Wie is geschikt voor deze taak?

2 Korintiërs 2:14-3:6

14 God zij gedankt dat Hij ons, die één zijn met Christus, in zijn triomftocht meevoert en dat Hij overal door ons de kennis over Hem verspreidt als een aangename geur. 15 Door Christus te verkondigen zijn wij als wierookgeur die God behaagt, die zich zowel verspreidt onder hen die worden gered als onder hen die verloren gaan. 16 Voor de laatsten is het een geur die de dood aankondigt, voor de eersten een geur die tot het leven leidt. Wie is geschikt voor deze taak? 17 Wij zijn niet als zoveel anderen, die aan het woord van God willen verdienen; wij verkondigen het in alle oprechtheid, in opdracht van God, ten overstaan van Hem en in eenheid met Christus. 1 Beginnen we onszelf weer aan te bevelen? Of hebben we net als sommige anderen aanbevelingsbrieven voor of van u nodig? 2 U bent zelf onze aanbevelingsbrief, in ons hart geschreven, maar voor iedereen te zien en te lezen: 3 u bent zelf een brief van Christus, door ons opgesteld, niet met inkt geschreven maar met de Geest van de levende God, niet in stenen platen gegrift maar in mensenharten. 4 Dit vertrouwen kunnen wij dankzij Christus tegenover God uitspreken. 5 Niet dat wij vanuit onszelf zo bekwaam zijn dat we dit als ons eigen werk kunnen beschouwen; onze bekwaamheid danken we aan God. 6 Hij heeft ons geschikt gemaakt om het nieuwe verbond te dienen: niet het verbond van een geschreven wet, maar dat van zijn Geest. Want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. (NBV21)

“Zijn woord wil deze wereld omgekeerd” dichtte Huub Oosterhuis eens in een lied. Paulus illustreert dat in het gedeelte dat we vandaag lezen. Een triomftocht waarin mensen meegevoerd werden kende men in het Romeinse rijk maar al te goed. Elke Romeinse Keizer liet met enige regelmaat weer een volk veroveren of verslaan om een dergelijke triomftocht organiseren waarin de overwonnenen als slaven werden meegevoerd om daarna ter dood te worden gebracht of verkocht. De God van Israël doet het omgekeerde, die voert mensen mee als bevrijde mensen en laat ze daarna vrij. Soms werd het ter dood brengen van overwonnenen ook gezien als een offer aan de oorlogsgod Mars. De Joden kenden hun beweegoffer waarbij wierook werd geofferd als een aangename geur voor de God van Israël. Zulke offers zijn wij gelovigen ook schrijft Paulus, wij bewegen immers in de Geest van Jezus van Nazareth en zijn daarmee een aangename geur voor de God van Israël.

Dat wat wij goed doen hebben we dus niet van onszelf maar geleerd van en geïnspireerd door de bevrijder, de Messias, in het Grieks de Christus. En de mensen naar wie wij de hand hebben uitgestoken, met wie wij hebben gedeeld zijn onze aanbevelingsbrieven, zoals de gemeenten waarin het onderscheid tussen Jood en Griek, tussen vrije en slaaf, tussen arme en rijke was weggevallen de aanbevelingsbrieven voor Paulus waren. Daar gaat zijn hart naar uit zoals ons hart uitgaat naar de minsten onder ons, want wat we hen gedaan hebben hebben we aan de Christus gedaan. Ook hier vinden we weer het beeld dat Paulus gebruikt voor de 10 woorden, die staan voor richtlijnen voor de menselijke samenleving. In de Hebreeuwse Bijbel konden we lezen dat die 10 woorden in stenen platen gegrift stonden en het hart vormde van het volk van Israël. Die platen werden in de Tempel in Jeruzalem bewaard, geen beeld van een God dus maar de opdracht de naaste lief te hebben als jezelf.

Maar die stenen platen hadden tot een stenen geloof geleid en volgens Paulus moet het weer een levend geloof worden dat niet in een Tempel ligt waar je niet bij mag komen maar dat in je eigen hart gegrift staat. Dat is het nieuwe van het verbond dat Jezus van Nazareth gesloten heeft met zijn volgelingen. Dat nieuwe is dus niet een nieuwe wet, dat nieuwe vervangt dus niet een oude wet maar maakt de versteende richtlijnen weer tot een levende Weg. De richtlijnen van heb uw naaste lief als uzelf worden niet meer bewaakt door priesters en levieten in een Tempel, maar we zijn zelf een geslacht van priesters en koningen geworden schrijft Paulus op een andere plaats. Zo mogen we elke dag opnieuw een aangenaam geurend beweegoffer voor onze God worden als wij ons inzetten voor de minsten en de zwaksten in de samenleving en onze naaste liefhebben als onszelf. Ook vandaag mag dat weer.

Een vast geloof.

2 Korintiërs 1:23-2:13

23 Ik roep God op als mijn getuige, ik zweer bij mijn leven dat ik van een nieuw bezoek aan Korinte heb afgezien om u te sparen. 24 Niet dat wij over uw geloof willen heersen – u hebt tenslotte een vast geloof. Nee, wij willen slechts bijdragen aan uw vreugde. 1 Ik had mezelf dus voorgenomen u niet opnieuw zo’n verdrietig bezoek te brengen. 2 Want als ik u verdriet doe, wie moet mij dan blij maken? Toch alleen u – u die ik dan juist verdriet zou hebben bezorgd. 3 Dat is ook precies wat ik u geschreven heb: ik wilde niet dat ik bij mijn bezoek verdriet van u zou hebben, terwijl u mij juist blij had moeten maken. En ik had er alle vertrouwen in dat u allen in mijn vreugde zou delen. 4 Toen ik u schreef was ik terneergeslagen en bedrukt en stonden de tranen in mijn ogen. Ik wilde u geen pijn doen, maar u laten weten hoezeer ik u liefheb. 5 Als er iemand is die mij verdriet heeft gedaan, dan heeft hij niet alleen mij verdriet gedaan maar tot op zekere hoogte – laat ik niet overdrijven – u allen. 6 De straf die hem door de meerderheid van u is opgelegd, is zwaar genoeg geweest; 7 u kunt hem nu maar beter vergeven en bemoedigen, anders gaat hij nog aan verdriet ten onder. 8 Daarom roep ik u op hem weer in liefde te aanvaarden. 9 Ik heb u ook geschreven omdat ik te weten wilde komen of u mij werkelijk in alles gehoorzaamt. 10 Als u hem vergeeft, doe ik het ook. En als ik hem iets te vergeven heb, doe ik het omwille van u, ten overstaan van Christus. 11 We moeten er namelijk voor oppassen dat Satan ons niet gebruikt; zijn plannen kennen we maar al te goed. 12 Toen ik in Troas kwam om het evangelie van Christus te verkondigen, had de Heer deuren geopend voor mijn werk. 13 Maar ik vond geen rust, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof. Daarom nam ik weer afscheid en vertrok naar Macedonië. (NBV21)

Het is gemakkelijk over het kwaad te spreken als over een persoon die buiten ons staat. We moeten echter uitkijken het kwaad te gaan beschouwen als een poppenspeler die bezit kan nemen van bepaalde mensen en los van wat die mensen willen het kwaad kan bedrijven. Dat zou betekenen dat mensen zelf niet meer verantwoordelijk zijn voor het kwaad dat ze doen en dat is zeer on-Bijbels. Natuurlijk kunnen mensen wel ziek worden en in hun ziekte, of juist door hun ziekte, kwaad bedrijven. In ons rechtssysteem houden we daar rekening mee door mensen onder dwang te kunnen verplegen desnoods hun hele leven lang. Maar ook daar spreken we niet van mensen die door iets of iemand die buiten hen staat bezeten is, ze zijn ziek en moeten behandeld worden en we hopen voor sommigen ooit een behandeling te vinden waardoor ze genezen of zonder gevaar met hun handicap buiten de dwangverpleging weer met ons kunnen leven.

We geloven dus niet in de duivel, of satan, maar in de God van Israël. In het gedeelte dat we vandaag lezen gaat het verder over de brief die verloren is gegaan. Paulus schrijft hier dat hij die brief onder tranen had geschreven en we noemen de brief dan ook de Tranenbrief. Wat er precies aan de hand was weten we niet. Kennelijk was er iemand die een conflict heeft veroorzaakt in de gemeente en die naar het oordeel van de gemeente tijdelijk een stapje terug zou moeten doen. Als Paulus ook nog eens zou zijn opgedoken zou het conflict zich hebben toegespitst en zou de ellende groter geworden zijn. Dat is tenminste wat Paulus hier schrijft. Men moet overigens de conflictmaker nu maar vergeven en weer in het midden van de gemeente opnemen vraagt Paulus. Voor ons is van belang dat ook bij zo’n ingrijpend conflict in een gemeente het niet aangaat om een oordeel over andere mensen uit te spreken.

Dat oordelen is in de geschiedenis van de kerk maar al te vaak gebeurd. Soms zijn gemeenten later weer op hun oordeel teruggekomen maar tot op vandaag de dag kennen we het woord verketteren en voeren we dat werkwoord naar elkaar van tijd tot tijd uit. Dat neemt niet weg dat je discussies op het scherp van de snede moet kunnen voeren. Er zijn gelovigen die zo sterk in het bestaan van de duivel geloven dat ze hun handelen daar op afstemmen. Die stemmen hun handelen dan niet meer alleen en uitsluitend af op de God van Israël, er is één God die geen anderen voor zijn aangezicht duldt nietwaar. Maar het doel van een gesprek of discussie moet zijn dat je samen de vreugde van Jezus van Nazareth ontdekt zegt Paulus. En dat ontdekken mogen we elke dag weer doen door ons te richten op de minsten onder ons en ons daarvoor in te zetten, dat kan ook vandaag weer.

Wanneer ik ja tegen u zeg

2 Korintiërs 1:12-22

12 Hierop kunnen wij ons laten voorstaan: ons geweten kan getuigen dat wij hebben gehandeld met de oprechtheid en zuiverheid die God van ons verlangt, niet gedreven door de wijsheid van deze wereld maar door Gods genade. Zo zijn we overal in de wereld te werk gegaan, en vooral bij u. 13 Wij bedoelen namelijk in onze brieven aan u niets anders dan wat u leest en eruit begrijpt. Ik hoop dat u eens ten volle zult begrijpen 14 wat u al gedeeltelijk begrepen hebt, namelijk dat u op de dag van onze Heer Jezus trots op ons kunt zijn, zoals wij op u. 15 Ik had wat dit betreft alle vertrouwen in u en wilde daarom al eerder naar u toe komen om u met een extra bezoek te verblijden: 16 via u zou ik naar Macedonië reizen en vanuit Macedonië weer naar u teruggaan, om vervolgens door u op weg te worden geholpen naar Judea. 17 Was dit inderdaad een lichtvaardig voornemen? Komen al mijn plannen werkelijk voort uit wispelturigheid, zodat ik het ene moment ja zeg en het andere moment nee? 18 Zo waar God trouw is, wanneer ik ja tegen u zeg bedoel ik ook ja, niet nee. 19 De Zoon van God, Jezus Christus, die wij – ikzelf en Silvanus en Timoteüs – aan u verkondigd hebben, was immers ook niet iemand die ja zei en nee bedoelde. Hij belichaamt het ja. 20 In Hem worden alle beloften van God ingelost; en daarom is het ook door Hem dat we amen zeggen, tot Gods eer. 21 Het is God die u en ons Christus als fundament geeft, die ons allen heeft gezalfd, 22 heeft gewaarmerkt als zijn eigendom en als voorschot de Geest in ons hart gegeven heeft. (NBV21)

Paulus heeft nog wat uit te leggen. Wij moeten dat wel herkennen. Wij vragen onze politici toch ook zo vaak waarom ze het een beloven en het andere doen. Soms zijn daar gegronde redenen voor maar vaker blijven tegenstanders politici beschuldigen van onbetrouwbaarheid ook al is hun gedrag helder en klaar en snappen we allemaal waarom ze iets anders gedaan hebben dan ze hadden gezegd. Met Paulus ging het net zo. Hij had beloofd via Korinthe naar Macedonië te gaan, terug te komen en dan vanuit Korinthe opnieuw naar Macedonië te gaan. Maar ergens is dat plan scheefgelopen, het is in elk geval niet zo gegaan. Nu waren er in Korinthe ook partijen ontstaan. Er waren mensen die het eens met Paulus waren en er waren mensen die hem maar een overdreven mannetje vonden. In zijn eerste brief aan de mensen in Korinthe had Paulus hen gewaarschuwd niet alvast alles op te eten voordat de armen de gelegenheid hadden gekregen ook aan de gezamelijke maaltijd van de gemeente deel te nemen. Je hoort de mensen zeggen dat die Paulus wel hoog van de toren kan blazen, hij weet het allemaal zo goed, maar als het op zijn eigen beloften aankomt dan houdt hij ze niet.

Nu, Paulus begint dat hij zich niet op een of andere hoge staat of autoriteit laat voorstaan maar alleen op het volgen van de God van Israël. Zijn ja is ja en zijn nee is nee. We komen dat in een Evangelie ook tegen als een uitspraak van Jezus van Nazareth die zijn volgelingen oproept om op die manier te handelen. Maar als je dat nu eens niet doet. Moet men je dan direct als onbetrouwbaar bestempelen? Is het niet beter, meer in Christus, om eerst eens naar beweegredenen te luisteren? Uiteindelijk horen we allemaal bij de God van Israël en bij de weg van Jezus van Nazareth. En overal in de Bijbel wordt gesteld dat het de God van Israël is die het oordeel over ons doen en laten toekomt en dat we mogen vertrouwen op zijn genade. Dat oordeel over het doen en laten van iemand komt ons niet toe. Zonder een eerlijk proces, zonder een hoor en wederhoor toe te passen past het ons zeker niet iemand te veroordelen.

Zeker past het niet om iemand een verandering van standpunt of handelen na te dragen als daar openlijk uitleg van is gegeven en verantwoording voor is afgelegd. Zelfs als je het zelf anders zou hebben gedaan moet je uitgaan van de goede bedoelingen als niet uit iets anders kwade bedoelingen blijken. Volgens Paulus is het Jezus van Nazareth die hier ons tot voorbeeld dient, in hem worden alle beloften van God ingelost, hij belichaamt het ja. Welk ja? Het ja tegen mensen die er mogen zijn zoals ze er zijn. Het ja tegen mensen die soms iets anders doen dan ze beloofd hebben. Het ja zelfs tegen mensen die soms fouten maken maar altijd weer opnieuw mogen beginnen. Zo mogen ook wij elke dag opnieuw beginnen met de Weg te gaan van Jezus van Nazareth, als eerste de minste dienen, onze naasten liefhebben als onszelf, die weg mogen we ook vandaag opnieuw gaan.

Hetzelfde lijden

2 Korintiërs 1:1-11

1 Van Paulus, apostel van Christus Jezus door de wil van God, en van onze broeder Timoteüs. Aan de gemeente van God in Korinte en aan alle heiligen in heel Achaje. 2 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus. 3 Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost 4 en ons in al onze ellende moed geeft, zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven. 5 Want zoals wij volop delen in het lijden van Christus, zo delen wij volop in de troost die God ons door Christus geeft. 6 Ondervinden we tegenspoed, dan is het opdat u bemoedigd en gered wordt. Worden we bemoedigd, dan is het opdat u de moed krijgt te volharden in hetzelfde lijden als wij ondergaan. 7 De hoop die wij voor u hebben is dus gegrond: we weten dat zoals u deelt in ons lijden, u ook deelt in de troost die ons gegeven wordt. 8 U moet weten, broeders en zusters, dat de tegenspoed die we in Asia hebben moeten doorstaan, uitzonderlijk groot was. We hadden het zo zwaar te verduren dat het onze krachten te boven ging. We vreesden ernstig voor ons leven, 9 we waren er zelfs zeker van dat het doodvonnis al over ons was uitgesproken. Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die de doden opwekt, 10 die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op Hem hebben we onze hoop gevestigd: Hij zal ons altijd redden. 11 En ook u bent ons tot steun door voor ons te bidden. Zo klinkt uit talloze monden de dankzegging voor de gunst die Hij ons bewezen heeft. (NBV21)

Vandaag beginnen we weer te lezen in de tweede brief van Paulus aan de gemeente in Korinthe. De brief is geschreven als vervolg op een brief die verloren is gegaan, tenminste als die brief, of een gedeelte daaruit niet in deze brief terecht is gekomen. Het ontstaan van de boeken van de Bijbel is een wetenschap op zich en het laatste woord in deze wetenschap is zeker nog niet gegeven. We weten in elk geval dat deze tweede brief geschreven is toen Paulus in Macedonië was met zijn gezelschap waartoe in elk geval ook Timoteüs behoorde. Over de reizen die Paulus gemaakt heeft lezen we op de eerste plaats in het boek van de Handelingen der Apostelen, maar ook in verschillende brieven duiken beschrijvingen uit die reizen op. Zo ook hier. In dit eerste gedeelte beschrijft Paulus bijvoorbeeld hoe hij en zijn reisgezelschap gevangen waren genomen en zelfs dachten de doodstraf te zullen krijgen. Ze werden echter gered en Paulus is blij dat iedereen daar God voor wil danken want zelf zijn ze niet in staat om dit soort bevrijding te organiseren, daar heb je God voor nodig.

Die reddingen maakten wel dat de dood op zich niet meer een reden vormde om je handelen op af te stemmen. Elders heeft Paulus dat ook wel aan de gelovigen voorgehouden, de dood is geen prikkel meer, alleen de liefde van God bepaald ons handelen. Daar gaat dit begin van deze brief dan ook over. Geloven in Jezus van Nazareth is geen gemakkelijke zaak, het is vaak ook geen pretje. Het brengt je namelijk gemakkelijk in conflict met heersende ideologiën en machthebbers. Het geloof in Jezus van Nazareth heeft niets van een overgave aan een hogere macht, heeft niets van een gehoorzaamheid aan een willekeurige overheid. Het geloof in Jezus van Nazareth blijft vasthouden aan de liefde voor de minste, voor de naaste, voor de zwaksten in de samenleving. Een gemeente die gelooft in Jezus van Nazareth neemt ineens slaven op, daar zijn mannen en vrouwen gelijk, daar wordt niet gelet op afkomst, allochtonen en autochtonen zijn er gelijk, Joden en Grieken danken samen God.

In samenlevingen waar mensen in zwaar gescheiden groepen leefden ontstaan ineens gemeenschappen waar die scheidingen doorbroken worden, waar mensen elkaar de hand reiken en samen brood breken en een beker wijn delen. Voor machthebbers die geloven in “verdeel en heers” een onbestaanbaar gebeuren dat hun macht ter discussie stelt en in gevaar brengt. Dat is ook vandaag de dag nog steeds zo. Daarom moeten we ook niet verwachten dat het goede van het geloof in Jezus van Nazareth anderen vanzelf tot goede daden brengt. Je wordt er niet rijk van, je moet zelfs een dag in de week je zaak sluiten om voor anderen te kunnen gaan zorgen en samen te gaan delen. Maar juist door het vol te houden wordt het zichtbaar. In die gemeente die zich zo vormt kan men zien wie de God van Israël is en wat Jezus van Nazareth ons voorleeft. Elke dag opnieuw mogen we ons daarbij aansluiten, ook vandaag weer.

Vergeet niet

Psalm 103

1 Van David. Prijs de HEER, mijn ziel, prijs, mijn hart, zijn heilige naam. 2 Prijs de HEER, mijn ziel, vergeet niet één van zijn weldaden. 3 Hij vergeeft u alle schuld, Hij geneest al uw kwalen, 4 Hij redt uw leven van het graf, Hij kroont u met trouw en liefde, 5 Hij overlaadt u met schoonheid en geluk, uw jeugd vernieuwt zich als een adelaar. 6 De HEER doet wat rechtvaardig is, Hij verschaft recht aan de verdrukten. 7 Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend, aan het volk van Israël zijn daden. 8 Liefdevol en genadig is de HEER, Hij blijft geduldig en groot is zijn trouw. 9 Niet eindeloos blijft Hij twisten, niet eeuwig duurt zijn toorn. 10 Hij straft ons niet naar onze zonden, Hij vergeldt ons niet naar onze schuld. 11 Zoals de hoge hemel de aarde overspant, zo welft zich zijn trouw over wie Hem vrezen. 12 Zo ver als het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze zonden van ons verwijderd. 13 Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt zich de HEER over wie Hem vrezen. 14 Want Hij weet waarvan wij gemaakt zijn, Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd. 15 De mens – zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld 16 en verdwijnt zodra de wind hem verzengt; de plek waar hij stond, kent hem niet meer. 17 Maar de HEER is trouw aan wie Hem vrezen, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen 18 van wie zich houdt aan zijn verbond en naar zijn geboden leeft. 19 De HEER heeft in de hemel zijn troon gevestigd, als koning heerst Hij over alles. 20 Prijs de HEER, u die zijn boden bent, sterke helden die doen wat Hij zegt, gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt. 21 Prijs de HEER, hemelse machten, dienaren die doen wat Hem behaagt. 22 Prijs de HEER, u die zijn schepselen bent, prijs Hem, overal in zijn rijk. Prijs de HEER, mijn ziel. (NBV21)

Vandaag zingen we over de weldaden van de God van Israël. Alsof onze wereld overloopt van weldaden, oorlogen zijn er, vluchtelingenstromen, aanslagen en martelingen door regeringen. Maar wie de verhalen kent uit de Hebreeuwse Bijbel, wat wij het Oude Testament noemen en wie wat weet van het geloof in de God van Israël zal het al wat minder vreemd voorkomen. Dat volk van Israël en de gelovigen in de God van Israël hadden het niet gemakkelijk. Rampen en oorlogen waren hun deel zoals ook vandaag de dag duizenden en tienduizenden moeten leven onder erbarmelijke omstandigheden en in oorlogsgebieden. In de Hebreeuwse Bijbel wordt steeds getuigd van de ervaring dat in die erbarmelijke omstandigheden en ondanks die oorlogen de God van Israël steeds een tegenstem tegen de ellende bood. Die God overlaad je met schoonheid en geluk en bovenal doet die Heer wat rechtvaardig is.

Misschien dat die verzen uit het lied van vandaag nog wel het meest aanspreken “hij verschaft recht aan de verdrukten” Het volk Israël wist hoe verdrukten recht gedaan zou moeten worden, zij hadden de wegen die aan Mozes gewezen waren, de richtingwijzers vinden we in de onderwijzing van Mozes, de Tora, die zich laten samenvatten als Heb Uw naaste lief als Uzelf. En hoewel we daar iedere keer weer vanaf wijken mogen we weten dat de God van Israël niet eindeloos blijft twisten, dat zijn boosheid niet eeuwig zal duren. En de onze? Komt er een eind aan onze boosheid? In Amerika proberen velen een proces van verzoening op gang te brengen. Tussen mensen die verschillend geloven zal niet het zwart maken, niet de haat die gezaaid wordt, mogen overwinnen, maar zal de liefde moeten gaan heersen zodat de vrede een kans krijgt. Maar ook in Amerika trekken de haatzaaiers en verdelers de meeste aandacht. Al die mensen die dag in dag uit bezig zijn te zoeken naar gerechtigheid hoor je niet of nauwelijks. Met Rusland is een proces van verzoening nog heel ver weg, we mogen er over nadenken.

In die wereld, die van God los is gekomen, geldt de liefde voor anderen als een zwakheid. In deze Psalm worden de mensen die zich door de liefde laten leiden als sterke helden bezongen. De kracht die mensen samen kunnen ontwikkelen in de liefde is volgens de Psalm zelfs sterker dan aardse legers, de psalm zingt over hemelse machten. De opvang van vluchtelingen uit Oekraine laat zien wat liefde vermag. Maar in Amerika en Europa moeten we nog leren de stemmen die ons angst voor de Islam aanpraten en die haat zaaien tegen hen die anders geloven, of uit een ander dorp komen als wij zelf, tot zwijgen te brengen. Dan pas heeft het de 40 dagentijd van bezinning op het lijden echt zin, dan pas hebben we geleerd het op te nemen voor vluchtelingen en een stem en een gezicht te geven aan de tienduizenden vrijwilligers die vluchtelingen op vangen en hen een gevoel van veiligheid en thuis geven. Laat ons niet weer die weg gaan van het zaaien van angst en verdeeldheid, maar de weg van het Rijk van de God van Israël. Laten we die tot Heer van de wereld maken, vandaag nog.

Ik verzeker jullie

Johannes 13:16-30

16 Werkelijk, Ik verzeker jullie, een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. 17 Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt. 18 Ik doel niet op jullie allemaal. Ik weet wie Ik heb uitgekozen, maar wat in de Schrift staat moet in vervulling gaan: “Hij die at van mijn brood heeft zich tegen Mij gekeerd.” 19 Ik zeg het jullie nu al, voor het gaat gebeuren; wanneer het dan gebeurt, zullen jullie geloven dat Ik het ben. 20 Werkelijk, Ik verzeker jullie, wie iemand ontvangt die door Mij gezonden is, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft.’ 21 Nadat Jezus dit gezegd had werd Hij diepbedroefd, en Hij verklaarde: ‘Werkelijk, Ik verzeker jullie, een van jullie zal Mij uitleveren.’ 22 De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie Hij bedoelde. 23 Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag bij de maaltijd aan Jezus’ zijde aan, 24 en Simon Petrus beduidde hem dat hij moest vragen wie Jezus bedoelde. 25 Daarop boog de leerling zich dicht naar Jezus toe en vroeg: ‘Wie, Heer?’ 26 ‘Degene aan wie Ik het stuk brood geef dat Ik nu in de schaal doop,’ zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. 27 Op dat moment nam Satan bezit van Judas. Jezus zei: ‘Doe maar meteen wat je van plan bent.’ 28 Niemand aan tafel begreep waarom Hij dit zei; 29 omdat Judas de kas beheerde, dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij inkopen voor het feest moest doen, of dat hij iets aan de armen moest geven. 30 Judas nam het brood aan en ging meteen weg. Het was nacht. (NBV21)

Jezus van Nazareth zocht bij de maaltijd volgens Johannes een weg om de Liefde te tonen tot het einde. Hij blijft de zijnen liefhebben. En als één van je meest nabije volgelingen je niet wil volgen maar een eigen weg kiest wordt je bedroefd. Het had zo mooi kunnen zijn. Als je ondergedompeld bent in die Liefde ben je rein, als je de daden van liefde niet toelaat hoor je er niet bij. Maar als je het verkeerde van plan bent krijg je tot het laatste moment de kans het anders te doen. De NBV21 vertaald hier anders dan de vorige vertalingen. Jezus is niet bedroefd om iemand die hem zal verraden maar hij is bedroefd om iemand die hem zal uitleveren.

Het Griekse woord dat tot nu met verraden werd vertaald laat ook de vertaling uitleveren toe. En dat woord speelt in het hele verdere lijdensverhaal een belangrijke rol. Judas overlevert Jezus aan het Sanhedrin, de religieuze autoriteit in Israël, die vinden niks en overleveren Jezus aan Pilatus, de bezetter van Israël, die vindt ook niks maar levert hem uit aan de soldaten om hem te laten kruisigen. Zo is Jezus van begin af aan uitgeleverd aan de machten die hem omringen. Maar zelfs als je het verkeerde toch doet laat Jezus van Nazareth zien dat de Liefde bereikbaar blijft. We kunnen met iedereen het brood breken in plaats van mensen uitleveren aan ellende.

De vluchtelingen uit Oekraïne maken ons duidelijk dat we ze kunnen ontvangen, de vluchtelingen in de kampen in Griekenland laten zien dat we ze ook kunnen uitleveren aan ellende In de liefde voor elkaar wordt de grootheid van God zichtbaar. Maar het gaat niet aan om de dood te zoeken, meegaan in de dood moet ook Petrus niet doen, desnoods moet Petrus zijn meester maar verloochenen. Uiteindelijk zal ook door de dood heen de liefde overwinnen. En daar mogen ook wij aan vasthouden, elke dag weer, door onze naaste lief te hebben als onszelf, iedere keer opnieuw, ook vandaag.

Jullie zijn dus rein

Johannes 13:1-15

1 Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat Hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die Hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. 2 Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet om Jezus uit te leveren. 3 Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven en dat Hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, 4 stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om 5 en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen, en droogde ze af met de doek die Hij omgeslagen had. 6 Toen Hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: ‘U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?’ 7 Jezus antwoordde: ‘Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.’ 8 ‘O nee,’ zei Petrus, ‘míjn voeten zult U niet wassen, nooit!’ Jezus zei: ‘Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen.’ 9 ‘Dan niet alleen mijn voeten, Heer,’ antwoordde Simon Petrus, ‘maar ook mijn handen en mijn hoofd!’ 10 Hierop zei Jezus: ‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein – maar niet allemaal.’ 11 Hij wist namelijk wie Hem zou uitleveren, daarom zei Hij dat ze niet allemaal rein waren. 12 Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats. ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?’ vroeg Hij. 13 ‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. 14 Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. 15 Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen. (NBV21)

Pedicures weten het het best. Als je de voeten van iemand verzorgt ben je met een uiterst intieme bezigheid aan de gang. Pedicures horen ook de meest intieme verhalen. De voeten wassen zoals Johannes dit vertelt is daarom een uiterst bijzondere bezigheid die in een aantal kerken vandaag ook ritueel wordt uitgevoerd. Maar als het een religieus ritueel is waar staat het dan voor? In de andere verhalen in de Bijbel over deze voetwassing staat deze aan het begin van de maaltijd, als de gasten binnen komen zeg maar, een gebruikelijke handeling, meestal verricht door een slaaf. Johannes zet de voetwassing midden in de maaltijd en laat de aard van de maaltijd verder in het midden. Bij Johannes gaat het om de positie van Jezus van Nazareth. En met de voetwassing plaatst Jezus van Nazareth zich op gelijke voet met zijn volgelingen, zelfs met de volgeling die hem zou verraden.

Net heeft het volk hem ontvangen als een koning of de koning doet afstand van de troon om te roepen dat een slaaf niet minder is dan zijn heer. Het Pesach feest waarom ze naar Jeruzalem waren gekomen vierde de bevrijding uit de slavernij en met die viering schaft Jezus van Nazareth elke vorm van slavernij af. In het Koninkrijk van Jezus van Nazareth begint de Heer met de nederigste dienst die denkbaar is, de voetwassing. Misschien zou hij vandaag de dag iets anders doen. Bedenk maar wat de nederigste dienst is die je samen voor elkaar zou doen. In kloosters is daar nog al eens over nagedacht. En dan komt men vaak op het schoonmaken van de gangen en toiletten. In de wereld is het ondenkbaar dat de minister van integratie eerst een toilet in een buurthuis schoon gaat maken voor hij gaat praten over beleid en steun bij het inlopen van achterstanden. Het is ondenkbaar dat de minister van defensie eerst de geweren poetst van de soldaten in Mali, of een latrine gaat graven, voordat hij nieuwe besluiten neemt over uitzending van militairen.

Er wordt tegenwoordig veel gesproken over Christelijk leiderschap. Cursussen alom over de vraag wat een Christelijke leider nodig heeft om leiding te kunnen geven in de geest van Jezus van Nazareth. In het gedeelte dat we vandaag lezen staat het antwoord en dat is heel eenvoudig. Een Christelijk leider heeft een handdoek nodig en een kom met water. Meer is niet nodig. Een christelijk leider begint immers met het wassen van de voeten van hen die hem als leider zouden moeten erkennen. En als hij klaar is met de voetwassing zet hij zich als gelijke in de groep door ook de anderen uit te nodigen elkaars voeten te wassen. Wat blijft er dan van je gezag over is de vraag die cursusleiders dan stellen. Wij kijken op tegen onze leiders, in de Bijbel gaat God, en dus Jezus ook, naast de minsten staan. Zij moeten zeggen wat er nodig is en daarmee bepalen de minsten wat er moet gebeuren en niet van boven af. Jezus leert ons dat leiding geven dienen is en als je werkelijk in verandering gelooft dan zal dat gebeuren ook. Elke dag naar de minsten luisteren dus, ook vandaag weer.

De eer van mensen

Johannes 12:37-50

7 Ondanks alle tekenen die Hij voor hun ogen verricht had, geloofden ze niet in Hem. 38 Zo moesten de woorden van de profeet Jesaja in vervulling gaan, die zei: ‘Heer, wie heeft geloofd wat wij hebben gezegd? Aan wie is de macht van de Heer geopenbaard?’ 39 Ze konden niet tot geloof komen, want Jesaja heeft ook gezegd: 40 ‘Hij heeft hun ogen verblind en hun hart ongevoelig gemaakt. Anders zouden zij met hun ogen zien en met hun hart begrijpen, ze zouden op hun schreden terugkeren en Ik zou hen genezen.’ 41 Jesaja doelde op Jezus toen hij dit zei, omdat hij zijn majesteit zag. 42 Toch waren er ook veel leiders die wel in Hem geloofden, maar vanwege de farizeeën kwamen ze daar niet openlijk voor uit, omdat ze niet uit de synagoge gezet wilden worden. 43 Ze stelden meer prijs op de eer van mensen dan op de eer van God. 44 Jezus had luid en duidelijk gezegd: ‘Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem die Mij gezonden heeft, 45 en wie Mij ziet, ziet Hem die Mij gezonden heeft. 46 Ik ben het licht dat naar de wereld is gekomen, opdat iedereen die in Mij gelooft niet langer in de duisternis blijft. 47 Als iemand mijn woorden hoort maar ze niet bewaart, zal Ik niet over hem oordelen. Ik ben immers niet gekomen om over de wereld te oordelen, maar om de wereld te redden. 48 Wie Mij afwijst en mijn woorden niet aanneemt heeft al een rechter: alles wat Ik gezegd heb zal op de laatste dag over hem oordelen. 49 Ik heb niet namens mezelf gesproken, maar de Vader, die Mij gezonden heeft, heeft Me opgedragen wat Ik moest zeggen en hoe Ik moest spreken. 50 Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent. Alles wat Ik zeg, zeg Ik zoals de Vader het Mij verteld heeft.’ (NBV21)

Je gelooft het of je gelooft het niet. Als je niet gelooft dan moet je het zelf weten. Of dat goed of slecht is dat merk je later wel. Zo ongeveer moeten we de woorden van Jezus van Nazareth verstaan. Je kunt in elk geval altijd mee gaan doen in zijn verhaal en zijn weg volgen om er een betere wereld van te maken. In de tijd waarover het Evangelie van Johannes verteld was er nogal wat verwarring. Er wordt verteld van heel veel mensen die mee wilden gaan doen en er waren mensen die er niks van moesten hebben. Dan was er nog een derde groep die best wel mee zou willen doen maar daar niet voor uitkwam. Die groep herkennen we wellicht. Uitkomen voor het geloof in de boodschap van Jezus van Nazareth, in die God die zijn volk ooit in de Woestijn had leren kennen, is niet eenvoudig. Je loopt de kans bespot en uitgelachen te worden en in het ergste geval uitgestoten te worden als een wereldvreemde zonderling.

Nu zijn er veel manieren om voor je geloof uit te komen. Je kunt de hele dag vrome Jezusversjes lopen te zingen en Bijbelteksten citeren. Of mensen veroordelen waarvan jij denkt dat ze Gods naam ijdel gebruiken, mensen veroordelen die dingen doen waarvan jij denkt dat God ze verboden heeft Of je kunt doen wat Jezus van Nazareth zijn volgelingen had opgedragen. Die eerste manier maakt je niet geliefd bij de mensen, de tweede maakt dat mensen je gaan haten. Maar wat veel erger is, het is ook nog tegen hetgeen de Bijbel ons verteld over wat er van ons verwacht wordt. Jezus van Nazareth droeg zijn leerlingen op om de zieken op te zoeken, gevangenen te bezoeken, hongerigen te voeden, naakten te kleden, bedroefden te troosten, recht en gerechtigheid te zoeken en je naaste lief te hebben als je zelf. Zelf deed hij ons dat voor en riep voortdurend dat het niet om hem ging maar om zijn Vader.

Hij wilde niet aanbeden worden, vandaag lezen we dat nog eens duidelijk, maar hij wilde dat God in de daden van mensen aanbeden wordt. En pas als je in staat bent die weg te volgen kun je anderen uitnodigen ook op die weg mee te gaan. Samen zorgen voor zieken, samen gevangenen bezoeken, samen de hongerigen voeden en de naakten kleden, samen de bedroefden troosten, samen recht en gerechtigheid zoeken. Hoe meer mensen daar aan mee doen hoe groter het Koninkrijk van God. Daar hoef je niemand bij te veroordelen, laat ze maar meedoen, en doe het ze voor. Uiteindelijk ontstaat dan een samenleving waarin vluchtelingen en vreemdelingen welkom zijn, waar er geen vrouwen meer gedwongen werken in de seksindustrie, waar kinderen passend onderwijs krijgen, passend bij hun handicap, waar gehandicapten een persoonsgebonden budget krijgen om zelfstandig mee te kunnen doen, waar de honger in de wereld wordt bestreden en waar recht en gerechtigheid heersen. Dan breken een nieuwe hemel en een nieuwe aarde in onze geschiedenis door.

Zolang het licht is

Johannes 12:20-36

20 Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden. 21 Zij gingen naar Filippus uit Betsaïda in Galilea, en vroegen of ze Jezus konden zien. 22 Filippus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus. 23 Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. 24 Werkelijk, Ik verzeker u, als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft brengt hij veel vruchten voort. 25 Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven loslaat, behoudt het voor het eeuwige leven. 26 Wie Mij dient moet Mij volgen: waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie Mij dient zal door de Vader geëerd worden. 27 Nu slaat de angst Mij om het hart. Wat moet Ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan Mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben Ik juist gekomen. 28 Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.’ Toen klonk er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en Ik zal mijn grootheid weer tonen.’ 29 De mensen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: ‘Een donderslag!’ Maar er waren er ook die zeiden dat het een engel was die tegen Hem gesproken had. 30 Jezus zei: ‘Die stem heeft niet voor Mij gesproken, maar voor u. 31 Nu wordt het oordeel over deze wereld geveld, nu zal de heerser van deze wereld uitgebannen worden. 32 Wanneer Ik van de aarde omhooggeheven word, zal Ik iedereen naar mij toe halen.’ 33 Daarmee duidde Hij aan welke dood Hij zou sterven. 34 De mensen zeiden: ‘Maar wij hebben uit de wet begrepen dat de messias eeuwig blijft leven. Waarom zegt U dan dat de Mensenzoon omhooggeheven moet worden? Wie is die Mensenzoon?’ 35 ‘Nog een korte tijd is het licht bij u,’ antwoordde Jezus. ‘Ga uw weg zolang het licht is en laat de duisternis u niet overvallen; wie in het donker loopt weet niet waar hij heen gaat. 36 Geloof in het licht zolang u het licht bij u hebt, dan bent u kinderen van het licht.’ Na deze woorden ging Jezus weg en Hij hield zich voor hen schuil. (NBV21)

Nu de 40 dagentijd echt is begonnen een stukje onderwijs in de leer van het Christelijk geloof. Vandaag dus niet een verhaal, of een brief of het verslag van een toespraak, maar echt een stukje onderwijs. Johannes had dat nodig als aanloop van zijn verhaal over de kruisiging en de opstanding van Jezus van Nazareth. Dat was zo’n vreemd verhaal dat er allerlei verklaringen de ronde over waren gaan doen. Jezus zou niet echt gestorven zijn en dus ook niet echt uit de doden opgestaan, Jezus was geen echt mens geweest en had dus ook niet echt geleden. Het hele verhaal ging helemaal niet over een kruisdood en een opstanding maar over de inwijding in een andere godsdienst. Al die niet christelijke verklaringen moesten in de dagen dat Johannes schreef worden weerlegd en bestreden. Het gedeelte dat we vandaag lezen is bedoeld om daarbij te helpen. Het begint dan ook met Grieken die de vragen stellen en apostelen met Griekse namen die de antwoorden gaan zoeken.

Die discussie heeft ook geholpen want een aantal discussies die hier in dit gedeelte worden gevoerd herkennen we helemaal niet. Daar gaan we dan ook geen aandacht aan schenken. Maar dat van die graankorrel die sterft en dat leven dat je niet moet liefhebben maar haten zijn ook vandaag de dag nog actueel. Aan een geloof moet je wat hebben vinden de meeste mensen. Als je bang bent na je dood gestraft te worden voor wat je verkeerd zou kunnen hebben gedaan dan is het handig om te geloven dat Jezus van Nazareth je heeft gered. Zijn kruisdood was dan de straf die jij hebt verdient. De Bijbel bestrijdt die opvatting en Johannes laat ons in dit gedeelte horen hoe Jezus van Nazareth die opvatting bestreed. Het gaat daarbij om de werking van een graankorrel en de manier waarop je leeft. Wat Jezus van Nazareth steeds duidelijk wil maken is dat je helemaal niets voor jezelf moet willen maar alles voor mensen die het echt nodig hebben, voor de naaste en de minste. Leven in liefde die zichzelf niet zoekt.

Als je jezelf helemaal wil wegcijferen, alle risico’s wil nemen om de ander maar te kunnen helpen dan wordt het pas wat. Als je op durft te geven dat je moet rekenen met wat er nodig is om jou in het leven te houden maar dat je alleen maar rekent met wat nodig is om een ander in leven te houden dan gaat het Koninkrijk van God pas werken. Jezus liet dat zelf zien door consequent geweldloos te blijven toen hij gevangen werd genomen, door consequent te weigeren zich te verdedigen of een beroep te doen op zijn populariteit. Het zou een geweldig bloedbad betekent hebben als hij het wel had gedaan. Door het ons zo voor te doen kwam hij weer tot leven omdat zijn volgelingen ook zo van hem bleven houden. Zijn sterven droeg oneindig veel vrucht, zo veel dat wij meestal niet letterlijk meer hoeven te sterven om hem na te volgen. Maar dat we moeten ophouden voor onszelf te zorgen en moeten durven te gaan leven voor de ander, blijft, zo trekt hij ons naar het leven met het risico gekruisigd te worden. Gelukkig mogen we met die manier van leven elke dag weer opnieuw mogen beginnen, ook vandaag weer.

Achter Hem aan.

Johannes 12:12-19

12 De volgende dag was er al een grote menigte in Jeruzalem voor het feest. Toen ze hoorden dat Jezus ook zou komen, 13 haalden ze palmtakken en liepen ze de stad uit, Hem tegemoet, terwijl ze riepen: ‘Hosanna! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer, de koning van Israël.’ 14 Jezus zag een ezel staan en ging erop zitten, zoals geschreven staat: 15 ‘Vrees niet, vrouwe Sion, je koning is in aantocht, en Hij zit op een ezelsveulen.’ 16 Zijn leerlingen begrepen dit aanvankelijk niet, maar later, toen Jezus tot majesteit verheven was, herinnerden ze zich dat dit over Hem geschreven stond, en dat het zo ook gebeurd was. 17 De mensen die erbij waren geweest toen Hij Lazarus uit het graf riep en uit de dood opwekte, waren van die gebeurtenis blijven getuigen. 18 Daarom ging de menigte Hem tegemoet; ze hadden gehoord dat Hij dit teken had verricht. 19 En de farizeeën zeiden tegen elkaar: ‘Je ziet dat we niets bereikt hebben: kijk maar, de hele wereld loopt achter Hem aan.’ (NBV21)

Het moet een hele gebeurtenis geweest zijn toen Jezus van Nazareth die laatste keer optrok naar Jeruzalem, gezeten op een veulen en omringt door leerlingen, discipelen en een enthousiaste menigte. Er zijn verschillende verhalen in de vier evangelieboeken over te vinden maar de elementen enthousiasme en een veulen zijn er terug te vinden. De een spreekt dan over een ezelsveulen de ander over het veulen van een paard en een derde laat beide mogelijkheden open. Waar het om gaat is de populistische triomftocht die velen deed geloven dat Jezus van Nazareth Jeruzalem in bezit zou nemen en de Romeinse bezetting zou verjagen. Iemand die in staat was een dode uit het graf te roepen die zou ook dat wel voor elkaar krijgen. Wij kennen de afloop en kunnen medelijden hebben met al die mensen en hun enthousiasme. Hun verwachtingen komen immers niet uit en ze zullen teleurgesteld worden. Maar omdat we de afloop van het verhaal kennen kunnen we misschien ook lering trekken uit het verhaal. Met een mooi woord noemen we enthousiast ook wel begeesterd. Van een nieuwe geest bezeten.

En die duizenden die nu juichen bij de intocht laten zich vijftig dagen later met Pinksteren dopen en sluiten zich aan bij Petrus en de andere zendelingen. Daar tussen ligt de kruisiging. Jezus van Nazareth had zelf zich steeds verzet tegen al dat enthousiasme. Hoe vaak had hij zich niet teruggetrokken op een berg of aan de andere kant van het meer. Hoe vaak had hij niet tegen mensen die hij genas gezegd dat ze hun mond moesten houden over zijn rol in het geheel. Hij wist dat als je achter iemand aanloopt vanwege die uiterlijkheden je heel gemakkelijk bedrogen uitkomt en teleurgesteld raakt. Het gaat er dan ook niet om achter iemand aan te lopen, maar om zelf op pad te gaan. Jezus van Nazareth had immers verteld die we allemaal Koningskinderen, kinderen van God, zijn. Op de zondag voor Pasen gaan veel kinderen met Palmpaasstokken naar verpleeg en verzorgingshuizen om die versierde stokken met fruit en brood te brengen aan de ouderen en zieken. Dat samen delen is het hoogtepunt voor hen van Palmzondag, maar het is ook de ziel van ons geloof.

Juist dat zelf op pad mogen gaan om te delen, om handen uit te steken naar de mensen langs de kant van de weg, kan ons enthousiast maken. Zo enthousiast dat je haast de takken van de bomen kunt rukken om er van vreugde mee te gaan zwaaien. Daar mag de hele wereld gerust achter aan lopen. Juist aan die vrolijke tocht met versierde stokken wordt duidelijk dat de wereld nog geen paradijs is, dat we nog steeds met lijden te maken hebben. Kinderen kunnen dat zien als ze de verpleeghuizen en verzorgingshuizen bezoeken, wij hoeven maar de krant open te slaan of de televisie aan te zetten. Maar we mogen nooit onze ogen sluiten voor dat lijden en denken dat we met een vrolijke optocht met gevoelige liedjes de bedoeling van Jezus van Nazareth duidelijk kunnen maken. Die bedoeling lag in de overwinning van dat lijden, in het opstaan tegen de dood. Dat geeft heel veel mensen de moed om hun huis open te stellen voor oorlogsvluchtelingen. Dat bedoelde Jezus.