dat we niet hoeven aangesproken te worden op onze kwaadheid maar dat een voorbeeld genomen kan worden aan de liefde die ons drijft, de liefde van onze God. Gelukkig dat we daar elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen. Ook vandaag weer.

Vrede en vreugde

Jakobus 1:1-18

1 Van Jakobus, dienaar van God en van de Heer Jezus Christus. Aan de twaalf stammen in de diaspora. Ik groet u. 2 Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. 3 Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. 4 Als die standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn, zonder enige tekortkoming. 5 Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en Hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven. 6 Vraag vol vertrouwen, zonder enige twijfel. Twijfelaars zijn als de golven in zee, die door de wind nu eens de ene en dan weer de andere kant op worden geblazen. 7-8 Wie zo aarzelend en onberekenbaar is bij alles wat hij doet, moet niet denken dat hij iets van de Heer zal krijgen. 9 Laat de onaanzienlijke gelovige trots zijn op zijn aanzien, 10 en de rijke op zijn nederige staat, want hij zal vergaan als een bloem in het veld. 11 Als de zon gaat branden en het gras door de hitte verdort, valt de bloem af en is het gedaan met zijn schoonheid. Zo zal ook de rijke vergaan terwijl hij volop met zijn zaken bezig is. 12 Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die Hem liefheeft. 13 Wie in verleiding komt, moet niet beweren: ‘Die verleiding komt van God.’ Want God stelt niemand aan verleiding bloot, zoals Hij zelf ook niet door iets slechts in verleiding kan worden gebracht. 14 Iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte, die hem lokt en meesleept. 15 Is de begeerte bevrucht, dan baart ze zonde; en is de zonde volgroeid, dan brengt ze de dood voort. 16 Geliefde broeders en zusters, vergis u niet: 17 elke goede gave, elk volmaakt geschenk komt van boven, van de Vader van de hemellichten; bij Hem is nooit enige verandering of verduistering waar te nemen. 18 Hij wilde ons door de verkondiging van de waarheid tot leven roepen, zodat wij als het ware de eerste opbrengst van zijn schepping zijn. (NBV21)

Boven deze dagelijkse kanttekening bij een gedeelte uit de Bijbel staat altijd een citaat uit het te lezen Bijbelgedeelte. Maar als U ook vandaag de NBV21 leest, die we altijd trouw volgen, dan komt U het opschrift van vandaag niet tegen. Daar staat alleen “Ik groet U”, maar de groet van Jakobus heeft inhoud. Die vonden we in de vertaling van de Naardense Bijbel en die hebben we er dus maar boven gezet. Vrede en vreugde, daar gaat het in deze brief om. Dat is het doel van het geloof in Jezus van Nazareth, dat krijg je er voor terug. Een mooie brief van die Jacobus. Wie het echt geschreven heeft weten we niet helemaal. Het zou natuurlijk mooi zijn als het echt van de broer van Jezus van Nazareth geweest is. Die werd het hoofd van de gemeente in Jeruzalem. Paulus noemt hem ook in zijn brieven en hij speelde een belangrijke rol in het openstellen van de beweging van de Weg voor Heidenen die zich niet als Jood zouden laten besnijden.

Nu schrijft hij een brief aan al die gemeenten die zijn ontstaan. Een brief die algemeen in gaat op de vragen die het geloof in de nieuwe wereld van Jezus van Nazareth oproept. Het is geen gemakkelijke tijd voor de nieuwbakken gelovigen. Net als in onze dagen vormen ze een minderheid en net als in onze dagen moeten ze zich een houding vinden in een vijandige samenleving. Vragen moet je stellen aan God, stelt de schrijver. Pas als je aan de God van Israël, die immers met je meetrekt, die immers geboden heeft dat je je naaste moet liefhebben als jezelf, die je de minste en de zwakste als maat voor je handelen heeft gegeven, de vragen voorlegt die elke nieuwe dag oproept dan kom je verder. Dan heeft de arme dus meer waarde dan de rijke, de arme kan zich bekommeren om zijn naaste, meer zaken heeft hij niet aan het hoofd, de rijke kan dat niet en is dus de mindere.

Een Bijbels beeld dat wij maar al te vaak over het hoofd zien of verzwijgen. De rijke vergaat als een bloem in veld. De armen hebben we altijd bij ons. Het is een tegenstelling die we graag uit de weg gaan, maar Jacobus is nu bij uitstek de schrijver die het woord van Jezus van Nazareth dat het niet gaat om te roepen “Here, Here” maar om te doen de wil van de Vader, in de praktijk gebracht wil zien worden. Soms maakt het ons moedeloos en houden we ons maar bezig met onze eigen dagelijkse zorgen. Maar dan zien we een foto van een dode kleuter, of een filmpje van een kind zonder uitzicht op een toekomst. Het goede dat we dan zien doen, het goede dat we kunnen gaan doen is van God, verleiding komt uit onszelf als we er acht op slaan en waarom zouden we. Zoals ook Paulus al zei, houd je bezig met het goede en niet dan het goede. Dan hoor je bij de gelukkigen die ondanks alle tegenstand staande blijven, die een lauwerkrans als overwinnaar krijgen. Voor ons maar goed dat we daar elke dag opnieuw weer mee mogen beginnen. Ook vandaag weer.

Met smeergeld

Psalm 26

1 Van David. Doe mij recht, HEER, want zonder dwalen ben ik mijn weg gegaan, op U, HEER, heb ik vertrouwd, ik wankelde niet. 2 Doorgrond mij, HEER, en ken mij, peil mijn hart en mijn nieren, 3 want uw liefde staat mij voor ogen en ik bewandel de weg van uw waarheid. 4 Met bedriegers zit ik niet aan, met huichelaars ga ik niet om, 5 ik haat de kring van slechte mensen, met wettelozen wil ik niet aan tafel. 6 Ik zal mijn handen in onschuld wassen, een rondgang maken om uw altaar, HEER, 7 om een loflied aan te heffen en van uw wonderen te verhalen. 8 HEER, het huis waar U woont heb ik lief, de plaats waar uw glorie verblijft. 9 Verwerp mij niet met de zondaars, met mensen die bloed vergieten. 10 Aan hun vingers kleeft onrecht, hun handen zijn met smeergeld gevuld. 11 Maar ik ga mijn weg zonder dwalen. Verlos mij en wees mij genadig.12 Mijn voeten staan op effen grond, waar uw volk bijeen is, wil ik U prijzen, HEER. (NBV21)

Vandaag zingen we een bijzondere klaagpsalm mee. De dichter is bang veroordeeld te worden maar vindt zichzelf onschuldig en doet een beroep op de God van Israël om dat te erkennen. Voor veel protestantse christenen is de opstelling van de psalmdichter onbestaanbaar. De mens is immers in zonde ontvangen en geboren, niet bekwaam tot enig goed en slechts geneigd tot alle kwaad? Hoe kan iemand dan een beroep doen op God om hem niet te veroordelen zoals de zondaars veroordeeld worden? Heel veel mensen zullen zich echter ook in de Psalmdichter kunnen herkennen. Ze leven netjes, zijn best bereid een ander te helpen, houden zich niet bezig met liegen, stelen, moorden of andere vreselijke misdaden, ze voeden hun kinderen ook netjes op, maar als ze in een kerk komen dan worden ze al bij binnenkomst veroordeeld als de meest ergerlijke misdadigers. Dat klopt natuurlijk niet en het verzet tegen die houding van je bent en blijft een zondaar die niet anders dan de dood verdient is terecht. Het oordeel komt namelijk helemaal niet aan mensen toe, maar het oordeel komt aan God toe.

Het is dan ook zeer terecht dat de psalmdichter aan God vraagt om een vonnis te vellen, om de dichter recht te doen. Een dichter die zowel een man als een vrouw kan zijn overigens. Mensen worden zo gemakkelijk in hokjes geplaatst. En het hokje waarin ze door anderen geplaatst zijn bepaald hoe ze zijn, hoe ze denken en hoe ze doen. Flauwekul natuurlijk, volgens de Bijbel is elk individueel mens een uniek schepsel, met unieke eigenschappen, met de adem van God zelf. Mensen hebben slechts één ding gemeen, ze zijn allemaal door God geroepen het goede te doen en niet dan het goede. En als je dat doet? Dan mag je er op vertrouwen dat de God van Israël een barmhartig God is, genadig en lankmoedig. Zo heeft Mozes die God ervaren toen hij op de Berg de richtlijnen voor de menselijke samenleving ontving.

Huub Oosterhuis voegt er in zijn vrije weergave van deze Psalm nog een element aan toe. Want wat nu als je onbewust meewerkt aan misdaden. Als je telefoon gemaakt is van grondstoffen die door slaven gewonnen worden, als de kleding die je draagt door kinderen gemaakt is die aan de machines geketend waren. Als je door je voedsel de onrechtvaardige handelsverhoudingen in stand houdt en boeren in arme landen verhindert voldoende te produceren. Je kunt toch niet alles weten? Je leeft in een land dat mensen opsluit in gevangenissen vanwege hun herkomst en niet omdat ze een misdrijf hebben begaan, een land waar hele gezinnen op straat rondzwerven omdat ze niet in staat zijn ons land te verlaten. Of je nu wil of niet, soms doe je mee aan verschrikkelijke dingen zonder er aan te kunnen ontkomen, zonder het te willen. Maar iedere keer als het tot je doordringt kun je je stem verheffen, kun je laten weten dat de Weg van de God van Israël een andere weg is, de weg van de Liefde. En gelukkig mogen we er elke dag opnieuw mee beginnen en geeft deze psalm ons aanleiding om ons steeds weer te bezinnen op de vraag hoe het vonnis voor ons zou uitvallen.