Rennen paarden ooit over rotsen

Amos 6:8-14

8 Dit zweert God, de HEER, bij zichzelf – zo spreekt de HEER, de God van de hemelse machten: Ik verafschuw de trots van Jakobs volk, Ik haat zijn burchten. Daarom zal Ik Samaria en al zijn inwoners aan de vijand uitleveren, 9 en als er in een huis nog tien mensen overblijven, zullen zij sterven. 10 Als iemand dan het lichaam van een bloedverwant uit dat huis wegdraagt om het te verbranden, zal hij vragen aan degene die nog binnen is: ‘Is daar bij jou nog iemand over?’ ‘Nee,’ zal deze dan zeggen, ‘maar wees toch stil, en noem de naam van de HEER niet!’ 11 De HEER hoeft immers maar een bevel te geven, of alle huizen, groot en klein, zullen tot puin worden geslagen. 12 Rennen paarden ooit over rotsen of wordt daar met runderen geploegd? En toch veranderen jullie het recht in gif, de vruchten van de gerechtigheid in alsem. 13 Jullie verheugen je over de verovering van Lo-Debar, en jullie zeggen dat je op eigen kracht Karnaïm ingenomen hebt. 14 Maar Ik zal een volk op jullie afsturen, Israëlieten – spreekt de HEER, de God van de hemelse machten –, dat jullie in heel het land zal onderdrukken, vanaf Lebo-Hamat tot aan de wadi Araba. (NBV21)

Het gaat volgens Amos met Israël van kwaad tot erger. Zo erg dat de God van Israël zweert de inwoners van de hoofdstad Samaria uit te leveren aan de vijanden. Die God heeft een afschuw gekregen van de hoogmoed van de burchten van Samaria. Wij kennen nog de kastelen met dikke muren waar edelen woonden die dachten daar onverslaanbaar te zijn. De geschiedenis leerde ons dat het anders was, ook de sterkste kastelen vielen onder het geweld van de belegeraars. Vertrouwen op veiligheidssystemen is dus hoogmoed. Die systemen zijn bij ons wat anders ingericht dan met dikke muren alleen. Alles en iedereen wordt afgeluisterd en soms hoort men plannen maken die verijdeld moeten worden. Maar de eenling die kwaad is omdat hij genegeerd wordt en met geweld aandacht wil vragen is niet tegen te houden met veiligheidssystemen, alleen met liefde en aandacht is die kwaadheid te ontdekken en misschien weg te nemen. Zelfs als er nog tien mensen bijeen zijn om zich tot de God van Israël te wenden, tien was het minimum, dan belijden zij vergeefs hun godsdienst, ze zullen sterven en de lijkenruimers wordt gevraagd niet meer de naam van de God van Israël hier te noemen, die is er niet bij betrokken.

Al die mensen die zich zo vroom en sterk voelden, God staat aan onze kant stond er op hun munten, worden door de God van Israël verworpen. Die God gaat het immers niet om vroomheid, niet om offers, niet om prachtige gewaden of mooie liedjes, niet om praise en worship, dat alles verwerpt onze God. De God van Israël gaat het om levende mensen, mensen die aan de kant van de weg komen te staan, mensen die niet meer tot hun recht komen. En in Samaria kwam je tot je recht als je het nieuwste bezat, als je het mooiste kon laten zien, als je de meeste winst had gegenereerd. Daarmee is het recht van de God van Israël tot gif geworden. De zilveren schalen die worden doorgegeven, de opbrengsten voor goede doelen die gemeld worden, zijn schijn, het gaat vaak meer om eer dan om mensen. In militair opzicht ging Israël er prat op een groot aantal steden te hebben veroverd. Amos noemt er twee en ons blijft de betekenis verborgen als we de namen niet vertalen. Lo-Debar betekent: “een ding van niets” en Karnaïm gaat over horens waarmee ook de legers van wereldmachten werden aangeduid.

De trots op militaire prestaties gaat dus over niets. Kleine gebieden van Syrië waren veroverd, een buurland tot vijand gemaakt, maar het geeft geen enkele garantie dat een wereldmacht zou kunnen worden verslagen. Integendeel, wie wind zaait zal storm oogsten. Ook in onze dagen kan een wereldmacht geen krijgszuchtig volkje tolereren aan haar grenzen en bij de bondgenootschappen die gesloten zijn werden in onze dagen dan ook de wereldmachten nauw betrokken. En als je buurvolk niet krijgszuchtig is dan bestempel je het als krijgszuchtig en val je het toch binnen, Heel langzaam groeit bij ons de overtuiging dat militaire kracht alleen door alle landen van de wereld samen kan worden vertoond. En dan dan zijn we aangekomen bij de God van Israël, schepper van hemel en aarde, die over de hele aarde gaat. Zijn weg te laten volgen door alle volken zou pas echt vrede geven. Wij kunnen een begin maken door zijn Weg, de weg van liefde voor de minsten, in onze eigen omgeving te volgen. Dat mag elke dag weer opnieuw, ook vandaag.

Het gefeest en geluier is voorbij.

Amos 6:1-7

1 Wee jullie, zorgelozen op de Sion, argelozen op de berg van Samaria, leiders van dit uitverkoren volk, tot wie de Israëlieten zich wenden! 2 Trek naar Kalne en bekijk het goed; ga van daar naar het grote Hamat en reis dan door naar Gat, waar de Filistijnen wonen – zijn jullie sterker dan die koninkrijken of is hun gebied juist groter dan dat van jullie? 3 Wee jullie die denken dat de onheilsdag nog ver is en die zelf de heerschappij van het geweld dichterbij brengen. 4 Jullie liggen maar op je ivoren bedden, hangen op je divans, eten lammeren uit de kudde en kalveren uit de stal. 5 Luidkeels zingen jullie bij de harp, en jullie denken te spelen als David zelf. 6 Uit grote schalen drinken jullie wijn, en met de beste olie wrijven jullie je in, maar dat Jozefs volk ten onder gaat, dat deert jullie niet. 7 Daarom gaan jullie nu als eersten in ballingschap; het gefeest en geluier is voorbij. (NBV21)

We moeten allereerst benadrukken dat we ook vandaag de lezing halen uit het dagelijks leesrooster zoals dat door het Nederlands Bijbelgenootschap wordt uitgegeven. Hoewel de lezing uit Amos gaat over slechte leiders die zich niets aantrekken van de toenemende armoede van het volk heeft de keuze van de lezing dus niets te maken met Prinsjesdag en het voorstel van het kabinet om de koopkracht voor gepensioneerden volgend jaar ongeremd te laten dalen. Het is wel lastig want de waarschuwing die Amos in zijn tijd tot de rijken in Jeruzalem richt klinkt in onze dagen hoogst actueel. In het gedeelte van vandaag spreekt Amos over ivoren bedden. Eerder al had hij het zelfs over ivoren paleizen. De rijkdom van de rijken moet uitgebreid worden getoond. We zouden vandaag zeggen dat de bonussen rondvliegen in de hoofdstad. Net als de armoede en de onbetaalde energierekeningen zou Amos daarop antwoorden.

Amos richt zich overigens net zo goed tot de rijken in het rijkje Israël als tot de rijken in Juda. Het lijkt er op of ze nergens gevaar zien. In de omliggende landen valt de ene stadstaat na de andere. Amos noemt ze bij name, wij kennen ze net zo min als we al die stadjes en plaatsen in de Oekraïne kunnen onthouden waar raketten vallen en nepnieuws wordt gebruikt om mensen tegen elkaar op te zetten. Maar de rijken kennen ze net zo goed als onze diplomaten die stadjes in de Oekraïne kennen. In de dagen van Amos waren er wereldrijken gevormd die de bevolking van veroverde landjes deporteerden naar hun eigen land, dan waren die potentiele vijanden beter in de hand te houden. Als je een bovenlaag van een samenleving deporteert dan worden er geen opstanden georganiseerd en tegen het wegvoeren van profiteurs protesteert niemand. Amos schetst haarscherp de gevolgen van de onverschilligheid. Als de rijken nu maar hadden gezorgd voor de grote massa van armen dan hadden ze een sterke bondgenoot gehad.

Als de rijken niet zo opzichtig hadden gepronkt met hun rijkdom dan was het moeilijker geweest uit te maken wie bij de bovenlaag hoorden en wie niet. Dan hadden Juda en Israël wellicht nog een kans gemaakt. Ze waren er eerder goed afgekomen toen een koning had aangeboden een wereldrijk een jaarlijkse schatting te betalen. Nu vertrouwden ze op hun rijkdom en de bondgenootschappen die ze links en rechts hadden afgesloten. Ondertussen dienden ze vreemde goden. De schalen die in de Tempel bedoeld waren om gemeenschappelijke maaltijden te houden met de armen en de vreemdelingen gebruikten ze voor zichzelf. Daarom zouden ze worden gedeporteerd. Niet omdat de God van Israël dat wilde, maar omdat ze het over zichzelf hadden afgeroepen. Ook voor ons een waarschuwing. Als we doorgaan met een oneerlijke verdeling van de welvaart dan zullen we die welvaart verliezen. Aan het werk dus met delen en Fair Trade, elke dag kunnen we daar opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.

Ik haat jullie feesten

Amos 5:21-27

21 Ik haat jullie feesten, Ik wijs ze af, jullie samenkomsten verdraag Ik niet. 22 De brand- en graanoffers die jullie Mij brengen aanvaard Ik niet; de vetgemeste beesten van jullie vredeoffers keur Ik geen blik waardig. 23 Bespaar Mij het geluid van jullie liederen; de klank van jullie harpen wil Ik niet horen. 24 Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek. 25 Israëlieten, hebben jullie Mij die veertig jaar in de woestijn ooit zulke offers en gaven gebracht? 26 Nu zullen jullie de beelden die jullie zelf gemaakt hebben – je koning Sakkut en je sterrengod Kewan – met je mee moeten dragen, 27 want Ik zal jullie in ballingschap wegvoeren, tot voorbij Damascus. Dit zegt de HEER, wiens naam is God van de hemelse machten. (NBV21)

Tussen de regels door schetst Amos een rijk land. Het kan niet op. Maar het is een land van rijken en dus ook een godsdienst van rijken. Overvloedig worden er offers gebracht. Uitgebreid worden de jaarlijkse feesten gevierd. In onze dagen zouden we zeggen dat de tafels voor het kerstdiner bezwijken onder het gewicht van het vele eten en de grote hoeveelheden drank. Dat de God van Israël een zo rijk land veroordeelt wekt op zich toch enige verbazing. Die God had toch een land beloofd dat overvloeien zou van melk en honing? Nu, de rijken in het rijkje Israël hadden dat stadium ruimschoots bereikt, ze waren er zelfs bovenuit gestegen. En ze waren de God van Israël daar ruimschoots dankbaar voor. De feesten in Israël stonden in hoog aanzien. Maar zelfs de psalmen die begeleid met harpen ten gehore werden gebracht in de heiligdommen wilde de God van Israël niet horen.

Waarom die afkeer? De God van Israël had een afkeer van slavernij, daarom had hij het volk uit Egypte bevrijdt. De God van Israël had een hekel aan armoede, daarom was dat land gegeven dat overvloeide van melk en honing. In een zo rijk land hoeft geen armoede te zijn. Daar kan iedereen tot zijn of haar recht komen. Daarom de oproep om in plaats van godsdienstigheid recht te laten stromen als water, en gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek. Wie eens op vakantie geweest is in een bergachtige omgeving kent het beeld, ineens sta je voor een helder klaterende bergbeek waar een overvloed van bloemen groeien waar de lucht fris is. Zo wassen gerechtigheid en recht de samenleving schoon. Een land waar de aandacht in de eerste plaats naar de minsten uitgaat, waar zorg is voor de zwakken en waar iedereen tot zijn of haar recht kan komen is een rijk land, daar hoeven geen rijken mee te pronken.

En dat pronken doen de Israëli uit de dagen van Amos ook. Ze hebben beelden gemaakt van koning Sakkut en sterrengod Kewan. Je moet toch laten zien hoe mooi je goden zijn, hoe stralend ze zorgen voor het volk, dat doen ze dus niet echt. Het zijn de heiligenbeelden die trots worden rondgesjouwd door de straten van Samaria en die de maaltijden opluisteren die bij de heiligdommen worden genuttigd op de hoogfeesten van het liturgisch jaar. Maar ook godenbeelden maken slaven van gelovigen. Hun geloof ligt vast, heeft een onveranderbaar uiterlijk. Terwijl de echte God van Israël niet te vangen is in een beeld. Die God is er zoals hij er zijn wil. Die God kan er voor de een op een heel andere manier zijn dan voor de ander. Wij mensen hebben die God niet vast te leggen, wij mensen hebben alleen voor elkaar te zorgen alsof we voor onszelf zorgen. Dat vraagt die God ons om elke dag opnieuw te doen, ook vandaag weer.

Haat het kwade

Amos 5:10-20

10 Jullie haten hen die in de poort het recht verdedigen, jullie verafschuwen hen die de waarheid spreken. 11 Jullie vertrappen de zwakken en eisen een deel van hun graan op. Daarom: huizen van steen hebben jullie gebouwd, maar je zult er niet in wonen; prachtige wijngaarden hebben jullie geplant, maar je zult er geen wijn van drinken. 12 Want ik weet hoe talrijk jullie misdaden zijn, hoe groot jullie zonden: jullie keren je tegen de onschuldigen, jullie nemen steekpenningen aan, jullie onthouden de armen in de poort hun recht. 13 Wie verstandig is zwijgt in deze tijd, want het is een kwade tijd. 14 Zoek het goede, niet het kwade. Dan zullen jullie leven, en dan zal de HEER, de God van de hemelse machten, met jullie zijn, zoals jullie altijd zeggen. 15 Haat het kwade, heb het goede lief en zorg dat er recht gedaan wordt in de poort. Misschien zal dan de HEER, de God van de hemelse machten, genade schenken aan wie er overgebleven zijn van Jozefs volk. 16 Daarom – zegt de HEER, de God van de hemelse machten, de Heer – zal er op alle pleinen worden gerouwd, in alle straten gejammerd; boeren worden opgeroepen om te weeklagen, klaagzangers om te rouwen, 17 en ook in alle wijngaarden zal er worden gerouwd wanneer Ik zelf in jullie midden rondga – zegt de HEER. 18 Wee degenen die verlangen naar de dag van de HEER! Wat zal hij jullie brengen, de dag van de HEER? Duisternis, geen licht. 19 Zoals wanneer iemand die vlucht voor een leeuw, aangevallen wordt door een beer, en dan, als hij een huis binnenvlucht en met zijn hand tegen de muur leunt, gebeten wordt door een slang. 20 De dag van de HEER zal duisternis zijn, en geen licht; aardedonker, zonder glans. (NBV21)

Het is ergste is volgens Amos dat het handjevol mensen dat zich blijft bezig houden met het recht, vooral het recht voor de armen, veracht worden. Je telt niet mee als je opkomt voor het recht. Ze verafschuwen wie de waarheid spreken. In onze dagen zie je bijna het omgekeerde. Vrijwilligers die werken bij de voedselbanken worden graag in het zonnetje gezet. Het zijn in de publieke opinie de goede burgers die nog wat over hebben voor hun naaste. Wie in een goed licht wil komen te staan zet weer eens wat van die vrijwilligers in het zonnetje. Maar de steun is schijn. De voedselbanken hebben de grootste moeite om te voldoen aan de toenemende vraag van het steeds groter wordende leger van armen. Zij die de vrijwilligers in het zonnetje zetten doen er beter aan te zorgen voor een goede voorraad voor de voedselbanken.

Voor wie in onze samenleving de waarheid spreken is het nog erger. Er was een tijd dat heel het volk opschrok als de klokken begonnen te luiden. Op de vaste tijd moest men naar de kerk om de waarheid te horen verkondigen, maar buiten de vaste tijden betekende het luiden van de klokken dat er iets ergs gebeurd was. Wie misstanden in maatschappelijke organisaties en bedrijven naar buiten brengt wordt tegenwoordig ook klokkenluider genoemd. Ondanks alle simpatie die er is voor klokkenluiders vergaat het hen in het algemeen niet goed. Ze verliezen hun baan en raken niet zelden aan lager wal. Alle maatregelen om hen te beschermen ten spijt. We zouden wat meer bronzen standbeelden voor ze moeten oprichten, ter waarschuwing voor hen die kwaad in de zin hebben.

In de dagen van Amos mochten de armen de aren rapen die bij het oogsten op de akker waren gevallen, aan de randen van de akker liet men aren staan zodat die geoogst konden worden door de armen. Maar de rijken eisten dat ook de armen belasting betaalden, ze moesten een deel van het graan afstaan om legers van te betalen en paleizen voor de heersers. Amos roept zijn volk op het goede te doen en niet het kwade. In zijn dagen groeide de overtuiging dat er een dag zou komen dat de goeden echt beloond zouden worden en de kwaden echt gestraft. Dan zou er een wereld komen waar alle tranen gedroogd zouden zijn, waar geen armoede zou bestaan en waar je zelfs niet meer bang hoefde te zijn voor wilde dieren. Wie niet aan die aarde had willen meewerken zou buitengeworpen worden in de buitenste duisternis. Wie er aan mee had gewerkt of slachtoffer was geworden van de dienaren van het kwaad mocht op die nieuwe aarde wonen. Wij zijn nog steeds op weg naar de nieuwe aarde, elke dag mogen we er weer aan werken, ook vandaag.

De verschrikking van de nacht

Psalm 91

1 Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, 2 zegt tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.’ 3 Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger en redt je van de dodelijke pest, 4 Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht, zijn trouw is een schild en pantser. 5 De verschrikking van de nacht hoef je niet te vrezen, ook de pijl niet die overdag op je afvliegt, 6 noch de pest die rondwaart in het donker, noch de plaag die toeslaat midden op de dag. 7 Al vallen er duizend aan je linkerzijde en tienduizend aan je rechterhand, jou zal niets overkomen. 8 Open je ogen en zie hoe wie kwaad doen worden gestraft. 9 U bent mijn toevlucht, HEER. Als je mag wonen bij de Allerhoogste, 10 zal het kwaad je niet bereiken, geen plaag je tent ooit treffen. 11 Zijn engelen geeft Hij opdracht over je te waken waar je ook gaat. 12 Op hun handen zullen zij je dragen, je zult je voet niet stoten aan een steen. 13 Leeuw en adder zul je vertrappen, roofdier en slang vermorzelen. 14 ‘Ik zal bevrijden wie Mij liefheeft en beschermen wie met mijn naam vertrouwd is. 15 Wie Mij aanroept, geef Ik antwoord, in de nood zal Ik bij hem zijn. Ik zal hem bevrijden en met roem overladen, 16 hem overvloed van dagen geven. Ik zal zijn redding zijn.’ (NBV21)

Gisteren was het de eerste zondag in de Lijdenstijd. Veertig dagen tot Pasen maar de zondagen tellen daarin niet mee. Zes zondagen zijn er tot de Pasen en dit was de eerste. Met de kerken in Nederland zingen we vandaag psalm 91. Wat heeft een Psalm over oneindig vertrouwen op God te maken met het kruis van Golghota zul je je afvragen. Overal vallen doden op de wereld, we horen van oorlogen, martelingen, honger, aardverschuivingen, roofovervallen, verkrachtingen en alle slechts dat je je kunt bedenken. Vandaag is het zelfs een speciale actiedag voor de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne. We bereiden ons ook voor op het lijden en sterven van Jezus en dan beginnen we te zingen dat ons niks kan overkomen. Dat is nu de echte kracht van dat goede nieuws waar de Bijbel het over heeft en wat van Jezus van Nazareth overal verkondigd moet worden. Ondanks alles zal de Liefde overwinnen.

Wat er ook met ons mag gebeuren door alles heen kunnen we onze naaste blijven liefhebben als onszelf. De dood kan ons zelfs daar niet van afhouden. Paulus schrijft ergens dat er geen kracht op, boven en onder de aarde is die ons afhoudt van de Liefde van Christus. ofwel: wat er ook aan lijden om ons heen gebeurd dat Koninkrijk zullen we maken. We kunnen de verloedering en de verkilling van de samenleving tegengaan en samen werken aan een land zonder voedselbanken, waar vreemdelingen worden opgenomen in de gemeenschap en mensen niet meer tegen elkaar worden opgezet. Waar democratie betekent dat je over de dingen met elkaar praat en elkaar niet loopt zwart te maken en in de uitverkoop loopt te doen. Werken aan een land waar de onderkant de boventoon voert zodat niemand hoeft te lijden.

De goddelozen zullen ons proberen wijs te maken dat het niet kan, dat de rijken nu eenmaal altijd rijk zullen blijven en de machtigen altijd machtig. Maar kijk om je heen, waar zijn de plaggenhutten, waar is de kinderarbeid in ons land, waar zijn de melaatse bedelaars in onze straten? Door bewegingen van mensen van onderop zijn ze uitgedreven en verdwenen, door bewegingen van onderop kunnen ze van de hele aarde worden uitgebannen. De staten in de wereld hebben besloten de armoede de komende decennia de wereld uit te krijgen, nu moeten wij het nog besluiten en er ook echt mee aan de gang gaan. Psalm 91 belooft ons dat het lukt, kwestie van er in geloven dus en het doen. Het is de Geest van God die ons doet opstaan, de God van Israël die bij zijn volk is ook in de donkerste tijden. Elke dag opnieuw mogen we daarvoor aan het werk gaan, ook vandaag.

Hij was een dief

Johannes 12:1-11

1 Zes dagen voor Pesach ging Jezus naar Betanië, waar Lazarus woonde, die Hij uit de dood had opgewekt. 2 Daar hield men ter ere van Hem een maaltijd; Marta bediende, en Lazarus was een van de mensen die met Hem aanlagen. 3 Maria nam een kruikje vol kostbare, zuivere nardusolie, zalfde daarmee de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de olie trok door het hele huis. 4 Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die Hem zou uitleveren, vroeg: 5 ‘Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’ 6 Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit. 7 Maar Jezus zei: ‘Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis; 8 de armen zijn immers altijd bij jullie, maar Ik niet.’ 9 Veel Joden hadden gehoord dat Jezus daar was en gingen naar Hem toe, niet alleen om Hemzelf, maar ook om Lazarus te zien, die Hij uit de dood had opgewekt. 10 De hogepriesters beraamden intussen een plan om ook Lazarus te doden, 11 omdat hij er de oorzaak van was dat veel Joden naar Jezus gingen en in Hem geloofden. (NBV21)

In de kerken wordt dit jaar over het algemeen op zondag uit het Evangelie van Lucas gelezen terwijl we thuis uit het evangelie van Johannes lezen. Zo krijgen we het verhaal van verschillende kanten te horen. We moeten wel bedenken dat Jezus van Nazareth een Jood was, volop en trouw aan het Joodse geloof. Ook zijn volgelingen waren volop Joden. Sommige passages zouden anders voor ons Heidenen te gemakkelijk als antisemitisch kunnen worden uitgelegd. Dat zijn ze in het verleden ook, maar altijd door mensen die er misbruik van wilden maken in hun eigen belang. De strijd gaat tussen Joden, de elite en Jezus van Nazareth. Als je voor die laatste kiest dan kies je ook voor zijn bevel niet te oordelen en zelfs je vijanden lief te hebben. Het verhaal van vandaag speelt zich af vlak voor het Paasfeest.

Dat was toen nog het feest van Pesach, op dit feest beleefde het volk Israel opnieuw dat het uit Egypte was getrokken door de Rode Zee en bevrijdt was van de slavernij. Egypte was het land van de dood. Zo vlak voor dat feest een bezoek brengen aan iemand die voor dood was gehouden maar door Jezus uit een grafspelonk was geroepen veroorzaakte veel opwinding. Als dan Jezus gezalfd wordt, alsof hij koning zou zijn, is de maat voor de religieuze leiders vol. Op de rol van Judas Iskariot komen we nog terug maar dat hij gelet op de latere gebeurtenissen zwart gemaakt wordt door de schrijver van het Johannes Evangelie is begrijpelijk. Donkere wolken trekken ondertussen samen boven dit schijnbaar zo feestelijk etende gezelschap. Religieuze leiders willen een eind maken aan de populariteit van Jezus van Nazareth en zijn vrienden en er zijn altijd mensen die een bevrijding willen forceren. Een no-fly zone boven de Oekraïne en dan niet geloven dat er op onze vliegvelden atoombonnen worden geworpen. We zullen moeten onderhandelen. We moeten ons afvragen wat de conflicten zijn die we in militaire vorm zien.

Speelt soms ook het conflict tussen de Russisch Orthodoxe Kerk en de Orthodoxe kerk van Oekraïne een rol. In onze gemeenten horen we die oordelen van achterstand en gevaar ook als het gaat om de verbetering van achterstandswijken. Daar moet veel gebeuren. Soms is er al veel in gang gezet en gaat het er om de vaart er in te houden en het verbeterproces tot een goed einde te brengen. Oppervlakkige beschouwers vragen zich dan af of er geen slechtere wijken zijn dan die wijken die nu zijn aangewezen. Vergeten wordt dat het niet gaat om de stenen en de huizen die van die stenen zijn gebouwd. Vergeten wordt dat het gaat om de mensen die er wonen. Als we werkelijk de Liefde tot Koning willen kronen moeten we niet vergeten dat ook vandaag de armen nog altijd bij ons zijn. Ze wonen heel vaak in die achtergebleven wijken, wachtend tot we ook bereid zijn tot Samen Delen.

 

Wat moeten we doen?

Johannes 11:45-57

45 Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in Hem. 46 Maar enkelen gingen naar de farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. 47 Daarop riepen de hogepriesters en de farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man verricht veel tekenen, 48 en als we Hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in Hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’ 49 Een van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tegen de anderen: ‘Jullie begrijpen het niet! 50 Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één mens sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ 51 Dat zei hij niet uit zichzelf: als hogepriester in dat jaar sprak hij de profetie dat Jezus zou sterven voor het volk, 52 en niet alleen voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen. 53 Vanaf die dag overlegden ze hoe ze Hem zouden doden. 54 Jezus trad onder de Joden niet meer in het openbaar op, maar vertrok naar de omgeving van de woestijn, naar de stad Efraïm. Daar bleef Hij met zijn leerlingen. 55 Het was kort voor het Joodse pesachfeest, en veel mensen uit de omgeving gingen al vóór het feest naar Jeruzalem om zich te reinigen. 56 Daar keken ze uit naar Jezus; ze stonden in de tempel en zeiden tegen elkaar: ‘Wat denk je? Zou Hij niet meer naar het feest komen?’ 57 De hogepriesters en de farizeeën hadden intussen opdracht gegeven Hem aan te geven als men wist waar Hij was, zodat ze Hem konden arresteren. (NBV21)

De redenering dat één dode soldaat beter is dan een dood volk hoor je ook tegenwoordig nog wel. In het licht van de Bijbel blijft dat een dubieuze uitspraak. Zeker in deze dagen van oorlog. Voor Jezus van Nazareth was kennelijk elk leven even waardevol om te behouden. In dit verhaal redt hij drie levens tegelijk. Natuurlijk maakt de opstanding van Lazarus het meeste indruk. Maar dit gedeelte van het verhaal begint met de mededeling dat er veel mensen naar Maria waren gekomen. Voor Maria en Martha had de opstanding van Lazarus ook nog een extra betekenis. Ze kregen daar niet alleen hun broer voor terug maar ook de man in huis die hun bescherming was. In de samenleving van Jezus van Nazareth was een vrouw vogelvrij. Dat was vanouds zo. Aanranding, verkrachting, gedwongen prostitutie, vrouwenhandel, incest, zijn nog steeds thema’s in de westerse samenleving. Uitbuiting en onderbetaling zijn er wereldwijd. Het wordt dus eindelijk eens tijd dat er ook mannen opstaan om een gelijkwaardige positie voor vrouwen af te dwingen.

Een samenleving waar vrouwen niet eenzijdig voor de opvoeding van kinderen moeten opkomen maar een zelfstandige economische positie hebben, een samenleving waar de lichamelijke integriteit van vrouwen voorop staat, een samenleving waar niemand een object van lust is in plaats van een persoon om lief te hebben. Die doeken voor mannelijke hoofden moeten er nu maar eens af. We moeten ook bedenken dat Jezus van Nazareth een Jood was, volop en trouw aan het Joodse geloof. Ook zijn volgelingen waren volop Joden. Sommige passages zouden anders voor ons Heidenen te gemakkelijk als antisemitisch kunnen worden uitgelegd. Dat zijn ze in het verleden ook, maar altijd door mensen die er misbruik van wilden maken in hun eigen belang. Het verhaal van vandaag speelt zich af vlak voor het Paasfeest. Het feest waarop het volk naar Jeruzalem zal trekken. Het zijn de autoriteiten die de concurrentie van een nieuwe leider vreesden. Het volk liep Jezus achterna. Ons Paasfeest was toen nog het feest van Pesach, op dit feest beleefde het volk Israel opnieuw dat het uit Egypte was getrokken door de Rode Zee en bevrijdt was van de slavernij. Egypte was het land van de dood.

Zo vlak voor dat feest een bezoek brengen aan iemand die voor dood was gehouden maar door Jezus uit een grafspelonk was geroepen veroorzaakte veel opwinding. Als dan Jezus gezalfd wordt, alsof hij koning zou zijn, is de maat voor de religieuze leiders vol. Op de rol van Judas Iskariot komen we nog terug maar dat hij gelet op de latere gebeurtenissen zwart gemaakt wordt door de schrijver van het Johannes Evangelie is begrijpelijk. Donkere wolken trekken ondertussen samen boven dit schijnbaar zo feestelijk etende gezelschap. Religieuze leiders willen een eind maken aan de populariteit van Jezus van Nazareth en zijn vrienden en er zijn altijd mensen die een bevrijding willen forceren. De opstand van het volk tegen de Romeinen hangt in de lucht, ook Jezus is zich daarvan terdege bewust. En een opstand tegen een zwaar bewapende brengt altijd dood en ellende voor gewone mensen. We weten er vandaag weer alles van.

Als U hier was geweest

Johannes 11:28-44

28 Na deze woorden ging ze terug, ze nam haar zus Maria apart en zei: ‘De meester is er, en Hij vraagt naar je.’ 29 Zodra Maria dit hoorde ging ze naar Jezus toe, 30 die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar Marta Hem tegemoet was gekomen. 31 Toen de Joden die bij haar in huis waren om haar te troosten, Maria zo haastig zagen weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te weeklagen. 32 Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en Hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!’ 33 Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en Hij ergerde zich. Diep bewogen 34 vroeg Hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ 35 Jezus begon te huilen, 36 en de Joden zeiden: ‘Wat heeft Hij veel van hem gehouden!’ 37 Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, Hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ 38 Weer ergerde Jezus zich. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. 39 Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zus van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ 40 Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ 41 Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek Hij omhoog en zei: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij hebt verhoord. 42 U verhoort Mij altijd, dat weet Ik, maar Ik zeg dit ter wille van al deze mensen hier, opdat ze zullen geloven dat U Mij gezonden hebt.’ 43 Daarna riep Hij luid: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ 44 De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’(NBV21)

Soms zie je in een overlijdensadvertentie staan dat iemand is bevorderd tot heerlijkheid. Waarom zou je dan verdrietig zijn. Kennelijk zegt de Bijbel dat we verdrietig mogen zijn als we een geliefde hebben verloren. Zelfs Jezus huilde en hij zou toch moeten weten hoe goed Lazarus het zou kunnen hebben bij de Vader van Jezus. Zo zit het dus niet in elkaar. Natuurlijk zijn er geleerden die denken dat Jezus huilde omdat de omstanders zoveel verdriet hadden en niet blij konden zijn dat Lazarus naar God was teruggekeerd. Maar Jezus van Nazareth was ongetwijfeld wijzer. Lazarus sliep in het graf en Jezus gaf een demonstratie hoe het zou gaan met de opstanding. Zelf zou hij na drie en niet na vier dagen opstaan. Bij hem zouden de doeken waarmee hij in het graf was gelegd netjes opgevouwen zijn en liep hij niet rond met de doeken nog om hem heen.

Maar ook bij hem moest de steen worden verwijderd, al ging dat anders dan bij Lazarus. Geloof betekent ook vertrouwen. In dit geval het vertrouwen dat de liefde ook door de dood heen door zal gaan. Wij geloven met Pasen dat het verhaal van Jezus van Nazareth door de dood heen door zal gaan. De liefde van hem voor de mensen houdt niet op maar leeft ook in ons voort. Iedere keer dat we ons eten en drinken delen mogen we dat in zijn naam doen. Iedere keer als we de vreugde om de uitgestoken hand in de ogen van de minsten mogen zien mogen we zijn vreugde herkennen. Dat door Jezus van Nazareth iets van die liefde mag blijven bestaan en dat de adem van de gestorvenen terug keert naar God mag een troost zijn.

Wij kiezen voor het leven en daarom is er verdriet, daarom vechten we voor het leven, daarom vinden we geen leven waardeloos. Daarom zijn we tegen de doodstraf, daarom moet bij elke onnatuurlijke dood zorgvuldig worden stilgestaan. Dat is ook de reden dat we ons verzetten tegen oorlog. Daarom moeten we een luisterend oor en een open oog hebben voor signalen om ons heen dat mensen zichzelf of anderen van het leven willen benemen. Daarom moeten we ingrijpen als mensen zich al dan niet moedwillig in gevaar willen begeven. Het laatste wat we moeten doen als we mee willen doen in het leven van Jezus van Nazareth is ons onverschillig opstellen ten opzichte van het leven van anderen.

 

Telt een dag niet twaalf uren?

Johannes 11:1-27

1 Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zus Marta woonden – 2 dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. 3 De zussen stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’ 4 Toen Jezus dit hoorde zei Hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’ 5 Jezus hield veel van Marta en haar zus, en van Lazarus. 6 Maar toen Hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef Hij toch nog twee dagen waar Hij was. 7 Daarna zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’ 8 ‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden U stenigen, en nu wilt U daar toch weer naartoe?’ 9 Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, 10 maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ 11 Nadat Hij dat gezegd had zei Hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, Ik ga hem wakker maken.’ 12 De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ 13 Zij dachten dat Hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14 Toen zei Hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven, 15 en om jullie ben Ik blij dat Ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.’ 16 Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met Hem te sterven.’ 17 Toen Jezus daar aankwam, hoorde Hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. 18 Betanië ligt dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, 19 en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. 20 Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze Hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. 21 Marta zei tegen Jezus: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. 22 Maar zelfs nu weet ik dat God U alles zal geven wat U vraagt.’ 23 Jezus zei: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ 24 ‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ 25 Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26 en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ 27 ‘Ja, Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat U de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’ (NBV21)

Jezus van Nazareth ging het gevaar niet uit de weg maar zocht het ook niet op. Regelmatig komen we in de vier boeken uit de Bijbel die over hem gaan aanwijzingen tegen dat hij moest onderduiken om de woede van de autoriteiten om zijn optreden te ontlopen. Zo trok hij naar Galilea, het land van de Heidenen om zich in Kafernaüm te vestigen en zo maakte hij een andere keer een omweg tussen Judea en Galilea langs Samaria en bleef daar een paar dagen. In dit verhaal wordt hij gewaarschuwd dat men hem in Judea had willen stenigen. Maar daar woont zijn vriend Lazarus die ziek is en waarvan men bang is dat hij gaat sterven. Volgens Jezus van Nazareth ging hij alleen slapen, ook in een ander verhaal wordt verteld dat de doodgewaande, het dochtertje van Jaïrus, niet dood is maar slaapt. Tomas, als tweeling altijd al dubbelzinnig, vat de angst van de leerlingen samen door op te roepen om met hem, met Jezus of met Lazarus, te sterven. De vraag is wat je moet doen als je gevaar loopt. Moet je dan blijvend het gevaar ontwijken of toch blijven opkomen voor de mensen die je liefhebt, voor je naasten?

De landen in Afrika die geteisterd worden door misoogst en hongersnood worden geleid door zeer rijke en corrupte leiders. Wat moet je doen? Eerst proberen het bestuur van die landen te veranderen zodat hulp ook werkelijk komt waar het nodig is, of zorgen dat er zo weinig mogelijk mensen sterven van de honger door noodhulp te verlenen. De dubbelzinnigheid van Tomas uit dit verhaal over Lazarus zit ook in de mogelijke beslissingen van Nederlanders. Ze zullen elk voor zich een moeilijke beslissing moeten nemen. Giro 555 bracht tijdens de actiedag 30 miljoen op, het staaat nu open voor de slachtoffers in Oekraïne. Het verhaal over Jezus en Lazarus kan ons misschien helpen. Het verhaal begint met twee plaatsnamen die aanduiden wat de kern van het verhaal is. Wij zien dat maar half. We weten natuurlijk dat Jeruzalem de stad van de Vrede is. We kennen Jeruzalem als de stad waar de Wet van de Liefde werd bewaard. Waar alle volken zich uiteindelijk naar toe moeten keren om het Rijk van God op aarde te laten komen. Maar we weten ook dat het niet gemakkelijk is. Wie in het boek Nehemia heeft gelezen weet dat het bouwen van een stad als Jeruzalem niet vanzelf gaat.

Hoeveel mensen er ook komen helpen, het blijft een hachelijke zaak waar ze ooit met het zwaard op de heup de stenen op de muur hadden gelegd. Johannes doet er nog een schepje bovenop. Betanië betekent namelijk zoveel als “huis van ellende” en in dit verhaal ligt het huis van ellende dus vlak bij Jeruzalem. En naar dat huis gaat Jezus van Nazareth om zijn vriend Lazarus uit de dood op te wekken. Hij is de bevrijder van Israel, de gezalfde, de Messias. In het Grieks is het de Christus. In de Joodse Messias verwachting leidt de Messias de mensen uit het dodenrijk naar het Rijk van God. Het Romeinse rijk is in de ogen van de gelovigen het dodenrijk, daar tellen levens niet, daar komen mensen niet tot hun recht. Jeruzalem zal de hoofdstad van het Rijk van de Vrede, het Rijk van Liefde, het Rijk van God moeten worden. Dat Jezus van Nazareth de Messias is en dat mensen in zijn macht geloven is de kern van dit gedeelte van het verhaal. Tot op de dag van vandaag mogen we geloven dat we niet gevangen zitten in natuurwetten van armoede en geweld. Juist door te laten zien waar de hulp verleend moet worden kan een land veranderen. Het Romeinse Rijk werd uiteinelijk ook een Christelijk rijk. Geef dus gerust, bestrijd het kwade met het goede, elke dag weer.

 

Zoek Mij en leef!

Amos 5:1-9

1 Luister naar mijn woorden, Israël, luister naar mijn klaaglied over jullie: 2 Ze is gevallen, vrouwe Israël, ze zal niet meer opstaan, verlaten ligt ze op haar land, en er is niemand die haar opricht. 3 Dit zegt God, de HEER, over Israël: De stad die met duizend man ten strijde trekt houdt er maar honderd over; de stad die met honderd man ten strijde trekt maar tien. 4 Dit zegt de HEER tegen Israël: Zoek Mij en leef! 5 Zoek het niet in Betel, ga niet naar Gilgal, trek niet naar Berseba; Gilgal gaat in ballingschap en Betel wordt een plaats van onheil. 6 Zoek de HEER en leef! Anders zal Hij als een vuur woeden in het land van Jozef, de vlammen zullen Betel verteren, en er zal niemand zijn om te blussen. 7 Want jullie veranderen het recht in alsem en vertrappen de gerechtigheid. 8 De maker van de Plejaden en van Orion, Hij die de diepe duisternis in morgenlicht verandert en de dag tot nacht verduistert, Hij die het water van de zee bijeenroept en het uitstort over de aarde – zijn naam is HEER. 9 Met zijn verwoestende bliksem treft Hij de sterken, hun vestingen worden vernietigd. (NBV21)

Amos zingt een keihard lied over Israël. Een protestsong zoals we die vandaag de dag bijna niet meer durven zingen. Het klinkt een beetje als dat lied van Lennart Nijgh en Boudewijn de Groot: “Welterusten meneer de President”, geschreven en gezongen toen in Vietnam vrouwen en kinderen, ouderen en jongeren met Napalm werden bestookt en de meest wrede dood moesten sterven. Amos ziet hier de welvaart en decadentie van de rijken in Israël. Hun hoofdstad Samaria met de ivoren paleizen, de heiligdommen in Betel en Gilgal waar dag en nacht wordt geofferd maar waar niemand mee eet van de offers. Wie niet kan offeren moet honger lijden en wie arm is telt niet mee en wacht de slavernij.

Die mooie godsdienst van Israël wordt hier ruw aangepakt. De God van Israël wil geen religie, geen mooie gewaden en welriekende wierook. Een tijdgenoot van Amos, de profeet Hosea, zou zelfs namens die God zeggen dat die God geen offers wil maar gerechtigheid. Ook Amos zet de gerechtigheid centraal. Die Heiligdommen zullen verdwijnen, Betel zal zelfs een plaats van onheil worden. Wat het volk moet doen is de God van Israël zoeken. Velen zullen gedacht hebben dat ze dan zeker naar Jeruzalem moeten om daar hun godsdienst te belijden. Maar daar heeft Amos het niet over. Amos heeft het over recht en gerechtigheid, dat recht in onrecht wordt veranderd, dat het recht van Israël voor de rechtzoekenden een bittere smaak krijgt is de reden dat ze moeten veranderen.

Het recht in de Hebreeuwse Bijbel is vrijwel altijd het recht van de armen. En de armen wordt het recht ontzegd om tot hun recht te komen. Dat klinkt als een woordenspel maar Paulus zal ons later uitleggen dat leven in de liefde van God, de liefde voor de minsten, betekent dat je beter mens wordt, ja dat je dan pas een echt mens wordt zoals God die heeft bedoeld. Wij hebben Jezus van Nazareth als voorbeeld hoe je dan zou kunnen leven. Als het moet dan geef je daar zelfs je eigen leven voor. Het lied van Amos moet ook ons behoeden voor gemakkelijk gevierde godsdienstigheid. Halleluja zingen en roepen dat je Jezus lief hebt is geen Bijbelse godsdienst. Dat soort godsdienst vergaat en verdwijnt in onderlinge ruzies en machtsvertoon. Centraal in de Bijbelse godsdienst staat de God van Israël en wat Hij wil, volgens Jezus was dat God liefhebben boven al en dat doe je door je naaste lief te hebben als jezelf, daar moeten we naar op zoek, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.