Geen vast voedsel

1 Korintiërs 3:1 1-9a

1 Maar, broeders en zusters, ik kon tot u niet spreken als tot mensen die zich door de Geest laten leiden. Ik sprak tot mensen die zich nog door deze wereld laten leiden, tot niet meer dan kinderen in het geloof in Christus. 2 Ik heb u melk gegeven, geen vast voedsel; daar was u niet aan toe. En ook nu nog niet, 3 want u bent nog gebonden aan deze wereld. Want wanneer u afgunstig en verdeeld bent, dan bent u toch gebonden aan deze wereld, dan leeft u toch als ieder ander? 4 Wanneer de een zegt: ‘Ik ben van Paulus,’ en een ander: ‘Ik van Apollos,’ bent u dan niet als alle andere mensen? 5 Wat is Apollos eigenlijk? En wat is Paulus? Zij zijn niet meer dan dienaren die u tot geloof hebben gebracht, beiden op de wijze die de Heer hun heeft geschonken. 6 Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God heeft doen groeien. 7 Het is niet belangrijk wie plant of wie begiet; alleen God is belangrijk, want Hij doet groeien. 8 Wie plant en wie begiet hebben hetzelfde doel, al worden ze ieder apart beloond overeenkomstig de moeite die ze zich hebben gegeven. 9a Dus wij zijn medewerkers van God en u bent zijn akker. (NBV21)

De verdeeldheid die de christenheid sinds de dagen van Paulus teistert is ook in onze dagen te zien. Maar veel van die verschillen zijn de verschillen zoals die tussen groepen mensen in deze wereld kunnen bestaan. Of we nu onderscheid maken tussen Allochtonen en Autochtonen, tussen Nederlanders, Antillianen, Turken en Marokkanen of tussen Katholieken en Protestanten volgens Paulus doe je met het maken van dat soort onderscheid eigenlijk voortdurend hetzelfde. Je bent met het maken van dat soort onderscheid nog lang niet op de weg van Jezus van Nazareth. Het onderscheid dat Jezus van Nazareth maakt is dat tussen rijken en armen, tussen gelovigen en ongelovigen. Met gelovigen worden die mensen aangeduid die zich bekommeren om hun naasten. In het Koninkrijk van Jezus van Nazareth mag immers iedereen meedoen?

Natuurlijk kan er op allerlei manieren over het verhaal van Jezus van Nazareth worden verteld. Paulus geeft het al aan, hij kwam langs om de boodschap te brengen, Apollos zorgde dat het een manier van leven werd. En om dat laatste gaat het. Religie, ook al gaat het zo te horen om het verhaal van Jezus van Nazareth, kan ook aanzien en macht brengen. Let maar eens op de pracht en praal die soms bij officiële kerkelijke bijeenkomsten te zien is. Zie eens hoe sommige zogenaamde predikers of kerkvorsten zich voor laten staan op hun positie. Paulus maakt zich onbelangrijk, het maakt niet uit wie plant of begiet. Uiteindelijk gaat het er om je naaste lief te hebben als jezelf, dat moet dan ook te zien zijn.

We kennen ook de beschuldigingen over fundamentalisme. Een overtrokken voorstelling van het eigen geloof dat ook nog, desnoods met geweld, aan anderen moet worden opgelegd. Sommige Christelijke fundamentalisten beroepen zich op dit stuk uit de brief aan de mensen in Korinthe, zij bouwen op het Woord van God en daarom hebben ze gelijk. Maar ook als je het woord van God in de vorm van de Bijbel in je binnenzak hebt dan heb je God nog niet in je binnenzak. Paulus schrijft over de verdeeldheid en over de verschillende manieren om het verhaal van Jezus van Nazareth te vertellen en over de verschillende manieren die er zijn om de mensen er bij te betrekken. Jezus van Nazareth begon met het verhaal en zijn leven en sterven was dat verhaal, de anderen hebben daar op voortgebouwd, ieder op eigen wijze. Als wij de akker zijn dan moet elk van ons op een eigen wijze bewerkt worden, dat is geen verschillend zijn, dat is het zelfde behandeld worden, maatwerk, een maatwerk dat we ook zelf mogen leveren.

Machtig en heldhaftig

Psalm 24

1 Van David, een psalm. Van de HEER is de aarde en alles wat daar leeft, de wereld en wie haar bewonen, 2 Hij heeft haar op de zeeën gegrondvest, op de stromen heeft Hij haar verankerd. 3 Wie mag de berg van de HEER bestijgen, wie mag staan op zijn heilige plaats? 4 Wie reine handen heeft en een zuiver hart, zich niet inlaat met leugens en niet bedrieglijk zweert. 5 Zegen zal hij ontvangen van de HEER en recht verkrijgen van God, zijn redder. 6 Dat valt hun ten deel die U zoeken, die zich tot U wenden-het volk van Jakob. sela 7 Hef, o poorten, uw hoofden omhoog, verhef u, aloude ingangen: de koning vol majesteit wil binnengaan. 8 Wie is die koning vol majesteit? De HEER, machtig en heldhaftig, de HEER, heldhaftig in de strijd. 9 Hef, o poorten, uw hoofden omhoog, verhef ze, aloude ingangen: de koning vol majesteit wil binnengaan. 10 Wie is Hij, die koning vol majesteit? De HEER van de hemelse machten, Hij is de koning vol majesteit. sela (NBV21)

Begin november gedenkt de Kerk al heel lang dat er mensen zijn geweest waarvan je mag aannemen dat hun leven en hun gedrag iets vertelt over de bedoeling van Jezus van Nazareth met het Koninkrijk van God. Deze psalm hoort daarom eigenlijk bij die feestdag. De dag heet “Allerheiligen” maar de Roomse neiging tot afgoderij en mensverheerlijking heeft het begrip “Heiligen” in een verkeerd daglicht gesteld. Nog steeds hoor je in Roomse Kringen dat de zogenaamde Heiligen het gebed van de gelovigen tot God zouden kunnen versterken, dat zij voorspraak kunnen zijn voor de eenvoudige gelovigen. Zo is het niet, ze staan niet boven ons, niets staat er tussen ons en onze God. Maar er zijn altijd mensen in de geschiedenis die zich uitzonderlijk hebben gedragen. Moeder Theresa die in Calcutta de stervenden opnam in haar huis en hen verzorgde in hun laatste uren.

Martin Luther King die opstond tegen onrechtvaardige en gewelddadige discriminatie van zwarten en ondanks het geweld dat tegen hen werd gebruikt zijn volgelingen geweldloos verzet leerde bieden tot hij zelf door geweld om het leven kwam. Maar ook Nelson Mandela die ondanks een half leven in gevangenschap op Robbeneiland na zijn vrijlating vrede en verzoening bracht in een tot op het bot verscheurd en verdeeld Zuid Afrika. Jimmy Carter die zijn aanzien als ex president van de Verenigde Staten gebruikt om overal op de wereld democratische processen te begeleiden en helpt er voor te zorgen dat regeringen op vreedzame en democratische wijze aan de macht komen. Carter vraagt daarmee ook voortdurend aandacht voor de onrechtvaardige verdeling tussen arm en rijk. Het zijn de namen uit onze dagen van hen die we kennen en van hen aan wie we een voorbeeld kunnen nemen of die ons kunnen inspireren.

Majoor Bosschart was zo iemand die riep dat God dienen mensen dienen is en dat mensen dienen God dienen is. Zo zijn er nog ontelbaar veel meer van deze heiligen van wie wij de naam niet kennen. Wie reine handen heeft en een zuiver hart, zich niet inlaat met leugens en geen valse eed aflegt hoort er bij. En dan weten we wie bedoeld wordt. Eigenlijk wij dus allemaal. Want zijn we niet allemaal bezig te proberen het goede te doen en niet dan het goede. Zoeken we niet de naaste lief te hebben als onszelf en hongeren en dorsten we niet naar gerechtigheid, bij dag en bij nacht? Roepen we niet tegen het onrecht en tegen de onrechtmatige tolmuren die ons gevangen houden? Vertrouwen we er niet op dat uiteindelijk het recht zal zegevieren, dat Liefde op de aarde zal overwinnen, dat het Koninkrijk van God de aarde zal regeren? Daarom kunnen we zingen met de Psalm dat de stad van het recht de poorten mag openen om de Koning van de aarde binnen te laten. Alle Heiligen mogen daar binnen, en wij zullen volgen.

Een aandachtig oor

Spreuken 22:17-29

17 Schenk mijn kennis een aandachtig oor, luister naar de woorden van de wijzen. 18 Het is goed ze vast te houden, zodat je ze altijd op je lippen hebt. 19 Jou laat ik ze horen, nu, opdat je op de HEER vertrouwt. 20 Heb ik niet dertig spreuken voor je opgeschreven, vol kennis en goede raad? 21 Dat is om je de waarheid te leren, waarachtige woorden, zodat je betrouwbaar kunt antwoorden aan hem die jou heeft gestuurd. 22 Steel niet van een arme, hij is al arm genoeg. Vertrap een behoeftige niet als hij terechtstaat in de poort. 23 Want de HEER verdedigt hun rechten, wie hen beroven, berooft Hij van het leven. 24 Ga niet om met een heethoofd, houd je niet op met een driftkop, 25 opdat je niet dezelfde weg gaat als hij en voor jezelf een valstrik zet. 26 Geef niet zomaar een handslag, sta niet zomaar borg voor een schuld. 27 Als je die niet kunt voldoen, halen ze je bed onder je vandaan. 28 Verplaats geen oude grenzen, je voorouders hebben ze vastgesteld. 29 Zie je iemand die een kundig vakman is? Hij komt in dienst van de koning, onaanzienlijken zal hij niet dienen. (NBV21)

We hebben al eens gelezen dat het boek Spreuken de Wet van heb je naaste lief als jezelf tot een dagelijkse richtlijn wil maken. Wie het boek Spreuken goed bestudeert heeft zich als het ware een reeks zinnetjes ingeprent die je te binnen schieten als de situatie er om vraagt en jij voor de keus staat hoe te handelen. Tegenwoordig hebben we daar een wetenschap voor: de Ethiek, de leer van de kennis van goed en kwaad. Maar Spreuken gaat voornamelijk om het goede dat mensen kunnen doen. Het kwade is voorbehouden aan goddelozen en dwazen, aan onnozelen en luiaards. En zeg zelf, daar hoor je nooit zelf bij, dat zijn altijd anderen in wie je de omschrijving van het boek Spreuken kan herkennen. Toch is het niet eenvoudig om je voortdurend bewust te zijn van de richting in het leven die in de Bijbel ons wordt aangewezen. In de Synagogen is de gewoonte ontstaan om elke dag de richtlijnen uit de Bijbel in te prenten en te bespreken met elkaar. Daarbij gaat het er niet om wie gelijk heeft, maar welke mogelijkheden er zijn.

Centraal staat altijd de zorg voor de minsten. Ook in het gedeelte dat we vandaag lezen. De arme moet je niet beroven want hij is al arm genoeg. Daar spreekt niet direct liefde uit. Maar als je een arme tegenkomt en deze tekst uit Spreuken schiet je in gedachten zul je ongetwijfeld eerder bereid te zijn met de arme te delen zoals de Bijbel je er toe oproept. Spreuken is daarbij vaak wat optimistischer dan het boek Prediker. Als Spreuken het heeft over de rechtspraak, die traditioneel in de poort plaatsvond, dan roept hij op de verschoppeling niet te vertrappen, Prediker kijkt naar de plaats van het recht en ziet daar onrecht. Mensen tot hun recht laten komen, ongeacht het inkomen dat ze hebben is een plicht van de samenleving leert de Bijbel ons. De richtlijnen die de God van Israël ons geeft zijn een verdediging van de rechten van de armen en de minsten. Niet wie de beste advocaten kan betalen, de fraaiste redevoeringen en documenten op kan laten stellen, maar wie het recht aan zijn zijde heeft dient recht gedaan te worden.

Daarom moet je in het leven niet ondoordacht te werk gaan. Niet met heethoofden en driftkoppen op stap gaan, niet borg gaan staan als je niet kan overzien waarvoor. En vooral verplaats de grenzen niet. In een land dat ingedeeld is volgens een voortdurend proces van ruilverkaveling klinkt dat wat vreemd. Maar in Israël was dit van groot belang voor elke familie. Na de verovering van het land, onder Jozua, was het land zorgvuldig verdeeld onder alle families. Die moesten leven van het land dat hen was toebedeeld. Natuurlijk snapte men dat er families zouden zijn die in de loop van de jaren hun stuk grond kwijt zouden raken. Ziekte, ongelukken, oorlog, misoogsten en wat voor tegenslagen dan ook zouden daarvoor zorgen. Maar er was een uniek systeem om voor de armsten te zorgen. Na vijftig jaar kreeg iedereen het oorspronkelijke stuk land weer terug en kon dan opnieuw beginnen. Voor de inwoners van Israël was dat stuk land hun eigen plaats. Daarom trokken Jozef en Maria op naar Bethlehem, daar lag de plaats door God hen toebedeeld. Wij kennen dit systeem niet meer. Maar elke dag mogen we ons opnieuw inspannen de armen tot hun recht te laten komen, ook vandaag weer.

 

Wie een arme onderdrukt

Spreuken 22:9-16

9 Een goedhartig mens wordt gezegend, omdat hij zijn voedsel met de armen deelt. 10 Jaag een spotter weg, en de ruzie is voorbij, twistgesprekken en beledigingen houden op. 11 Wie een zuiver hart heeft en beminnelijk spreekt heeft de koning als vriend. 12 De HEER waakt over wie kennis bezitten, Hij logenstraft de woorden van bedriegers. 13 Een luiaard zegt: ‘Er zwerft een leeuw door de straten, als ik buiten kom, zal hij me verscheuren.’ 14 De mond van een ontrouwe vrouw is als een diepe put, wie door de HEER is vervloekt, valt daarin. 15 Kinderen zijn geneigd tot onbezonnenheid, de stok wijst ze terecht en weerhoudt ze ervan. 16 Wie een arme onderdrukt, maakt hem enkel rijk, wie een rijke geld geeft, zorgt ervoor dat hij gebrek lijdt. (NBV21)

Er is een Joods spreekwoord dat zegt dat wie de deur niet opent voor de arme de deur open zet voor de dokter. In onze prestatiemaatschappij moeten we daarvan het nodige herkennen. Streven naar nog meer en nog beter levert tal van welvaartziekten op. Streven naar rechtvaardigheid en zorg voor de minsten levert een heleboel prettige momenten op. Denk maar eens wat er gebeurt als een probleem is opgelost, of als je samen een maaltijd houdt waar elk onderscheid verdwenen is, denk maar eens aan kennis maken met vreemde culturen die ineens een schoonheid aan je bestaan toevoegen. Het boek Spreuken houd ook van tegenstellingen. Die zijn niet altijd goed te vertalen. De NBV21 kiest in vers 9 voor “goedhartig” maar eigenlijk staat er “goed van oog” Wij kennen het “boze oog” niet meer dus zonder toelichting zou die vertaling onduidelijk blijven.

De ervaringen op het internet met schelden en bedreigen hebben geleerd dat het aangaan van een eerlijk gesprek niet helpt. Wat helpt is de bedreiger die uitscheld te blokkeren. Er zullen maar weinig internetgebruikers zijn die beseffen een welgemeend advies uit het boek Spreuken gevolgd te hebben. Wie denkt te kunnen spotten met mensen die het goede willen doen en niet dan het goede isoleert zichtzelf. Niemand zit te wachten op ruzie maar een goed gesprek tussen mensen die verschillend denken is altijd welkom. Twee weten immers meer dan één. En met deze adviezen waakt de Heer over hen die kennis bezitten. Uiteindelijk willen we een vreedzame samenleving en een vreedzame uitwisseling van ideeën en meningen kan leiden tot het betere. Vijandigheid leidt tot afbaak.

Die afbraak is voor de luiaard wiens smoezen te doorzichtig zijn, voor de ontrouwe van wie geen belofte vertrouwd kan worden maar ook van kinderen die geen grenzen kennen. Kinderen dienen dus hun grenzen leren te kennen, en te verkennen. De stok is er niet om mee te slaan maar om aan te wijzen waar je mee bezig bent. De liefde voor kinderen spreekt uit een heleboel teksten uit de Bijbel, hier ook, help kinderen van onbezonnenheid af en je helpt ze vreedzaam en welvarend te leven. Het gedeelte van vandaag eindigt met een raadsel. Ik geef niet de oplossing maar de vraag. Het kan iemand die een arme onderdrukt die arme daardoor rijk maken? En hoe komt het dat als je een rijke geld geeft die gebrek gaat lijden? We mogen met de adviezen van de Spreukendichter weer een hele dag verder.

De juiste weg

Spreuken 22:1-81

Een goede naam is te verkiezen boven grote rijkdom, waardering boven zilver en goud. 2 Een arme en een rijke hebben dit gemeen: de HEER heeft hen beiden gemaakt. 3 Wie verstandig is, ziet het gevaar en hoedt zich ervoor, wie onnozel is, gaat het tegemoet en zal daarvoor boeten. 4 Wie bescheiden is en ontzag heeft voor de HEER wordt beloond met rijkdom, eer en een lang leven. 5 Wie de verkeerde weg gaat, treft dorens en valstrikken aan, wie zijn leven liefheeft, blijft er verre van. 6 Leer een kind van jongs af aan de juiste weg, en het zal er niet van afwijken wanneer het oud geworden is. 7 Een rijke heeft macht over armen, wie leent is de slaaf van zijn geldschieter. 8 Wie onheil zaait, zal onheil oogsten, door de stok waarmee hij slaat zal hij te gronde gaan. (NBV21)

Wie een arme onderdrukt maakt hem rijk en wie een rijke geld geeft zorgt ervoor dat hij gebrek lijdt. Op het eerste gezicht klinkt ons dit als grote onzin in de oren, maar wie in de wereld om zich heen kijkt ziet dat het werkelijkheid is. Karl Marx wordt altijd als de eerste gezien die opmerkte dat de onderdrukte en uitgebuite massa eerst echt moest lijden voordat het in opstand zou komen. De Bijbel ging hem ver voor. We lezen het vandaag in het Spreukenboek maar ook de bevrijding uit het slavenhuis in Egypte begon met het geroep en geklaag van het volk Israël dat door God werd gehoord en waardoor het proces van bevrijding op gang kwam.

De sociale verhoudingen, de verhoudingen tussen arm en rijk zijn daarom een wezenlijk onderdeel van de Bijbelse boodschap en we lezen er vandaag over in het gedeelte dat we uit het Boek Spreuken lezen. Er is algemeen bewondering voor mensen die zich inzetten voor de zwaksten in de samenleving. Iedereen kent nog de naam van majoor Bosschart van het Leger des Heils en zelfs Franciscus van Assisi die in de Middeleeuwen leefde wordt gekend om zijn afzweren van rijkdom en inzet voor de armsten in zijn samenleving. Het voorbeeld dat hij gaf wordt tot vandaag door mensen gevolgd.

Al die mensen die zich hebben ingezet voor de minsten in de samenleving en die zich ook vandaag nog inzetten weten dat die armen geen anderen zijn dan zijzelf maar dezelfde mensen als zijzelf zijn. De minsten helpen kan alleen als je in wezen jezelf helpt. Daarom heet het in de Bijbel dan ook dat je je naaste lief moet hebben als jezelf, je naaste is net zo goed een kind van God als jij dat bent, voorwerp van liefde. Het klinkt overigens mooi dat als je bescheiden bent en maar goed bent voor je naaste je wordt beloond met rijkdom, eer en een lang leven. Maar dan lees je de Bijbel toch niet helemaal goed. Rijkdom is in de Bijbel niet te meten in goud en zilver of in edelstenen. Rijkdom wordt gemeten in liefde, de liefde voor de naaste.

De linkerwang

Matteüs 5:33-48

33 Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: “Leg geen valse eed af en houd je aan de eden die je voor de Heer gezworen hebt.” 34 Dit zeg Ik daarover: zweer helemaal niet, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, 35 noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning; 36 zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. 37 Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad. 38 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Een oog voor een oog en een tand voor een tand.” 39 Dit zeg Ik daarover: verzet je niet tegen wie kwaad doet, maar keer degene die je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe. 40 Als iemand een proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. 41 En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op. 42 Als iemand iets van je vraagt, geef het hem, en keer je niet af van wie geld van je wil lenen. 43 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” 44 Dit zeg Ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen; 45 alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. 46 Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? 47 En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo? 48 Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is. (NBV21)

De manier waarop je kwaad zou kunnen bestrijden volgens Jezus van Nazareth, zoals we in het gedeelte van vandaag lezen, noemt men ook wel het kwade verdrijven door het goede te doen, of vurige kolen stapelen op je tegenstander door voortdurend het goede voor die tegenstander te blijven doen. We zijn zo gemakkelijk bereid kwaad met kwaad te bestrijden. Wordt er een kerk in brand gestoken, moeten er sancties volgen en sluiting van moskeeën. Maar dat je dan een andere kerk kunt openstellen voor je tegenstanders komt bij haast niemand op, bij Jezus van Nazareth dus. Dat je je vijanden lief moet hebben is een meer dan bekende opvatting van Jezus van Nazareth. Uiteindelijk zijn je vijanden ook je naasten, sterker nog, je broeders en zusters. Dat het gekoppeld is aan het bidden voor wie je vervolgen is wellicht minder bekend.

Bidden is niet dat je die vervolgers met je handen gevouwen en je ogen dicht onder de aandacht van God moet brengen door ze hardop te noemen of sterk aan ze te denken. Bidden betekent in dit geval er alles aan te doen hen op de weg van het goede te brengen. Dat is heel wat moeilijker dan alleen hen lief te hebben die jou ook liefhebben of te bidden voor het leed dat je eigen verwanten overkomt. Nee, als we geloven dat God wil dat iedereen mee gaat doen in het Koninkrijk van God, wie zijn wij dan dat we daar mensen van uit zouden sluiten? Als God die anderen wil, waarom zouden wij ze dan ook niet liefhebben is de boodschap van dit stukje uit de Bijbel. In moderne termen heet dit inclusief denken. Altijd proberen in je denken en handelen ook anderen in te sluiten. Wie zo doet is altijd sterker dan de tegenstander, blijft altijd de baas over het kwade, wordt nooit als de geweldgebruiker. Het gaat er om het andere, het bijzondere te blijven zien in de Weg die Jezus van Nazareth heeft gezien.

Opkomen voor geestverwanten, voor je eigen volk, eerst Amerika en dan de rest zoals een politicus zei, is heidens, dat doet iedereen, daarvoor hoef je niet te geloven. Maar de armen eerst zetten. Eerst Afrika en dan Wassenaar, dat is bijzonder. Goede en slechte mensen doen daarbij in gelijke mate mee. Dat is al helemaal bijzonder in ons denken. We geven ook ontwikkelingshulp aan slechte mensen, we zorgen ook voor dieven en moordenaars. Maar we proberen voortdurend dat kwade te benoemen en er het goede tegenover te stellen. We lopen niet weg voor het kwade, we veroordelen mensen niet en laten ze barsten, maar we proberen iedere keer weer mensen mee te krijgen in het opbouwen van die wereld waar alle tranen gedroogd zijn en waar aan iedereen recht wordt gedaan, het Koninkrijk van God. Gelukkig maar dat we daar elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen, ook vandaag weer.

Jullie hebben gehoord

Matteüs 5:21-32

21 Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: “Pleeg geen moord. Wie moordt, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.” 22 Dit zeg Ik daarover: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie hen voor nietsnut uitmaakt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. 23 Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster jou iets verwijt, 24 laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen. 25 Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met je tegenstander onderweg bent, anders levert hij je uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. 26 Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt. 27 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Pleeg geen overspel.” 28 Dit zeg Ik daarover: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. 29 Als je rechteroog je ten val brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de Gehenna geworpen wordt. 30 En als je rechterhand je ten val brengt, hak hem dan af en werp hem weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat je met je hele lichaam naar de Gehenna gaat. 31 Er werd gezegd: “Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief meegeven.” 32 Dit zeg Ik daarover: ieder die zijn vrouw verstoot om een andere reden dan ontucht, drijft haar tot overspel; en ook wie trouwt met een verstoten vrouw, pleegt overspel. (NBV21)

Wij moorden we in de regel niet. Maar iemands persoon ontkennen, “niets-nut” roepen, iemand kleineren, dat overkomt ons nog wel eens. Volgens Jezus van Nazareth is dat pas moord. Als je de intelligentie, de inzet van iemand ontkent, de ander “dwaas” noemt dan verlaag je die ander zo laag dat je de hel op aarde brengt voor die ander. Dan wacht ook jou het vuur van de afvalhoop buiten Jeruzalem, het Gehenna, voor tijdgenoten van Jezus van Nazareth het beeld van de hel waar het eeuwig brand. Hier werd het afval van de hele stad verbrand, inclusief dode dieren. Dag en nacht brandde er een vuur en hoe het stonk kan iedereen zich er waarschijnlijk wel bij voorstellen. Zo ook een geschil, zorg dat het uit de wereld is voor het uit de hand loopt is het advies. Je merkt aan de manier van spreken van Jezus van Nazareth dat het hier niet gaat om wetten in de zin waarin wij het over wetten hebben. Over dit soort regels kun je geen rechtszitting houden, kun je iemand niet oordelen. Integendeel hoe een ander hiermee omgaat dat kun je al helemaal niet beoordelen, dat moet je dus aan God overlaten. Voor ons blijft de vraag: zorgen we samen voor een volwaardige plaats voor de armen in onze samenleving? Of schelden we de armen uit voor dwaas en moeten we er van uitgaan dat ze zelf schuld hebben aan hun armoede? Wij mogen elke dag weer opnieuw met die regels op pad, ook vandaag weer.

Je kunt van de regels in dit gedeelte gemakkelijk algemeen geldende morele voorschriften maken. Vervolgens steek je je vinger op en wijst al die anderen aan die er zich niet aan gehouden zouden hebben. Je steekt dan vanzelf zeer voordelig af bij al die anderen. Zo wordt dit gedeelte uit de Bergrede maar al te vaak gebruikt. Ook worden de regels aangedragen als bewijs hoe slecht het met de wereld wel niet gaat. Maar daar zijn die regels dus niet voor bedoeld. “Overspel” is dus zo’n mooi modern woord, lekker neutraal, wordt in de sport ook vaak gebruikt: fraai overspel. Vroeger stond hier “bedrieglijke echtbreuk” en het gaat natuurlijk om het bedrog. Mannen maken zich daar nog al eens schuldig aan. Vrouwen worden bekeken als voorwerpen om je eigen lust mee te kunnen bevredigen. Maar vrouwen zijn geen voorwerpen, het zijn mensen net als mannen. Als je de ander dus net zo behandelt als jij wilt worden behandelt dan bekijk je elkaar niet als voorwerp die je naar believen kunt gebruiken en weer weg kunt werpen.

Je mag dus ook best schrikken van de kwade gedachten die je overvallen, voor je het weet sta je slechte grappen te maken waarin andere mensen als voorwerpen worden beschouwd en ga je de samenleving indelen in mensen en voorwerpen die jou moeten dienen. Als die voorwerpen daar niet van gediend zijn dan moeten ze maar weg, terug naar hun eigen land of stilletjes achter het fornuis. En denk nu niet dat hier een verbod tot echtscheiding staat. . Hier gaat het over verstoten. Als een man zijn vrouw verstoot kan dat alleen omdat ze niet trouw is geweest zegt Jezus van Nazareth, als ze zich dus schuldig gemaakt heeft aan bedrieglijke echtbreuk. Als ze samen tot de conclusie komen dat ze beter niet hadden kunnen trouwen, dat het huwelijk, de liefde over is, dan was er sprake van een ongeoorloofd huwelijk, want het is duidelijk dat je niet moet trouwen uit lust of winstbejag maar alleen uit liefde. Dan was er dus eigenlijk geen huwelijk en dan volgt er dus eigenlijk ook geen scheiding, moet je voor de burgerlijke samenleving nog wel wat regelen maar de verbintenis waar de Bijbel het over heeft bestond niet eens. Zo wijst de leer van Mozes, heb uw naaste lief als uzelf, hoe wij in uiterst verschillende omstandigheden kunnen reageren. Elke dag opnieuw.

 

Het zout van de aarde

Matteüs 5:11-20

11 Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van Mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. 12 Verheug je en juich, want je zult rijkelijk beloond worden in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten. 13 Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout worden gemaakt? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt. 14 Jullie zijn het licht voor de wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. 15 Je steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, je zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. 16 Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, zodat zij jullie goede daden kunnen zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel. 17 Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. 18 Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. 19 Wie dus ook maar het minste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de minste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan. 20 Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan. (NBV21)

Hoe kun je nu het zout van de aarde zijn en pas in de hemel toegejuicht worden. Dat lijkt niet echt met elkaar te kloppen. Tenminste als je de hemel na de dood van de mensen plaatst. En waarom zou je dat doen? De hemel kan op aarde aanbreken als overal vrede en gerechtigheid heerst, als alle volken zich tot Jeruzalem keren en ieder de Wet van Liefde aanhangt en in praktijk brengt. We hebben het al zo vaak in de Bijbel kunnen lezen. Op ons avontuur door de Bijbel aan de hand van het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap hebben we dat eigenlijk elke dag wel een keer gelezen. We kennen de helden uit het heden die vernedering en smaad uithielden omdat ze overtuigd waren de rechtvaardigheid van hun opvattingen. Het uithoudingsvermogen van iemand als Nelson Mandela zou uiteindelijk de afschaffing van Apartheid in Zuid Afrika mogelijk maken. Zijn idealen maakten zelfs een vreedzame overgang mogelijk.

We hoeven niet zulke grote persoonlijkheden als hij te hebben. Matteüs heeft het over het “zout der aarde” Zout zie je niet in je eten, maar zonder smaakt het meeste eten flauw. Pas als er zout in zit krijgt het smaak. Met dat onzichtbare zout worden de volgelingen van Jezus van Nazareth vergeleken.  Soms brengen losse teksten en verhalen uit de Bijbel je in verwarring. We kennen de twistgesprekken van Jezus van Nazareth met de Farizeeën en Schriftgeleerden. Vaak gaat het dan over wat mag en wat niet mag. Dat zou dan staan in de Wet van Mozes maar volgens zijn tegenstanders hield Jezus van Nazareth zich niet zo nauwkeurig aan de Wet. In het gedeelte van vandaag lezen we zijn uitspraak dat je die Wet niet zomaar naast je neer kunt leggen.

Die Wet is er voor de mensen en de mensen zijn er niet voor die Wet, daarmee is die Wet niet een Wet zoals wij die kennen maar wordt die wet tot een richtlijn voor een menselijke samenleving. Niet voor niets is de samenvatting het heb uw naaste lief als uzelf. Als je zo die Wet volgt dan hoor je in dat Koninkrijk van God. Dat betekent dat Jezus een andere positie kiest tegenover de Wet. Dat “Wet” is de vertaling van het Hebreeuwse woord “Tora” Zo worden de eerste vijf boeken van de Bijbel genoemd. Dat woord betekent niet Wet maar Onderwijzing, de leer van Mozes. Volgens Jezus staan daar niet de regels centraal maar de mensen, bij de Farizeën waren de regels belangrijker geworden. Wij mogen kiezen en de Bijbel zegt dan kies voor de liefde, kies voor het leven.

En onderrichtte hen

Matteüs 5:1-10

1 Toen Hij de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Daar ging Hij zitten met zijn leerlingen om zich heen. 2 Hij nam het woord en onderrichtte hen: 3 ‘Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. 4 Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden. 5 Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezitten. 6 Gelukkig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. 7 Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. 8 Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. 9 Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. 10 Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. (NBV21)

Er was een tijd dat we dit de zaligsprekingen noemden. Er werd over gesproken als over een soort toverformules die de doelgroepen hier genoemd een plaats in de hemel zouden bezorgen. Je moest voor dat plaatsje in de hemel hard je best doen en zorgen dat je bij één van die groepen ging behoren. Maar in de Nieuwe Bijbel Vertaling is dat zalig vervangen door “Gelukkig”en daarmee krijgt het verhaal een andere klank, het is een les, want Jezus van Nazareth ging op een berg zitten met zijn leerlingen om zich heen. Wat heeft Jezus van Nazareth ons dan willen leren? Hetzelfde als hij geleerd heeft aan die twee mannen die na het Paasfeest van Jeruzalem naar Emmaüs liepen. Daar staat dat hij de schriften ging uitleggen. Dat is hier ook het geval. In vers drie staan de nederigen van hart, die kennen we beter als de armen van geest, maar dit is wellicht een betere vertaling want voor hen is het Koninkrijk. De mensen die zich dus niet laten voorstaan op wat ze doen en kunnen staan vooraan in het Koninkrijk van God.

Dat hadden we al kunnen leren uit Psalm 34 die hier aangehaald wordt. In vers 4 wordt het boek van de profeet Jesaja aangehaald waar in hoofdstuk 61 al wordt opgemerkt dat de treurenden getroost zullen worden en wat is er mooier dat er tenminste iemand is die je troost als je treurt. In Psalm 37 gaat het over de zachtmoedigen die niet alleen het land terugkrijgen dat ze bij de verdeling door Jozua is toegezegd maar uiteindelijk de hele aarde zullen beërven, al dat landveroveren heeft dus geen enkele zin. Bij het hongeren en dorsten naar gerechtigheid denken velen aan Psalm 42 waar gesproken wordt over dat hijgende hert dat dorst naar verfrissend water zoals mijn ziel dorst naar God. Bij de barmhartigen kun je denken aan het gebed van het Onze Vader waar gebeden wordt om vergeving van schulden zoals je zelf ook anderen hun schuld vergeeft. De reinen van hart, zuiveren in de Nieuwe Bijbel Vertaling, vindt je al in de Psalmen 24 en 51, als er helemaal niks kwaads meer in je is dan zul je God zien, zoveel hebben maar heel weinig mensen echt voor een ander over gehad
.
Bij de vredestichters kun je denken aan Koning David die, zoals in het boek Kronieken wordt beschreven, weigerde tegen zijn eigen volk te vechten toen hij vervolgd werd en verbannen was en voor een vreemde koning moest vechten. En als je dat allemaal gedaan hebt dan kun je er zeker van zijn dat je vervolgd wordt. Mensen die onvoorwaardelijk opkomen voor de minsten in de samenleving, tegen onrecht spreken en daar niet mee ophouden die worden vervolgd. Dat gebeurt in al die landen en samenlevingen waar machtigen en rijken zich beter achten dan de rest. Vandaag zul je het zien in landen waar het eigen volk eerst wordt gezet, desnoods ten koste van dat eigen volk, als het maar lijkt. Als je vanwege het geloof in de komst van een nieuwe, eerlijke, samenleving wordt vervolgd weet je zeker dat je hoort bij de Weg van Jezus van Nazareth, de Koninklijke Weg. En als je daarbij hoort dan ben je pas echt gelukkig, wat er verder ook met je gebeurt.

 

Wijsheid, inzicht, plannen

Spreuken 21:22-31

22 Een wijze overwint een stad vol keurtroepen, hij haalt het bolwerk neer waarop zij vertrouwen. 23 Wie zijn tong in toom houdt bespaart zich in zijn leven allerlei ellende. 24 Een spotter is verwaand en onbeschoft, hij is grenzeloos hooghartig. 25 De verlangens van een luiaard leiden tot zijn dood, hij weigert zijn handen te gebruiken. 26 Velen willen almaar meer bezit, maar de rechtvaardige geeft met gulle hand. 27 Het offer van de goddelozen is een gruwel, vooral als de bedoeling slecht is. 28 Een onbetrouwbare getuige moet de mond worden gesnoerd, maar wie opmerkzaam is, mag uitspreken. 29 Een goddeloze zet een trots gezicht, de oprechte gaat de weg die hij moet gaan. 30 Wijsheid, inzicht, plannen, niets houdt stand tegen de HEER. 31 Het paard wordt gereedgemaakt voor de strijd, de overwinning hangt af van de Heer.(NBV21)

Ook vandaag zet het boek Spreuken de wijze en de goddeloze weer tegenover elkaar. De goddeloze is een spotter, een luiaard, een hebbert, een onbetrouwbare getuige, in allerlei gedaanten kom je de goddeloze tegen. De wijze vertrouwt op de Heer heet het en ook dat gebeurt in velerlei gedaanten. Het is zeker niet zwart wit als we het boek Spreuken lezen. Daarom lijken al die teksten onder elkaar voortdurend niets met elkaar te maken te hebben. Tot je doorkrijgt waarop je moet vertrouwen als je de Heer vertrouwt. Neem nu de wijze die een stad vol keurtroepen overwint door de kracht waarop ze vertrouwen te verlammen. Voor ons klinkt dat dwaas, maar in de geschiedenis is maar al te vaak bewezen dat geweldloosheid sterker kan zijn dan het sterkste imperium. India werd door Gandhi onafhankelijk juist doordat er een geweldloze strijd werd gevoerd. En een wijze vertrouwt op de richtlijn dat je niet mag doden.

En iedereen weet natuurlijk best dat spotten en mensen met woorden neerhalen allerlei ellende oplevert. Het is de basis van het pestgedrag dat kinderen het leven kan verwoesten zonder dat ze er wat aan kunnen doen. Een spotter is daarbij grenzeloos hooghartig. Maar tegelijk zet het boek Spreuken de spotter op één lijn met de luiaard. Die luiaard weigert zijn handen te gebruiken en gaat daaraan dood. Denk dus niet dat de mensen die hun naaste lief hebben als zichzelf de softies zijn die over zich laten lopen en alles wat ze zelf met zwoegen en zweten verdienen uitdelen aan hen die de boel de boel laten en te lui zijn om op te staan. Integendeel, het gaat juist om het inzicht dat iedereen moet zwoegen en zweten om zich in leven te houden en dat het iedereen kan overkomen dat het wel eens mis gaat, dat er ziekte is, of misoogst en dat je dan altijd samen moet delen om samen te kunnen overleven.

Het gaat dus niet om offeren, om een God gunstig te stemmen zodat je geluk lijkt te hebben. De Bijbel noemt het gunstig stemmen van een god Goddeloos. De God van Israël hoeft niet gunstig gestemd te worden, hij is goedertieren omdat hij God is, dat is juist de kern van het verbond dat is gesloten, dat inzicht is nu net de wijsheid waarover in het boek Spreuken wordt gesproken. Daar hoef je je ook niet op te beroemen het is een geweldig geschenk dat een God die zo goed is met ons een verbond wil sluiten. Een verbond dat alleen van ons vraagt dat we onze naaste onvoorwaardelijk liefhebben als onszelf. Want niets houdt daartegen stand, dat is de weg die ons gewezen is al in de woestijn en die ons gewezen werd door Jezus van Nazareth dwars door de dood heen. Elke morgen mogen we daarmee opnieuw beginnen ook vandaag weer.