Rijke schatten

Spreuken 21:12-21

12 De rechtvaardige God slaat de goddelozen gade, Hij stort ze in het verderf. 13 Wie zijn oren sluit voor het gejammer van de arme zal ooit zelf om hulp schreeuwen, en geen antwoord krijgen. 14 Een heimelijke gift doet woede bedaren, onderhands gegeven geld temt razernij. 15 De rechtvaardige vindt er vreugde in recht te doen, voor de boosdoener is het recht een verschrikking. 16 Wie afdwaalt van de weg van het verstand zal belanden in het rijk van de schimmen. 17 Wie altijd maar feestviert, zal gebrek lijden, wie van wijn en verfijnd voedsel houdt wordt nooit rijk.
18 Oprechten worden vrijgekocht, trouwelozen niet; goddelozen dienen als losgeld voor rechtvaardigen. 19 Je kunt beter in de woestijn wonen dan leven met een humeurige vrouw die ruzie zoekt. 20 Een wijze heeft rijke schatten en kostbare olie in huis, een dwaas verkwanselt alles. 21 Wie rechtvaardigheid en trouw nastreeft ontvangt leven, voorspoed en eer. (NBV21)

In het gedeelte dat we vandaag uit het boek Spreuken lezen worden de onnozelen gezet tegenover de rechtvaardigen, de wijzen. Dat begint al direct. Een spotter kan een kwaadaardige spotter zijn, daar hoeven we het niet over te hebben die leert toch niets, maar kan ook een onnozele of iemand die onervaren is spotter zijn. Iemand dus die zich graag in de kring van volwassenen mengt maar daar nog niet veel weet van heeft. Als je die terechtwijst dan zal die dat beschouwen als een les. Als je een wijze terechtwijst dan zal die daar dankbaar voor zijn, een wijze gaat er immers van uit dat de God van Israël er altijd bij is en dat de richtlijnen van de God van Israël een lamp voor de voet zijn. Een terechte terechtwijzing is dan een boodschap van de God van Israël over de te volgen weg. Die kwaadaardigen zijn de goddelozen die in het verderf gestort worden. Die luisteren niet naar de armen en als ze hulp willen hebben zullen ze die dan ook niet krijgen.

Maar hoe ga je nu met goddelozen om? Ook daar heeft het boek Spreuken een antwoord op. De goddelozen letten allereerst op geld en bezit. Als je ruzie met goddelozen wil vermijden dan moet je ze dus afkopen, stilletjes en heimelijk want anders komen ze allemaal en gaan ze het er om doen. Bij rechtvaardigen hoef je daar niet mee aan te komen, voor hen is recht recht en onrecht onrecht, wie onrecht doet kan de straf dus niet afkopen, die wacht ellende. Zelf verstandig blijven is dus het allerbeste. Je geld uitgeven aan feestvieren, of veel eten en drinken maakt dat je reserve voor slechte tijden wegsmelt en die slechte tijden zullen we allemaal wel eens meemaken. Ook hier worden de onnozelen gezet tegenover de wijzen. En bij de goddelozen steken de wijzen als glanzend af, zo mooi dat het bestaan van de goddelozen al maakt dat de wijzen vrijuit gaan.

En de wijsheid begint bij je thuis. Echtelijke ruzie en huiselijk geweld is het ergste dat je kan overkomen. Aangezien de wijsheid als een vrouw wordt getekend in het Spreukenboek zijn er kennelijk ook twee soorten wijsheid. De wijsheid die het begin is van de kennis van de God van Israël, die haar wijsheid uitroept op de hoeken van de straten en wijsheid die alleen maar let op het slechte in het leven, een humeurige wijsheid dus die altijd maar moppert over wat er niet deugt. Twee mogelijke huisvrouwen dus tussen wie je moet kiezen. Nu, we hebben al gelezen dat je beter in een hoekje op je dak kunt wonen dan in één huis met een humeurige huisvrouw, hier lezen we dat je beter in de woestijn kunt wonen dan samen met een humeurige vrouw die ruzie zoekt. De wijsheid is als een kostbare schat die je in huis hebt, een dwaas verkwanselt die schat door te letten op wat slecht is. Rechtvaardigheid, mensen tot hun recht laten komen, trouw, je houden aan de wet van heb je naaste lief als jezelf brengen je pas echt leven, laten je ook zelf tot je recht komen en brengen je eer. Maar goed dat we er elke dag opnieuw mee kunnen beginnen, ook vandaag weer.

Weldoordachte ijver

Spreuken 21:1-11

1 De gedachten van de koning zijn als waterstromen in de macht van de HEER, Hij leidt ze waarheen Hij maar wil. 2 Een mens kiest in eigen ogen steeds de rechte weg, de HEER toetst wat hem innerlijk beweegt. 3 De HEER heeft liever dat je eerlijk en rechtvaardig handelt dan dat je een offer brengt. 4 Een hooghartige blik, een aanmatigend hart, wat een goddeloze uitstraalt is zondig. 5 Weldoordachte ijver strekt een mens tot voordeel, wie overijld te werk gaat, zal gebrek lijden. 6 Rijkdom verworven door bedrog is als een vluchtige adem op zoek naar de dood. 7 Het geweld van goddelozen sleurt hen naar de ondergang, omdat ze weigeren het recht in acht te nemen. 8 Een bedrieger bewandelt slinkse wegen, een eerlijk mens handelt oprecht. 9 Je kunt beter op een hoek van het dak wonen dan in één huis met een vrouw die ruzie zoekt. 10 Een goddeloze is uit op het kwaad, hij toont geen medelijden met zijn medemens. 11 Als je een spotter bestraft, leren onnozelen daarvan, als je een wijze berispt, vermeerdert zijn wijsheid. (NBV21)

Vandaag lezen we iets over de vrije wil van de mens. Een onderwerp waar in kerkelijke kring al eeuwenlang over wordt gediscussieerd. Want als de mens een vrije wil heeft wat blijft er dan over van de almacht van God? Het is hier niet de plaats om de discussie tot een eind te brengen. De Bijbel doet in het algemeen of de mens wel degelijk een vrije wil heeft. De God van Israël is met de mens een verbond aangegaan en wil door het verbond met zijn volk met alle volken en dus met alle mensen een verbond aangaan. Dat verbond draait om het liefhebben van de God van Israël boven alles en dat doe je door je naaste lief te hebben als jezelf. Daar moeten we ons dus mee bezig houden. Nu wordt in de Bijbel de Koning als de meest vrije mens beschouwd, die staat overal boven. De gedachten van een Koning gaan alle kanten op, net als het water van een beek die van de bergen neer tuimelt.

In de loop van de eeuwen zijn we er achter gekomen dat de gedachten van iedereen vrij zijn, dat gedachten, opvattingen en geloof, nu eenmaal niet van buiten zijn te sturen of te beheersen. En omdat die gedachten, opvattingen en het geloof van mensen niet te sturen zijn is het een fundamentele vrijheid dat mensen die gedachten, opvattingen en dat geloof ook mogen uiten, vrijheid van meningsuiting noemen we dat en die vrijheid wordt mede tot uiting gebracht in de vrijheid van geloof. Dat uiten is niet onbelangrijk. Want met het uiten van gedachten en opvattingen, met het uiten van je geloof, breng je dat ook ter discussie. En wat de mens beweegt stelt de Bijbel voortdurend ter discussie, het toetst het namelijk aan de inhoud van het verbond met God, heb je in alles wat je vindt en gelooft hebt, je je naaste wel lief als jezelf?

Waarom breng je een offer? Wat straal je uit naar je medemens? Hoe maak je je plannen in je leven? Hoe ga je met je partner om en hoe laat je aan je omgeving zien hoe een partnerschap er uit moet zien? Hoe ga je met het recht van anderen om en hoe laat je mensen tot hun recht komen? Het zal duidelijk zijn dat de Bijbel verwacht dat je daarbij voortdurend dat verbond te hulp zal roepen. Je handelen afstemt op de Geest van God heet dat dan, altijd handelen in de geest van God, alsof de God van Israël, bevrijder van slaven, steun van de armen, het zelf zou hebben kunnen doen. Het kwaad komt van de goddelozen, het kwaad komt als de mens het verbond verbreekt en niet meer handelt in de Geest van God. God sticht dus niet het kwaad maar is er de maat voor, met God is het goed, zonder God is het kwaad zegt het boek van de Spreuken vandaag. Gelukkig dat we het elke dag opnieuw met die God van Israël mogen wagen, ook vandaag weer.

 

Onze gedachten

1 Korintiërs 2:10-16

10 Aan ons heeft God dit geopenbaard, door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God. 11 Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens? Zo is alleen de Geest van God in staat om God te kennen. 12 Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt, opdat we zouden weten wat God ons in zijn goedheid heeft geschonken. 13 Daarover spreken wij, niet op een manier die ons door menselijke wijsheid is geleerd, maar zoals de Geest het ons leert: wij verklaren het geestelijke met het geestelijke. 14 Een mens die de Geest niet bezit, aanvaardt niet wat van de Geest van God komt, want voor hem is het dwaasheid. Hij kan het ook niet begrijpen, omdat het geestelijk moet worden beoordeeld. 15 Maar een mens die de Geest wel bezit, kan alles op de juiste wijze beoordelen, en zelf kan hij door niemand beoordeeld worden. 16 Er staat immers geschreven: ‘Wie kent de gedachten van de Heer, zodat hij Hem zou kunnen onderwijzen?’ Welnu, onze gedachten zijn die van Christus.(NBV21)

Als je dit stuk uit de brief aan de mensen in Korinthe oppervlakkig leest lijkt het wel of je in een spookverhaal terecht bent gekomen. Geesten voor en geesten na. Door de geest, voor de geest en in de geest. Maar lees nu voor de “geest” “De manier waarop”, of “de mentaliteit waarin” dan wordt het stuk al heel wat helderder. De manier waarop God met mensen omgaat is heel anders dan de manier waarop men in de wereld om ons heen met mensen omgaat. God gaat het in de eerste plaats om de zwakken, de hulpelozen, de armen, daar kijkt God uit naar wie willen helpen. Wij kijken over het algemeen naar de rijken en de machtigen, “de aanzienlijken” noemen we hen dan ook.

Als het er om gaat ons land in verband met religie te brengen dan sturen we onze Koning naar een dure kerk, vol fraaie koren, muziek en fraaie woorden van deftige mensen. Het zou dwaas zijn de Koning namens ons allemaal naar de een kerk te sturen, die vol zit met zwervers, uitgeprocedeerden, drugsverslaafden en mensen die psychisch in de war zijn. Nou over die dwaasheid gaat het in die brief van Paulus. Die dwaasheid is de dwaasheid van de gelovigen, de dwaasheid die ze hebben door het geloof in God, de dwaasheid die ze kregen door hun leven in te richten in de mentaliteit, of de Geest van God. Dat heeft dus niks te maken met vroomheid, met fraaie tempels, moskeeën of kerken, met gebeden die fraai klinken of liederen die mooi vertolkt worden, dat geloof heeft alleen te maken met mensen die bevrijd worden, die weer mee mogen gaan doen, die geheeld worden doordat we een hand uitsteken.

Als je de dingen in die geest gaat doen dan snap je ook hoe het met God en de mensen in elkaar zit. Paulus zegt dat de mensen van de wereld om ons heen er niet op zouden komen om godsdienst en religie te zoeken bij de armsten en de zwaksten, maar dat de machtigen van deze wereld daarom zullen vergaan. Dat is maar te hopen, de rijken en machtigen geven nog geen duimbreed toe als het gaat om financiële hulp bij honger en bij schade door de klimaatverandering. Onze huidige beschermregering van rijken en welgestelden weigert ook maar iets extra’s van hun beschermelingen te vragen. Het is de tijd dat het lied van Maria weer gezongen wordt: “Machtigen zal God van de troon stoten”. We moeten maar luid meezingen want we zijn er hard bij nodig. En op die manier zijn ook onze gedachten die van Christus.

 

Verborgen en geheime wijsheid

1 Korintiërs 2:1-9

1 Broeders en zusters, toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ook ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid. 2 Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde. 3 Bovendien kwam ik bij u in al mijn zwakheid en was ik angstig en onzeker. 4 De boodschap die ik verkondigde overtuigde niet door wijsheid, maar bewees zich door de kracht van de Geest, 5 want uw geloof moest niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God. 6 Toch is wat wij verkondigen wijsheid voor wie volwassen is in het geloof. Het is echter niet de wijsheid van deze wereld en haar machthebbers, die ten onder zullen gaan. 7 Waar wij over spreken is Gods verborgen en geheime wijsheid: vóór alle tijden heeft God besloten dat wij door haar zouden delen in zijn luister. 8 Geen van de machthebbers van deze wereld heeft die wijsheid gekend; zouden ze haar wel hebben gekend, dan zouden ze de Heer van alle luister niet hebben gekruisigd. 9 Maar het is zoals geschreven staat: ‘Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft.’ (NBV21)

Tot op vandaag de dag blijft het moeilijk om de boodschap van de God van Israël over te brengen. We denken zo gauw dat een God, toch een volmaakte, bij de zogenaamde volmaakten van deze wereld te vinden zal zijn. Zo’n verhaal over een kruis klinkt dan wel zielig, maar die volmaakte God liet zijn Zoon dan toch maar mooi uit de dood opstaan. Klinkt het verhaal toch weer volmaakt. Dat opstaan uit de dood mag met onze geliefden ook wel gebeuren, liefst morgen. Maar die boodschap gaat daar helemaal niet over. Paulus was in Korinthe maar gebleven bij het verhaal over Jezus van Nazareth aan het Kruis, om het duidelijk te maken.

Je hoeft dus helemaal geen knappe kop met een goed taalgevoel te zijn om het verhaal van Jezus aan anderen duidelijk te maken. Paulus had dan wel gestudeerd bij een hele knappe Joodse geleerde maar hij schrijft ergens dat die kennis voor hem ook een last is. Overschakelen van de Romeinse benadering van het recht naar die van de Hebreeuwse Bijbel is ook een probleem dat ook vandaag nog veel mensen niet lukt. De “wet” van God is liefde. De bedoeling van die “wet” is die liefde tot uiting te brengen.

De Romeinse bedoeling van de Wet is gelijkschakelen. Iedereen moet zich aan dezelfde regels houden. Die regels staan vast en kennen eigenlijk geen uitzondering. Als de regels zeggen dat je je niet vuil mag maken dan kun je een gewond slachtoffer langs de weg niet aanraken en diens leven redden. Dan tellen zelfs je daden niet meer echt mee. Als mensen je gaan zien als Koning van hun land dan ben je een gevaar door de Romeinse Keizer en mag je ter dood worden gebracht. De verkondiging van het verhaal van Jezus hoort dan ook gegaan via de Weg van de liefde. Pas in het houden van je naaste als van jezelf wordt duidelijk waar het eigenlijk om draait en blijft het niet langer geheim. Daarmee kunnen we allemaal aan de slag, ook vandaag weer.

Om de wijzen te beschamen

1 Korintiërs 1:18-31

18 De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God. 19 Er staat namelijk geschreven: ‘Ik zal de wijsheid van de wijzen vernietigen, het verstand van de verstandigen zal Ik tenietdoen.’ 20 Waar is de wijze, waar de schriftgeleerde, waar de redenaar van deze wereld? Heeft God de wijsheid van de wereld niet in dwaasheid veranderd? 21 Want zoals God in zijn wijsheid bepaalde, heeft de wereld Hem niet door haar wijsheid gekend, en daarom besloot Hij hen die geloven te redden door de dwaasheid van onze verkondiging. 22 De Joden vragen om wonderen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor de andere volken dwaas. 24 Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, is Christus Gods kracht en wijsheid, 25 want het dwaze van God is wijzer dan mensen, en het zwakke van God is sterker dan mensen. 26 Denk eens aan het moment van uw roeping, broeders en zusters. Onder u waren er niet veel die naar menselijke maatstaven wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren. 27 Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; 28 wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. 29 Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen. 30 Maar u bent door Hem één met Christus Jezus, die dankzij God onze wijsheid is geworden. In Christus zijn wij rechtvaardig en heilig, en in Hem zijn wij verlost, 31 opdat het zal zijn zoals geschreven staat: ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’ (NBV21)

De brief aan de gemeente in Korinthe heeft een paar zeer bekende uitspraken. In dit hoofdstuk komen we een bekende tegen: “het is de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid”. Zo klinkt dat al sinds in 1619 de Statenvertaling gereed kwam. In de Nieuwe Bijbelvertaling is het voor Joden aanstootgevend en voor heidenen dwaas. Wat is er nu zo aanstootgevend voor mensen die in God geloven. Want werkelijk meedoen met het verhaal van Jezus is nog steeds heel moeilijk voor gelovigen. In de eerste plaats zijn er geen regels, er is alleen de liefde. Heb je naaste lief als jezelf is hetzelfde als God liefhebben boven alles. En regels zijn toch zo mooi, prostitutie is verboden, drugsgebruik is verboden, en aan alles wat verboden is hoef je geen aandacht meer aan te schenken, en als je het lekker vindt verbiedt je het niet. Zo zijn tabak en alcohol niet verboden. Gelukkig hebben verstandige mensen het verbod op prostitutie opgeheven. Nu kan er aandacht komen voor de vrouwen die tot prostitutie gedwongen worden. Nu pas kan er plaats komen voor liefde in plaats van misbruik. Dan moet je niet schrikken dat je vrouwenhandel ontdekt. Dat er loverboys optreden. Dat is al eeuwen zo maar we gaven de schuld altijd aan de vrouwen die iets deden wat verboden is.

Datzelfde geldt voor drugsgebruik. Natuurlijk is ook het gebruik van softdrugs niet goed, waarom zou je jezelf niet zijn en daarvan genieten, maar dat geldt ook voor het gebruik van alcohol. Als we het gebruik moeten gedogen moeten we het onszelf ook mogelijk maken regels te stellen die weer ruimte maken voor mensen. Zelf telen dus als overheid.  Liefde boven regels dus, en liefde kom je in de filosofie niet tegen, liefde is onbekend bij denkers als Herman Philippse, Hirsi Ali, en andere fundamentalistische atheisten. Voor hen is het dwaas om uiteindelijk liefde voor mensen te stellen boven het redelijk denken. Misschien is het wel redelijk om iemand die meer kan ook meer te geven, maar vanuit de liefde in het verhaal van Jezus van Nazareth geeft iemand die twee mantels heeft er één aan degeen die niets heeft. We hebben al eens eerder gezien dat het begin van alle wijsheid toch uiteindelijk die regel van de liefde is, dwaasheid en ergernis of niet.

In de kerk hebben ze het bij dit gedeelte uit de Bijbel gemakkelijk over het schandaal van het kruis. Een onschuldige aan een wreed martelwerktuig ter dood brengen is toch het slechtste dat je kan doen. Dat gelovigen zich daar op blijven richten is een schandaal en het is dwaasheid voor nadenkende mensen. Maar Paulus wijst er nog eens op dat de gemeente bestaat uit mensen die ook het nodige te verstouwen hebben. Het zijn niet in de eerste plaats de rijksten in de samenleving. Net als toen zijn de armen van nu sneller ziek, overkomen hen eerder de ongevallen als de rijken. Voor de armen geldt zeker dat het een troost is als ze merken dat het altijd nog slechter kan, en zo slecht als het met Jezus van Nazareth ging kan toch bijna niet. Maar zo slecht als het met hem ging liep het niet af, hij stond op uit de dood en zit aan de rechterhand van zijn Vader. Zo mogen ook wij uit de dood opstaan, komt er aan ons lijden een einde. Zo lang er nog één mens op de aarde lijdt lijden wij mee en weten we dat daar eens een einde zal komen en dat het einde vandaag begint als we vandaag beginnen te leven zoals Jezus van Nazareth het ons heeft voorgeleefd.

 

Voor een wijze koning

Spreuken 20:21-30

21 Rijkdom die in korte tijd verworven is, brengt geen zegen voor later. 22 Zeg niet: ‘Ik zal dat kwaad vergelden,’ wacht op de HEER, Hij zal je helpen. 23 Twee gewichten om te wegen, het is de HEER een gruwel, een valse weegschaal is een slechte zaak. 24 De weg van een mens wordt bepaald door de HEER, wie weet zelf welke richting hij gaat? 25 Wie ondoordacht een gelofte aflegt en zich pas later afvraagt of hij haar kan houden, zet een valstrik voor zichzelf. 26 Voor een wijze koning zijn goddelozen als kaf, hij scheidt ze van het koren en verplettert ze. 27 Het licht van de HEER beschijnt de geest van de mens, het dringt door tot in zijn diepste gedachten. 28 Liefde en trouw beschermen de koning, liefde schraagt zijn troon. 29 De pracht van jonge mensen is hun kracht, de sier van oude mensen is hun grijze haar. 30 Bloedige striemen doen het kwaad verdwijnen, slagen zuiveren het innerlijk. (NBV21)

In de “Succes” agenda stonden vroeger onder aan de bladzijden wijze spreuken, meestal citaten uit een groot citatenboek. Daar stond ook eens “ervaring is de optelsom van iemands fouten” en daar gaat het vandaag ook over in het gedeelte dat we lezen uit het Spreukenboek. Een aantal Spreuken had overigens ook de Succesagenda gehaald. Maar het gedeelte van vandaag begint met de verzekering dat je bezit meer waarde krijgt naarmate je er meer moeite voor hebt hoeven doen. Grote prijzen gewonnen in loterijen willen nog wel eens tot ongeluk leiden. Je bent het geld niet gewend en de loterijorganisaties hebben zelfs mensen in dienst om je te begeleiden, maar geluk is met geld ook niet te koop, het valt je toe en het blijft toevallig in plaats van iets van jezelf. Veel winnaars blijven dan ook doen wat ze deden, gewoon hun eigen werk want daar hadden ze moeite voor moeten doen.

De Weg van de Bijbel is dus je brood verdienen door er moeite voor te doen, door er voor te zweten staat al in het boek Genesis. Dan wordt ook het delen er van een stuk plezieriger, je deelt niet wat je is toegevallen maar je deelt iets van jezelf. Zo valt het kwade dan ook met het goede te bestrijden en pas op, bij al je werk, bij al je zwoegen is bedrogen worden dan ook wel heel erg kwaad. Mensen laten zich immers gewoonlijk leiden door het goede, goed doen voor zichzelf, eerlijk blijven want dan ben je ook tegen jezelf eerlijk en daarmee laat je je leiden door de Weg van de God van Israël. We weten weinig van de toekomst maar als je nu maar zelf het goede doet dan zul je vanzelf ook het goede wel ontmoeten of het kwade kunnen weerstaan.

In nood ben je dan geneigd de hulp van God pas in te roepen, als ik hier uit kom dan beloof ik… en vul het zelf maar in. Het boek Spreuken waarschuwt er tegen, als je beloften te groot zijn dan wordt je een gevangene van je beloften. Beter is ook in nood te blijven zoeken naar het goede, blijven delen met de minsten, zij zullen je dan ook tot steun zijn zegt het boek Spreuken. Je bent dan net als de Koning die voortdurend er op let wie van zijn onderdanen bezig is te zorgen voor een betere samenleving, voor de minsten in het land, voor recht en gerechtigheid en uitbant die onderdanen die alleen op eigen gewin uit zijn. Het is in dit licht dat je je eigen handelingen ook mag zetten, het licht van de God van Israël. Dan kun je net als die koning zeggen dat jouw leven gebouwd is op liefde. En laat je niet gevangen zetten in je jeugd, jonge mensen zijn sterk, oude mensen zijn grijs en dat is ook mooi. Ervaring is dus de tegenslag die je in je leven hebt gekregen maar je wordt er mooier en zuiverder van. Daar mogen we elke dag weer mee verder, ook vandaag weer.

Sta vroeg op

Spreuken 20:11-20

11 Reeds een kind laat zich kennen door zijn daden, door wat het doet, zie je of het eerlijk en oprecht is. 12 Een oor dat hoort, een oog dat ziet, de HEER heeft beide gemaakt. 13 Slaap niet al te graag, dan word je niet arm, sta vroeg op, dan heb je genoeg te eten. 14 ‘Niets waard! Niets waard!’ zegt de koper, maar als hij weggaat, wrijft hij zich in de handen. 15 Goud en edelstenen zijn er genoeg, maar wijze woorden zijn een zeldzaamheid. 16 Als iemand borg wil staan voor een vreemde, kun je gerust zijn mantel nemen en die verpanden aan een andere vreemdeling. 17 Gestolen voedsel smaakt aanvankelijk goed, maar later lijkt je mond gevuld met kiezels. 18 Overleg doet plannen slagen; voer een oorlog met beleid. 19 Bij een roddelaar is een geheim niet veilig, laat je niet in met een loslippig mens. 20 Als je je vader en moeder vervloekt, wordt je levenslicht gedoofd in de diepste duisternis. (NBV21)

Aan een kind kun je al door de daden zien of het eerlijk en oprecht is zegt de Spreukendichter. Wij, die door de Romantiek zo gemakkelijk vertederd raken door het onschuldige kindergezicht, moeten dat misschien nog wel eens wat sterker leren. We moeten leren letten op het gedrag van onze kinderen en daar niet vergoelijkend over doen. Je hoort ouders nog wel eens zeggen: “het zijn nog maar kinderen” Nee, ook verkeerd gedrag van kinderen is verkeerd gedrag. Ook kinderen kunnen ogen en oren hebben die ze van God meegekregen hebben. Het gaat er om dat ook onze kinderen opgroeien tot nuttige leden van de samenleving die niet alleen voor zichzelf kunnen zorgen maar ook met anderen weten te delen. Volwassenen, die ook geleerd hebben bestand te zijn tegen de vuige trucjes waarmee in de wereld op de markten wordt geopereerd.

Het Spreukengedeelte dat we vandaag lezen laat zich ook lezen als een verzameling wijze lessen voor opgroeiende jeugd. Ouderen weten het wel, vaak door schade en schande wijs geworden, goud, zilver en diamanten worden je gemakkelijk beloofd, maar wijze woorden zijn met een lantaarntje te zoeken. Borg staan voor een ander moet je ook niet al te gemakkelijk doen. De overvloed en het gemak waarmee onze banken in de afgelopen decennia leningen hebben verstrekt aan ieder die maar wilde lenen heeft uiteindelijk bijna onze hele economie te gronde gericht. In het klein waarschuwt de Spreukendichter er al tegen in zijn waarschuwing tegen de borg voor een lichtzinnig mens. We moeten ook in onze eigen omgeving die waarschuwingen soms laten horen en zorgen dat mensen beschermd worden tegen verleidelijk maar onverantwoord gedrag. En met stelen los je al helemaal niks op.

Je moet volgens de Bijbel altijd blijven beseffen wie je voorouders zijn. Ook de vader en moeder die in het Spreukenboek worden genoemd zijn de slaven die uit Egypte werden bevrijdt. Als je die vervloekt dan vervloek je alle armen en zwakken in je samenleving, dan vervloek je iedereen die in een probleem is gekomen. Dan ben je dus op geen enkele manier in staat om mensen in nood te helpen, om een hand uit te steken naar je naaste. Je merkt een dergelijke houding allereerst bij mensen die het zelf wat beter hebben, die willen bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking afschaffen. Beter is plannen te maken hoe je kunt voorkomen zelf arm te worden en toch genoeg over te houden om een ander te helpen. Over die plannen hoef je niet op te scheppen of ze rond te bazuinen, mensen die dat te gemakkelijk rondvertellen kun je maar beter mijden. Gelukkig mogen wel elke dag opnieuw beginnen, ook vandaag weer.

 

Een mensenhart

Spreuken 20:1-10

1 Van wijn word je een spotter, van bier een braller, wie zich bedrinkt, verliest zijn verstand. 2 Als het brullen van een leeuw, zo zijn de dreigementen van een koning, wie ze in de wind slaat, brengt zijn leven in gevaar. 3 Het strekt een mens tot eer om ruzie te vermijden, een dwaas stort zich in een woordenstrijd. 4 Een luiaard ploegt niet in de herfst, en vraagt zich in de zomer af waarom hij niet kan oogsten. 5 Wat omgaat in een mensenhart is als diep verborgen water, iemand met inzicht brengt het naar boven. 6 Velen roemen hun eigen trouw, maar wie vindt een mens die werkelijk betrouwbaar is? 7 Wie rechtvaardig is, leidt een onberispelijk leven, zijn nageslacht zal gelukkig zijn. 8 Als het recht de troon van een koning schraagt, verjaagt hij met zijn blik elke boosdoener. 9 Wie zou kunnen zeggen: ‘Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben vrij van zonden’? 10 Twee gewichten om te wegen, twee maten om te meten, beide zijn de HEER een gruwel. (NBV21)

Volgens de geleerden die de Bijbel grondig hebben bestudeerd en daar ook les in geven zou in het gedeelte dat we vandaag lezen maar weinig samenhang te vinden zijn. Maar dat is toch merkwaardig, want als je de tien stellingen van vandaag  achter elkaar leest en je begint met de braller dan zeg je steeds ja, ja zo zit het ook in elkaar. Het gaat hier om het vertonen van slecht, onverstandig of dwaas gedrag. Dat gedrag is meestal het eerst schadelijk voor jezelf, maar vaak ook voor anderen en dan wordt het nog erger. Dit laatste is bijvoorbeeld te zien aan de spreuk over de twee maten. Het hebben van een valse maat is op zich al erg, een misdrijf volgens de Bijbel, maar met het hebben van twee maten kun je je bedrog nog verbloemen ook  en net doen of je een eerlijke koopman bent.

Maar moeten we nu alles met de mantel der liefde bedekken en als een zwijgende wijze in een hoekje gaan zitten? Zo is het niet. Het is echter zaak voor het goede ook resultaat te bereiken. Het in gevaar brengen van je eigen leven is soms nodig in het verzet tegen een onrechtvaardige koning, in onze dagen tegen een wrede dictatuur. Maar je moet wel beseffen je dan je eigen leven en vaak dat van anderen in gevaar brengt. Onnodig levens in gevaar brengen moet je zeker vermijden. Het gaat er dus om je verzet behoedzaam te organiseren. Daarom is het ook wijs ruzie te vermijden en zeker niet in een woordenstrijd verstrikt te raken. Daarom horen die verzen toch bij elkaar. Net als het vers over het ploegen door de luiaard dat er op volgt. Want als je stil blijft zitten omdat het maatschappelijk klimaat zo guur is, omdat die Koning zo brult, dan volgt er nooit een zomer van vrijheid en rechtvaardigheid.

Beter is dus goed nadenken over je strategie, niet te snel handelen en zeker niet te snel spreken. En gedachten zijn vrij want daar kan niemand bij, alleen mensen die net als jij verandering willen op een vreedzame geweldloze manier raden waar je mee bezig bent. Maar pas op, waarschuwt de Spreukendichter, weinig mensen zijn maar echt betrouwbaar. Toch is het spreken over recht en gerechtigheid en daar een samenleving op bouwen vruchtbaar. Dat zal altijd het uitgangspunt moeten zijn want daar hebben de komende generaties nog het meest aan, een samenleving die daarop is gebaseerd kan ook niet snel aan het wankelen worden gebracht ook al worden er fouten gemaakt. Blijf dus een eerlijke maat hanteren. Gelukkig mogen wij in onze samenleving in vrijheid werken aan de bouw van die Goddelijke samenleving, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.