Jullie hoorden het

Jesaja 43:8-13

8 Laat dit volk naar voren treden, een blind volk, ook al heeft het ogen, doof, ook al heeft het oren. 9 Alle volken zullen zich verzamelen, alle naties komen bijeen. Wie van hun goden heeft aangekondigd wat eertijds nog te gebeuren stond? Laten zij getuigen leveren om hun gelijk te bewijzen, opdat ieder die hen hoort zal zeggen: ‘Het is zo!’ 10 Mijn getuige zijn jullie – spreekt de HEER –, mijn dienaar, die Ik uitgekozen heb opdat jullie Mij zouden kennen en vertrouwen, en zouden inzien dat Ik het ben. Vóór Mij is er geen god gevormd, en na Mij zal er geen zijn. 11 Ik, Ik ben de HEER! Buiten Mij is er niemand die redt. 12 Ik heb redding aangekondigd en redding gebracht, jullie hoorden het van Mij, niet van een vreemde. Jullie zijn mijn getuige – spreekt de HEER –, dat Ik alleen God ben 13 en dat Ik blijf wat Ik ben. Wanneer Ik mijn macht laat gelden is er niemand die redding bieden kan. Wat Ik tot stand breng, wie maakt het ongedaan? (NBV21)

De geloofsbelijdenis van het volk Israël is “Hoor Israël, uw God is één” Eigenlijk is er maar één God, hoe de andere volken er ook over denken. Dat horen en dat inzien is de taak van dat volk. Dan krijgt het volgen van de Tora, de onderwijzing door Mozes en door God ook zin. Want die God van Israël is een God die slaven bevrijdt en de Tora leert hoe je een samenleving inricht waarin mensen bevrijdt zijn van onderdrukking en ellende. Christenen zullen dat uiteindelijk ervaren als zelfs een bevrijding van de dood. Maar die God kan pas een God voor de mensen zijn als die mensen in die God gaan geloven, dan gaan die mensen de Weg van die God. Zonder dat mensen geloven blijft die God natuurlijk wel een God maar dat God zijn heeft onder mensen geen betekenis meer. Andersom, als mensen de Weg van die God volgen, de Weg van de Tora, de inrichting van de menselijke samenleving dan krijgt dat God zijn van de God van Israël een echte betekenis, ook al zie en hoor je alleen de mensen die in hem geloven en zijn Weg gaan.

De profeet Jesaja gebruikt hier, als zo vaak, een beeld uit de rechtspraak. Het volk is getuige van de God van Israël. Is die God een bevrijder uit de slavernij? Heeft die God, als eerste en enige God beloofd het volk weer thuis te brengen uit de ballingschap? Het zijn vragen die een beschuldiging inhouden. Als je nee zegt op die beide vragen dan is die God van Israël geen God die anders is dan de andere Goden. En alleen het volk kan getuigen van het werkelijke antwoord. Zoals getuigen voor een rechtbank vertellen wie de verdachte is en kan zijn, omdat ze hem kennen of omdat ze dat wetenschappelijk hebben onderzocht. In dit geval gaat het om getuigen die het aan den lijve hebben ervaren. Ook al volgen ze de Tora niet, zijn ze dus doof en blind voor de God van Israël, toch mochten ze terugkeren naar Jeruzalem om daar de Stad en de Tempel weer op te bouwen. Die belofte hadden ze vanaf het begin van de ballingschap. Door die belofte konden ze vasthouden aan de leefregels die ze van de God van Israël hadden gekregen, de voedselvoorschriften, de besnijdenis van de jongetjes, het houden van de Sabbat.

Eigenlijk is het volgen van de Tora de beste getuigenis van de macht en de grootheid van de God van Israël. Jezus van Nazareth zal daarom het volk houden dat het niet gaat om te roepen Here, Here, maar om het doen van de wil van de Vader. Ook Baäl betekent “Heer” in het Hebreeuws en dus alleen “Heer” roepen alsof je de God van Israël eert kan in werkelijkheid het nalopen van andere goden zijn. Pas in het liefhebben van de naaste als jezelf wordt duidelijk hoe sterk de God van Israël eigenlijk is. In dat liefhebben krijgt geen vijand, geen macht of kracht werkelijk greep op jou. Zelfs de dood is geen prikkel dat je gedrag zal kunnen bepalen. De God van Israël is en blijft jouw God. Jacobus zal aan de eerste Christelijke gemeenten schrijven dat geloof zonder lief te hebben, zonder de werken zal hij dat noemen, een dood geloof is. Tegenwoordig zeggen we dan een God is dood geloof. Het is geen geloof waar je zelf beter van wordt. Gelovigen die zich inzetten voor de bevrijding van slaven in welke vorm dan ook lopen de kans gevangen te worden gezet, gemarteld te worden en zelfs gedood te worden. Maar ze weten eindelijk mens te zijn zoals God dat bedoeld heeft en niet de marionet die de machten en krachten in de wereld van mensen maken. Elke dag opnieuw kunnen we in deze bevrijding gaan delen, ook vandaag weer, door de Weg van het liefhebben van de zwakste te volgen.

 

Ik houd zo veel van je

Jesaja 43:1-7

1 Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want Ik zal je vrijkopen, Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij! 2 Moet je door het water gaan – Ik ben bij je; of door rivieren – je wordt niet meegesleurd. Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren, de vlammen zullen je niet verschroeien. 3 Want Ik, de HEER, ben je God, de Heilige van Israël, je redder. Voor jou geef Ik Egypte als losgeld, Nubië en Seba ruil Ik in tegen jou. 4 Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, en Ik houd zo veel van je dat Ik de mensheid geef in ruil voor jou, ja alle volken om jou te behouden. 5 Wees niet bang, want Ik ben bij je. Ik haal je nakomelingen uit het oosten terug, uit het westen breng Ik jullie bijeen. 6 Tegen het noorden zeg Ik: Geef hier! Het zuiden gebied Ik: Laat los! Breng mijn zonen terug van verre, mijn dochters van de einden der aarde, 7 allen over wie mijn naam is uitgeroepen, en die Ik omwille van mijn majesteit geschapen heb, gemaakt en gevormd. (NBV21)

Wat is er toch zo bijzonder aan dat Bijbelse volk Israël, niet te verwarren met de inwoners van de huidige staat Israël. Dat Bijbelse volk Israël laat zich kennen als een slavenvolk, voortdurend wordt het onderdrukt, in slavernij en in ballingschap gehouden en bedreigd door grootmachten en buurvolken. Daarmee verschilt het eigenlijk niet met vele andere volken. Tot op vandaag de dag zijn er overal op de wereld volken aan te wijzen die wel zelfstandig een eigen land in vrede zouden willen besturen maar daar de kans niet voor krijgen. Een aantal van die volken zijn zelfs verenigd in een alternatieve Verenigde Naties, die bij de echte Verenigde Naties aandacht proberen te vragen voor hun recht op zelfbeschikking. Het unieke van het Bijbelse volk Israël is dus niet dat slavenbestaan, die bedreigingen door grootmachten en buurvolken. Het unieke van dat volk is dat het hoorde van een God heeft die zegt: “Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij!”

Dat Bijbelse volk Israël was gekozen om te laten zien hoe machtig die bijzondere God van Israël eigenlijk was. Het was een bevrijdende God. De machtige volken en de buurvolken die het bedreigden vergingen, daar liep het slecht mee af maar dat Bijbelse volk Israël zou blijven en daarmee zou het goed gaan. Ook al was dat volk over de wereld verspreid geraakt die God zou er voor zorgen dat het volk weer bij elkaar zou kunnen wonen en een eenheid kunnen vormen. Als dat zou gebeuren dan zouden alle volken op de wereld daar geweldig van schrikken en zo’n bewondering voor krijgen dat ze net zo zouden gaan leven als dat Bijbelse volk zou doen. Iedereen zou dan de God van Israël eren als de God die echt vrede op de wereld had gebracht en die alle ellende die mensen elkaar kunnen aandoen tot een verleden had gebracht. Dat zou een heel mooie nieuwe wereld hebben voortgebracht.

Er was echter wel een voorwaarde voor een dergelijke afloop van de geschiedenis. Dat was dat het Bijbelse volk Israël de samenleving zou inrichten volgens de richtlijnen die het volk bij de bevrijding uit de slavernij in Egypte midden in de woestijn had gekregen. Het verhaal over dat Bijbelse volk Israël vertelt dat het bijna nog helemaal geen volk was toen ze die richtlijnen in de woestijn kregen. Ze waren gewend aan goden waar je mooie beelden van maakt, maar daar had die God van Israël een geweldige hekel aan. Ze waren gewend dat er meesters en knechten waren, maar voor de God van Israël was iedereen gelijk. Ze waren gewend aan koningen die belastingen oplegden om mooi te kunnen leven en oorlogen te kunnen voeren, maar de God van Israël duldde alleen koningen die dienaren van hun volk waren en vrede brachten, uiteindelijk was David een dergelijke koning. Het is natuurlijk nooit gelukt ook dat volk te worden dat God voor ogen stond. Maar dat verhaal heeft de eeuwen overleefd. Het is de hoop geworden van alle mensen die naar bevrijding van dood en ellende snakken. Door Jezus van Nazareth werd duidelijk dat de dood niet het laatste woord heeft, maar het begin kan zijn van die bevrijding die de God van Israël had beloofd. Zijn volgelingen proberen nu elke samenleving zo in te richten als in die richtlijnen staat, samengevat als heb je naaste lief als jezelf. Iedereen mag daaraan meedoen, elke dag opnieuw, ook vandaag.

 

Als een barende vrouw

Jesaja 42:14-25

14 Al zo lang heb Ik niets gezegd, Ik heb gezwegen, me beheerst. Nu schreeuw Ik het uit als een barende vrouw, Ik zucht en Ik zwoeg tegelijk. 15 Bergen en heuvels laat Ik uitdrogen en alles wat er groeit verdorren, rivieren maak Ik tot eilanden, waterplassen vallen droog. 16 Blinden laat Ik gaan over onbekende wegen, op paden die ze niet kennen voer Ik hen. Voor hen uit verander Ik duisternis in licht, ruig land maak Ik vlak. Ja, deze dingen zal Ik doen, niets daarvan zal Ik nalaten. 17 Wie op afgodsbeelden vertrouwt, tegen een godenbeeld zegt: ‘U bent onze god,’ zal terugdeinzen en zich diep schamen. 18 Doven, luister! Blinden, open je ogen en zie! 19 Is er iemand zo blind als mijn dienaar, zo doof als de bode die Ik zend? Is er iemand zo blind als dit gestrafte volk, blind als de dienaar van de HEER? 20 Het ziet veel, maar onthoudt niets, het heeft zijn oren open, maar hoort niets. 21 De HEER schepte er behagen in de grote kracht van zijn onderricht te tonen omwille van zijn rechtvaardigheid. 22 Maar nu is het volk beroofd en geplunderd, zijn jonge strijders zijn geketend en in de gevangenis gegooid. Een prooi zijn zij geworden, en niemand die hen redt; ze zijn buitgemaakt, en niemand die zegt: ‘Geef terug!’ 23 Is er iemand onder jullie die dit hoort, die aandachtig luistert en begrijpt wat er nu volgt? 24 Wie heeft Jakob tot buit gemaakt, Israël uitgeleverd aan plunderaars? Is het niet de HEER, Hij tegen wie wij hebben gezondigd? Zij wilden niet e weg gaan die Hij wees, niet luisteren naar zijn onderricht. 25 Hij stortte zijn brandende toorn over hen uit in allesverterend krijgsgeweld. Ze waren omringd door vlammen, maar zagen niet in waarom, ze stonden in brand, maar trokken er geen lering uit. (NBV21)

Ze zeggen wel eens dat je de Bijbel niet letterlijk moet nemen maar geestelijk moet verstaan. Voor veel mensen is dat onbegrijpelijk, als je het letterlijk neemt dan ligt de tijd waarin de woorden van de Bijbel werden opgeschreven wel heel erg ver achter ons en wat is geestelijk dan. Is dat de Bijbel zo lezen dat je er zelf beter van wordt? De boodschap is toch vaak dat je er helemaal niet beter van wordt, dat je het lijden op je moet nemen en niet bang moet zijn voor de dood. Het antwoord is dat je de Bijbel serieus moet nemen. Natuurlijk is het opgeschreven in een tijd die ver achter ons ligt. Maar de achterliggende boodschap is nog steeds niet veranderd. Nog steeds zijn er oorlogen en is er onderdrukking, nog steeds zijn er rijken en armen, nog steeds wordt op de wereld honger geleden. We maken alleen geen goden meer van hout en steen die we versieren met goud en diamanten. In de 16de eeuw waren er in veel kerken nog van die beelden te vinden. Die moest je vragen om je te helpen in moeilijke tijden en aan hen moest je het dan maar overlaten. Toen de mensen zelf leerden lezen en de drukpers haar intrede had gedaan snapten ze dat je om de Geest van God moet vragen en zelf de ellende de wereld uit moest helpen in die Geest. We kregen dan ook een beeldenstorm.

Tegenwoordig hebben we dus geen beelden maar hebben we opvattingen. De vrije markt, alles moet in het kader van de vrije markt. De militaire paraatheid, ook zo’n begrip, als we militair verzwakken dan zullen we als land ook economisch verzwakken. De lasten die verminderd moeten worden. Als onze gezamenlijke zorg voor bejaarden, zieken en gehandicapten meer geld gaat kosten dan wordt de last te groot en moeten ze meer voor zichzelf gaan zorgen, of maar in een hoekje van een kamer langzaam doodgaan. Het zijn de afgoden van onze dagen, verpakt een fraaie toespraken, partijprogramma’s van zogenaamde vrijheidslievende partijen en opgeluisterd met onleesbare maar mooi uitziende boeken. Het stukje dat we vandaag uit het boek van de profeet Jesaja lezen zou vandaag zo omgeschreven kunnen worden op onze vrije markteconomie. De vrije markteconomie is er overigens alleen voor de rijken. Gewone mensen hebben nog maar één brievenbus om de post te versturen, gewone mensen onderhandelen niet met zorgverleners en ziekenhuizen over de kwaliteit en de prijs van de zorg, gewone mensen hebben echt nog maar één firma die gas en elektriciteit in huis brengt. De vrije markteconomie is een afgod die niets doet voor de armen, de zieken, de gehandicapten, de mensen die buiten de maatschappij zijn komen te staan.

Die aanbidding van economie en vrije markt komt ook door ons verlangen de toekomst te beheersen. Alles willen we in onze dagen zelf in de hand houden. Voor een oproep als we vandaag in het eerste deel van de passage uit het boek van de profeet Jesaja lezen dat het volk Israël als een blinde door de woestijn zal worden geleid zijn wij doof. Wij kijken wel uit ons als een blinde te laten leiden. Wij vinden liever apparaten uit om blinden auto te laten rijden dan voor een goede scholing, begeleiding en medische behandeling van blinden te zorgen. Wij blijven blind voor de gevolgen van ons handelen. In het tweede deel van het Bijbelgedeelte van vandaag worden we dan ook opgeroepen onze eigen blindheid af te werpen en onze oren te openen voor de boodschap van de God van Israël. Alleen door de Liefde krijgen we een betere wereld. Alleen als we het kunnen opbrengen zelfs onze vijanden lief te hebben kunnen we de vrede bereiken die ons is beloofd. Alleen door de liefde voor de naaste als voor onszelf kunnen we de hongerigen voeden, wie wil nu honger hebben, kunnen we de bedroefden troosten, de blinden echt laten zien en de lammen laten huppelen. Dat kan niet af en toe als er weer eens een actie op de televisie is, hoe goed die actie ook is, maar het moet en het mag elke dag opnieuw, dag in dag uit, tot het eind van de geschiedenis, ook vandaag dus.

Wat mijn lippen hebben toegezegd

Psalm 66

1 Voor de koorleider. Een lied, een psalm. Heel de aarde, juich voor God, 2 bezing de eer van zijn naam, breng Hem eer en lof. 3 Zeg tot God: ‘Hoe ontzagwekkend zijn uw daden, uw vijanden kruipen voor U, zo groot is uw macht. 4 Laat heel de aarde voor U buigen en zingen, uw naam bezingen.’ sela 5 Kom en zie de werken van God, zijn daden vervullen de mens met ontzag: 6 Hij heeft de zee veranderd in droog land, zijn volk trok te voet door de rivier. Laten wij ons dan in Hem verheugen: 7 machtig heerst Hij, voor eeuwig, zijn ogen waken over de volken. Laat niemand zich tegen Hem verzetten. sela 8 Prijs, o volken, onze God, laat luid uw lof weerklinken, 9 Hij heeft ons het leven gegeven en onze voeten voor struikelen behoed. 10 U hebt ons beproefd, o God, ons gezuiverd, gezuiverd als zilver, 11 ons in een vangnet gedreven, ons een zware last op de schouders gelegd. 12 Strijdwagens zijn over ons heen gereden, wij zijn door vuur en door water gegaan, maar U bracht ons naar een land van overvloed. 13 Ik zal met offers uw huis binnengaan en doen wat ik U beloofd heb, 14 wat mijn lippen hebben toegezegd, mijn mond in nood heeft gesproken: 15 ‘Vetgemeste schapen zal ik U aanbieden, een geurig offer van rammen, ik zal stieren en bokken slachten.’ sela 16 Kom en hoor wat ik wil vertellen, ieder die ontzag heeft voor God, hoor wat Hij voor mij heeft gedaan. 17 Toen mijn mond Hem aanriep, lag een lofzang op mijn tong. 18 Had ik kwaad in mijn hart gevonden, de Heer had mij niet gehoord. 19 Maar God heeft mij gehoord, Hij heeft geluisterd naar mijn gebed. 20 Geprezen zij God, Hij heeft mijn gebed niet afgewezen, mij zijn gunst niet onthouden. (NBV21)

Zo, met deze psalm kunnen we er even tegenaan. De werken van God zijn groots. Nou niet denken dat het om individuen gaat, om een individuele redding, of vrede in je hart of zo, nee het gaat om de volken die de weg van God zouden moeten volgen. In deze dagen is dat wel extra belangrijk. We komen net uit de ene crisis en gaan de volgende al weer in en als elk volk voor zich een oplossing probeert te vinden dan zijn er alleen oplossingen voor de sterksten, voor de rijksten en dat bedoelt deze Psalm dus echt niet. Alle volken op aarde zullen moeten opkomen voor de armen, voor de zwakken. De rijken moeten bereid zijn om werkelijk te delen, want pas als de hulp voor de armen op gang komt durven mensen in zee te gaan met plannen voor vrede. Die voorwaarden, die door dat slavenvolk in de woestijn werden ontdekt en die ze voortaan toeschreven aan hun bijzondere God, een God die met ze meetrok, die er voor iedereen was, en waarvan je je geen beeld kon vormen, die werken juist voor de armen en kunnen hen bevrijden van de ellende die ze is overkomen.

Het komt er op aan vol te houden. De volken van de aarde zullen werkelijk schouder aan schouder moeten gaan staan en bereid zijn ook internationaal de regels die ze samen opstellen te controleren en af te dwingen. Delen van vaccins met de armste landen is onbetwistbaar, het is een coronamaatregel waar hard voor moet worden gestreden. Oude vijandschappen mogen daarbij niet tellen Je vijanden liefhebben zou Jezus dat ooit eens noemen en we weten hoe moeilijk dat is. Na meer dan 70 jaar is elk jaar de aanwezigheid van Duitsers bij de herdenking van de Tweede Wereldoorlog nog steeds een gevoelige zaak. We zullen dus naast de armen moeten blijven staan, niet bij elke oprisping van geweld roepen dat het bewijst dat het toch niet gaat, zo van “zie je wel”. Zoals over de piraten en de chaos in Somalië zo gemakkelijk gezegd wordt.

De zwaarste straffen zijn aan piraten in Somalieland gegeven, maar dat land wordt door de westerse naties niet erkend en niemand weet nog waarom niet. Dat er twee landen zijn met Somalië in hun naam wordt ons nergens verteld, de ene staat is een democratie, de andere een rotzooi. Daar gaat het nog steeds om een land dat klem zit in een oorlog tussen vijanden op basis van ideologie, de ene overtuiging tegen de andere. Gesprekken over en weer, respect voor opvattingen en zorg voor eerlijk delen zijn daar nog altijd niet aan de orde. Het kan wel, dat wat met God werd bereikt in de woestijn, dat wat de dichter van deze psalm tot zingen bracht, belooft dat ook in Afghanistan en al die landen waar oorlog woedt een begin van vrede kan worden gemaakt. Maar alle volken zullen mee moeten willen doen.

 

Weg ermee!

Johannes 2:13-25

3 Kort voor het Joodse pesachfeest reisde Jezus naar Jeruzalem. 14 Daar trof Hij op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan, en de geldwisselaars die daar altijd zaten. 15 Hij maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver 16 en riep tegen de duivenverkopers: ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ 17 Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: ‘De hartstocht voor uw huis zal Mij verteren.’ 18 Maar de Joden vroegen: ‘Met welk teken kunt U bewijzen dat U dit mag doen?’ 19 Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ 20 ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en U wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ 21 Maar Hij sprak over de tempel van zijn lichaam. 22 Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had. 23 Toen Jezus op het pesachfeest in Jeruzalem was, kwamen velen tot geloof in zijn naam, omdat ze de tekenen zagen die Hij verrichtte. 24 Maar Jezus had geen vertrouwen in hen, omdat Hij hen allemaal kende. 25 Niemand hoefde Hem iets te vertellen over de mensen, want Hij wist wat er in een mens omgaat. (NBV21)

Als je dit verhaal vandaag voor het eerst zou lezen zou je kunnen denken dat het over een dierenactivist ging. Iemand die met geweld in actie komt om het leven van dieren te beschermen. Want die schapen en die runderen en trouwens ook die duiven zijn bedoeld om geofferd te worden, met één haal van een mes worden ze gedood om daarna leeg te bloeden voor ze op een altaar gebraden worden. Maar het gaat in dit verhaal niet om de dieren maar om de mensen. Voor de toeschouwers zal het een rare actie geweest zijn. In de geboden stond toch dat je weliswaar een tocht moest maken rond het Pesach feest naar Jeruzalem om daar bij de Tempel een maaltijd te houden met de Priesters, de tempeldienaars, je familie en de armen, maar je hoefde de offerdieren niet van heinde en ver mee te slepen. Je mocht ook een deel van je vee verkopen en van het geld in Jeruzalem de offerdieren kopen. Gelukkig dat daar ook geldwisselaars waren want de kans dat je je eigen vee aan vreemdelingen verkocht was groter dan dat je eigen arme landslieden in staat waren voldoende vee te kopen. Zo kon je tenminste goed aan de geboden voldoen.

Waarom dan die ophef en dat geweld? De leerlingen van Jezus van Nazareth beginnen het langzaam door te krijgen. Die Tempel in Jeruzalem was een heel bijzonder godsdienstig gebouw. Wij kennen zulke gebouwen niet meer echt, maar in de dagen van Jezus van Nazareth had iedere stad één of meer tempels waar je goden kon ontmoeten. Prachtige beelden stonden er en deftige priesters namen offers in ontvangst die aan die beelden werden opgedragen. Dat vond je allemaal niet in die Tempel in Jeruzalem. Daar stond niks, ja een kandelaar en een tafel met brood. En ze vertelden dat achter een gordijn een grote kist stond met stenen platen er in. Op die stenen platen stond die Wet gebeiteld, van heb Uw naaste lief als Uzelf. Daar draaide alles om wat er in die Tempel gebeurde. En Jezus van Nazareth had gezien dat die bedoeling was verdwenen.

Want als je moest handelen om offerdieren te kopen dan bleef er maar weinig meer over voor de armen. Dan gingen de handel en de winst boven eerlijk delen met elkaar. Dan was er geen verschil meer tussen een gewone markt en de Tempel van die vreemde God zonder beeld. Daarom werd een zweep gemaakt van touwtjes, zoals er oorspronkelijk stond. Joden die dit verhaal lezen denken dan direct aan de touwtjes aan het gebedskleed, met 163 knopen, net zoveel als er geboden zijn. Met die touwtjes, je mag denken: met alle geboden, sloeg Jezus van Nazareth de handelaren de Tempel uit. En toen ze vroegen waar hij het recht vandaan haalde realiseerde hij zich dat we allemaal Tempel van God zijn, in ons allen wordt die Wet bewaard van heb Uw naaste lief als Uzelf, opdat we naar die Wet leven, dag in dag uit, door al onze handel en wandel in het teken te stellen van het delen van wat we hebben met de armsten op aarde.

De derde dag

Johannes 2:1-12

1 Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er, 2 en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. 3 Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ 4 ‘Vrouw, wat wilt u van Me?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’ 5 Daarop sprak zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is.’ 6 Nu stonden daar voor het Joodse reinigingsritueel zes stenen watervaten, elk met een inhoud van twee à drie metrete. 7 Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul de vaten met water.’ Ze vulden ze tot de rand. 8 Toen zei Hij: ‘Schep er nu wat uit, en breng dat naar de ceremoniemeester.’ Dat deden ze. 9 En toen de ceremoniemeester het water dat wijn geworden was, proefde – hij wist niet waar die vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden wisten het wel – riep hij de bruidegom 10 en zei tegen hem: ‘Iedereen zet zijn gasten eerst de goede wijn voor en als ze dronken zijn de minder goede. Maar u hebt de beste wijn tot nu bewaard!’ 11 Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste teken; Hij toonde zo zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in Hem. 12 Daarna ging Hij naar Kafarnaüm, met zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen, en daar bleven ze een paar dagen. (NBV21)

Als we het opschrift van het verhaal van vandaag noemen, “De bruiloft te Kana” dan springen gelovigen en ongelovigen op en roepen “daar werd water in wijn veranderd”. Vanaf de vroegste tijden heeft dit verhaal diepe indruk gemaakt. Helaas om de verkeerde reden, want de verandering van water in wijn is helemaal niet de kern van het verhaal. Want als er een bruiloft is, wie gaan er dan trouwen? Daar heeft het verhaal het niet over. Het gaat ook helemaal niet over twee mensen die met elkaar trouwen. Het gaat over Jezus van Nazareth en zijn optreden en het verhaal is eigenlijk het slot van het verhaal dat we eerder hebben gelezen, de doop, de werving van volgelingen. En dan op de derde dag, dan is er die bruiloft. Die derde dag doet natuurlijk denken aan de dag van de opstanding. Omdat het aan het begin van het Evangelie staat, en niet aan het einde, zijn er veel geleerden geweest die andere verklaringen hebben gezocht. Maar de Bijbel rekent nu eenmaal niet met kalenders en agenda’s, de Bijbel is geen geschiedenisboek, de Bijbel vertelt over wat onze geschiedenis veranderd en het optreden van Jezus van Nazareth heeft de geschiedenis ingrijpend veranderd.

Op het eind van het verhaal van Jezus van Nazareth wordt gezegd dat we de verklaring van alles wat er wordt verteld moeten zoeken in de Hebreeuwse Bijbel. En dat verhaal over dat eerste optreden van Jezus van Nazareth begint met een citaat uit de Hebreeuwse Bijbel. Uit het Grieks vertaalt men het antwoord van Jezus van Nazareth op de mededeling dat er geen wijn meer is met “Mijn tijd is nog niet gekomen”, letterlijk staat er “uw zaak is mijn zaak niet” en dat is een zin uit een verhaal over een moeder en een zoon. De zoon was gestorven en de moeder spreekt daarover de profeet Elia aan, Elia geeft letterlijk hetzelfde antwoord als Jezus van Nazareth hier. Maria zal dat begrepen hebben want ze gaat verder met een ander citaat uit de Hebreeuwse Bijbel als ze tegen de dienaren zegt : “doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is” Het zijn de woorden van de Farao als hij Jozef aanstelt als onderkoning van Egypte. In het verhaal van Elia wordt de zoon weer levend en in het verhaal van Jozef worden de Egyptenaren en de nakomelingen van Jacob gered van de hongerdood. En de bruiloft? Op allerlei plaatsen in de Hebreeuwse Bijbel wordt het verbond tussen God en het volk Israël vergeleken met een bruiloft.

Dit eerste verhaal gaat dus over een feest ter ere van de richtlijn die het verbond bezegelde, heb uw naaste lief als uzelf. Het oude leven, het leven alleen voor jezelf en voor je eigen gewin en genot, moet worden afgewassen, daarvoor zijn de reinigingsvaten. Daar doorheen wordt je geleid als je gaat naar het land dat overvloeit van melk en honing het land Kana-an. Op die manier leven is op zichzelf al een feest, een veel mooier feest dan het wereldse bruiloftsfeest waarop iedereen zich bedrinkt en vol laat lopen. Jezus van Nazareth is geen tovenaar die met een toverstokje boven vaten met water staat te zwaaien. Dat willen veel predikers en zogenaamde evangelisten de mensen graag laten geloven. Jezus van Nazareth gaat ons voor op de Weg van de God van Israël, door het water waar ons oude leven wordt afgewassen naar het nieuwe leven van breken van brood en delen van de beker met wijn, het leven na de opstanding uit de dood. Een leven dat we elke dag opnieuw mogen beginnen als we om ons heen kijken en ons leven in dienst stellen van de liefde voor de minsten in onze samenleving. Dat mag dus ook vandaag weer, daarmee maken we ook vandaag tot een feestdag.

De zoon van God.

Lucas 3:23-38

23 Jezus begon zijn werk toen Hij ongeveer dertig jaar was. Hij was, zoals algemeen werd aangenomen, de zoon van Jozef, die een zoon was van Eli, 24 de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Josef, 25 de zoon van Mattatias, de zoon van Amos, de zoon van Naüm, de zoon van Hesli, de zoon van Naggai, 26 de zoon van Maät, de zoon van Mattatias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josech, de zoon van Joda, 27 de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de zoon van Neri, 28 de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmadan, de zoon van Er, 29 de zoon van Jozua, de zoon van Eliëzer, de zoon van Jorim, de zoon van Mattat, de zoon van Levi, 30 de zoon van Simeon, de zoon van Juda, de zoon van Josef, de zoon van Jonan, de zoon van Eljakim, 31 de zoon van Melea, de zoon van Menna, de zoon van Mattatta, de zoon van Natan, de zoon van David, 32 de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Selach, de zoon van Nachson, 33 de zoon van Amminadab, de zoon van Admin, de zoon van Arni, de zoon van Chesron, de zoon van Peres, de zoon van Juda, 34 de zoon van Jakob, de zoon van Isaak, de zoon van Abraham, de zoon van Terach, de zoon van Nachor, 35 de zoon van Serug, de zoon van Reü, de zoon van Peleg, de zoon van Eber, de zoon van Selach, 36 de zoon van Kenan, de zoon van Arpachsad, de zoon van Sem, de zoon van Noach, de zoon van Lamech, 37 de zoon van Metuselach, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalalel, de zoon van Kenan, 38 de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God. (NBV21)

Er waren tijden dat kinderen dit uit hun hoofd moesten leren. Maar het geslachtsregister van Jezus zoals de schrijver van het Lucasevangelie het hier heeft opgetekend gaat niet zozeer over de namen dan wel over de betekenis. Het begint bij een dertigjarige Jezus en gaat terug op Adam, ja op God zelf. De boodschap is dat alle mensen familie zijn en alle mensen zijn dus familie van Jezus, ja alle mensen zijn familie van God. Het opstellen van stambomen is voor veel mensen een hobby. In onze samenleving kom je enkele honderden jaren terug uit. Soms ontdekt men dat er ergens in het verleden ooit iemand in de adelstand werd verheven die familie blijkt te zijn. Maar via Sem, Cham of Jafeth de zonen van Noach zijn we allemaal afstammelingen van Adam, en dus van God. Wat doen wij onze broeders en zusters dus aan. Wat doen wij de kinderen van God op deze wereld aan.

Zien wij in de armen van de wereld de kinderen van God? Zien wij in die raar geklede mannen en vrouwen van de Islam de kinderen van onze God? Zijn wij soms bang voor de kinderen van onze God? Er zijn politici die ons voorhouden dat we bang moeten zijn en onze broeders en zusters moeten uitwijzen en terugsturen naar het land dat onze God hen gegeven heeft. Maar als onze God tegen de voorvader van Jezus, Abraham, zei dat die uit zijn land moest trekken waarom zegt God dat nu niet tegen onze broeders en zusters die ons de vraag komen stellen hoe wij tegen onze broeders en zusters aankijken. Niemand vlucht voor de lol. Jozef ontvluchtte met zijn gezin het Bethlehem van Herodes. Hij zou er bij ons niet ingekomen zijn, hij had in de regio best een plek kunnen vinden. Wij bouwen hier graag een muur om onze broeders en zusters buiten de deur te houden.

Enige tijd geleden werd er een vrouw opgepakt in ons land die hierheen was gevlucht met een groot deel van haar, en dus onze, familie. Zij werd opgesloten in Schiphol-Oost in afwachting van haar uitzetting. Haar drie zoons hebben een verblijfsvergunning, haar vier zusters hebben hier een verblijfsvergunning, haar bejaarde moeder heeft hier een verblijfsvergunning, maar zij werd uit het huis van haar zoon weggehaald en opgesloten. Vrienden van haar omschreven haar als een goed mens en de dominee die haar kent sprak op zondag in zijn kerk over goddelozen die de regels verzonnen en uitvoeren die haar afsnijden van haar familie, en van ons, en van de veiligheid die ze hier vond. Zij komt ook voor in het geslachtsregister van Jezus, als nakomelinge. Wij kunnen alleen maar werken voor een beter vreemdelingenbeleid door in onze omgeving te helpen bij de opvang van vreemdelingen. Door daarmee mee te gaan doen in het verhaal, in het geslachtsregister, van Jezus van Nazareth.

Wat moeten we dan doen?

Lucas 3:10-22

10 De mensen vroegen hem: ‘Wat moeten we dan doen?’ 11 Hij antwoordde: ‘Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen.’ 12 Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen, en die vroegen hem: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ 13 Hij zei tegen hen: ‘Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.’ 14 Ook soldaten kwamen hem vragen: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Tegen hen zei hij: ‘Jullie mogen niemand afpersen en je ook niet laten omkopen, neem genoegen met je soldij.’ 15 Het volk was vol verwachting, en allen vroegen zich af of Johannes misschien de messias was, 16 maar Johannes zei tegen hen: ‘Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die machtiger is dan ik; ik ben het zelfs niet waard om de riemen van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; 17 Hij houdt de wan in zijn hand om zijn dorsvloer te reinigen, het graan zal Hij bijeenbrengen in zijn schuur en het kaf in onblusbaar vuur verbranden.’ 18 Op deze en andere wijze spoorde hij het volk aan en verkondigde hij hun het goede nieuws. 19 Maar de tetrarch Herodes, die door Johannes was terechtgewezen in verband met Herodias, de vrouw van zijn broer, en vanwege al zijn andere wandaden, 20 voegde aan alle slechte dingen die hij had gedaan nog toe dat hij Johannes opsloot in de gevangenis. 21 Heel het volk liet zich dopen, en toen ook Jezus was gedoopt en Hij aan het bidden was, werd de hemel geopend 22 en daalde de heilige Geest in de gedaante van een duif op Hem neer, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde.’ (NBV21)

Die Johannes moet een verpletterende indruk gemaakt hebben, heel het volk liet zich door hem dopen. Paulus zal veel later op zijn reizen in Klein Azië nog volgelingen van Johannes tegenkomen aan wie hij moet uitleggen hoe de verhouding was tussen Jezus van Nazareth en Johannes de Doper. In het verhaal zoals ons dat vertelt wordt in het Evangelie van Lucas neemt Jezus van Nazareth de prediking van de oproep tot verandering naadloos over van Johannes de Doper als deze eenmaal door koning Herodes gevangen is gezet. Deze Herodes was de opvolger van de Herodes die koning was toen Johannes en Jezus geboren werden. Sommigen vragen zich trouwens af door wie Jezus van Nazareth eigenlijk gedoopt was want eerst wordt verteld dat Johannes de Doper gevangen is gezet en daarna wordt verteld dat ook Jezus van Nazareth gedoopt werd.

Hoe het ook zij, toen Jezus van Nazareth zijn werk begon wilde iedereen wel de kant uit van delen en zorgen voor de naaste zoals Johannes de Doper had verkondigd. Dat de geschiedenis van Johannes de Doper diepe indruk had gemaakt blijkt ook uit de geschiedschrijving van het volk van Israël. Joden wezen de aanbidding van de Romeinse Keizer als god af, ze hielden een vrije dag in de week en ze hadden ingewikkelde regels over wat ze wel en niet mochten eten. In het Romeinse Rijk waren ze daarom vaak buitenbeentjes. De Joodse Historicus Flavius Josephus schreef in het begin van onze jaartelling een paar boeken ter verdediging van de Joden. In zijn boek over de Joodse geschiedenis komt ook Johannes de Doper voor. Tegenover de liederlijkheid van het hof van Herodes wordt Johannes de Doper geschilderd als een goed man die de Joden opgeroepen had deugdzaam te leven door gerechtigheid te betrachten en zich te laten dopen. Uit dat boek komt ook het verhaal over Salome en de dans voor de Koning die als beloning het hoofd van Johannes de Doper op een schaal kreeg.

Het evangelie van Lucas is het enige verhaal dat vertelt dat Jezus van Nazareth aan het bidden was toen dat visioen met die duif en de stem die riep dat hij de zoon van God was gebeurde. Wil je een taak op je nemen als die van Johannes de Doper dan moet je wel alle moed verzamelen. De beste manier omdat te doen is je helemaal open stellen voor het Woord van God, alle verhalen in je op nemen en je volledig overgeven aan het vertrouwen dat God met je mee gaat als je de Weg van de God van Israël volgt en mensen oproept om te delen met elkaar van wat ze hebben en er samen voor te zorgen dat iedereen kan meedoen en niemand meer honger heeft of langs de weg hoeft te blijven zitten, dat noemen we bidden. De volgelingen van Jezus van Nazareth die deze omkeer maakten waren daar later zo blij over en wilden dat zo radicaal doen dat ze zich met hun hele gezin en iedereen die daar bij hoorde lieten dopen. Zo zijn we in de geschiedenis van de Kerk aan de kinderdoop gekomen. Het teken dat mensen met alles wat ze hebben willen horen bij een beweging waar het delen van wat je hebt en wat je te eten hebt voorop staat. Waar het gaat om de minsten van de wereld. Bij die beweging kun je je elke dag opnieuw weer aansluiten, ook vandaag.

Een stem roept in de woestijn

Lucas 3:1-9

1 In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus Judea bestuurde, en Herodes tetrarch was over Galilea, zijn broer Filippus over het gebied van Iturea en Trachonitis, en Lysanias over Abilene, 2 en toen Annas en Kajafas hogepriester waren, richtte God zich in de woestijn tot Johannes, de zoon van Zacharias. 3 Daar ging Johannes in de omgeving van de Jordaan verkondigen dat de mensen zich moesten laten dopen en tot inkeer moesten komen, om vergeving van zonden te krijgen, 4 zoals geschreven staat in het boek met de uitspraken van de profeet Jesaja: ‘Een stem roept in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden! 5 Iedere kloof zal worden gedicht, elke berg en heuvel geslecht, kromme wegen recht gemaakt, hobbelige wegen geëffend; 6 en al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.”’ 7 Johannes zei tegen de mensen die massaal uitliepen om zich door hem te laten dopen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je het komende oordeel kunt ontlopen? 8 Breng vruchten voort die tonen dat jullie tot inkeer gekomen zijn, en zeg niet meteen bij jezelf: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! 9 Ja, de bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.’ (NBV21)

Bij ons is iemand die roept als een roepende in de woestijn iemand waar niet naar geluisterd wordt. Het is een spreekwoord dat ontleend is aan het gedeelte dat we vandaag lezen maar het heeft een tegengestelde betekenis gekregen aan het verhaal. Naar Johannes werd wel degelijk geluisterd. De schrijver van het Evangelie naar Lucas meldt ons heel nauwkeurig wanneer Johannes is gaan optreden. Wie de geschiedenisboekjes er op narekent komt uit op het jaar 28 na het begin van onze jaartelling. Johannes wordt in dit verhaal heel uitdrukkelijk in de traditie van de profeten uit het Oude Testament gezet. Te beginnen met de traditie van Jesaja die zo uitdrukkelijk de bevrijding van het volk Israël had aangekondigd. Maar net als Jesaja in zijn dagen vraagt Johannes een duidelijke keuze van de mensen. Net als in de dagen van Jesaja waren de meeste mensen in de dagen van Johannes keurige mensen. Ze brachten hun offers, gingen op Sabbat naar de Synagoge, ze baden met voorgeschreven regelmaat, aten volgens de spijswetten en ze moorden niet, logen niet, stalen niet en aanbaden geen andere goden. Wat wil een mens nog meer.

Nu, een mens mag misschien niet veel meer verlangen maar God wil wel degelijk meer. Want met al dat uiterlijk godsdienstig vertoon wordt de aarde nog geen aarde waar mensen gelukkig kunnen wonen. Ondanks dat uiterlijk godsdienstig vertoon, dat fatsoen, die waarden en normen, gaan er nog steeds mensen dood van de honger, lijden mensen onder de koude, zijn er armen in het land. De leer van de God van Israël moet een duidelijke inhoud krijgen, die leer moet aan mensen zichtbaar worden. Daarom staat het delen met elkaar voorop, warme kleren als je die hebt, eten als je dat hebt, samen delen is het eerste zichtbare teken van de Weg van de God van Israël, de Heer van de wereld. Maar ook de belastinginners voor de Romeinen, de tollenaars mogen de Weg zichtbaar maken door niet meer te innen dan opgedragen is. Geen woekerwinsten maken uit het innen van belasting ten koste van de armen. Dat geldt ook voor de soldaten. Niemand afpersen, niet laten omkopen en genoegen nemen met je soldij.

Het zijn eigenlijk de eerste basisregels voor een geordende samenleving. Regels die we probeerden ingevoerd te krijgen in een land als Afghanistan. Maar ook regels die ingevoerd zouden moeten worden op wereldniveau. Ook daar zou moeten gelden dat we beginnen met samen delen. Rijke landen die zorgen dat de verdeling van goederen en diensten op een eerlijke manier gebeurt zodat ook de armste landen mee kunnen delen van de welvaart in de wereld. Zorgen dat we allemaal te eten hebben en dat hongersnoden niet meer kunnen voorkomen, zorgen dat ook boeren in arme landen toegang hebben tot de wereldmarkt en mee kunnen concurreren met de boeren in de rijke landen. En samen zorgen dat er geen corrupte regiems meer kunnen zijn die in rijke landen, bij banken met beschermd bankgeheim, hun gestolen gelden kunnen parkeren. Johannes vraagt van de mensen om zich te laten dopen, je zou bijna zeggen dat wij van de volken moeten vragen zich te laten dopen. Maar laten we beginnen met zijn Weg zichtbaar te maken door samen te delen en te protesteren tegen het roven door samenlevingen als de onze van de armsten in de wereld. Daar kunnen we vandaag nog mee beginnen.

 

Volken roeren zich

Psalm 46

1 Voor de koorleider. Van de Korachieten. Op de wijs van De jonge vrouwen. Een lied. 2 God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood. 3 Daarom vrezen wij niet, al wankelt de aarde en storten de bergen in het diepst van de zee. 4 Laat de watervloed maar kolken en koken, de hoge golven de bergen doen beven. sela 5 Een rivier, wijd vertakt, verblijdt de stad van God, de heilige woning van de Allerhoogste. 6 Met God in haar midden stort zij niet in, vroeg in de morgen komt God haar te hulp. 7 Volken roeren zich, rijken storten ineen, zijn donderstem klinkt – de aarde siddert. 8 De HEER van de hemelse machten is met ons, onze burcht is de God van Jakob. sela 9 Kom en zie wat de HEER heeft gedaan, verbijsterend is wat Hij op aarde verricht. 10 Wereldwijd bant Hij oorlogen uit, bogen breekt Hij, lansen verbrijzelt Hij, wagens verbrandt Hij in het vuur. 11 ‘Staak de strijd, en erken dat Ik God ben, verheven boven de volken, verheven boven de aarde.’ 12 De HEER van de hemelse machten is met ons, onze burcht is de God van Jakob. sela (NBV21)

Het is een gewoonte die je nog steeds in kerken tegenkomt. Neem een bestaande melodie en maak daar een nieuwe liedtekst op die je dan met elkaar kunt zingen. Echte musici hebben daar een hekel aan. In het nieuwe Liedboek , Zingen en bidden in huis en kerk, dat in veel Protestantse Kerken als het Nieuwe Liedboek wordt gebruikt, zul je dan ook maar weinig nieuwe liederen terugvinden op een oude bekende melodie. Uitgezonderd de Psalmen die op de Geneefse melodieën worden gezongen. Binnenkort verschijnt ook van deze Psalmen een nieuwe berijming. De gewoonte gaat dan ook terug op zeer oude tijden. De Psalm die we vandaag meezingen is er ook een voorbeeld van, al is de melodie verloren gegaan. Deze psalm werd oorspronkelijk gezongen op de melodie van het lied “De jonge vrouwen”. Het is dan ook een feestlied en feestliederen zing je met elkaar. Een feestlied op God, een feestlied van “wij zijn niet bang”, dat is het thema van dit lied.

Of er hoge golven zijn, woeste rivieren of hoge bergen het maakt allemaal niet uit. Wij hoeven niet bang te zijn want God overwint. Dat klinkt mooi. Zo mooi dat Maarten Luther op deze psalm zijn beroemde lied over de “Een vaste burcht is onze God” schreef. Maar natuurrampen zijn niet zo gemakkelijk af te weren. Natuurlijk als je samenwerkt kun je leren om dijken te bouwen en zee te bedwingen. Wij hebben daar eeuwen over gedaan. Onze handel overzee maakte ons ondertussen rijk. We konden immers anderen dwingen om producten voor ons te maken zodat we die konden verhandelen. Zo werden de mensen uit Banglah Desh gedwongen om jute te telen. Ze bleven daardoor wel arm en de kennis die nodig is om rivieren een veilige loop te geven en de zee te bedwingen kregen ze niet. Het gevolg is dat ze nu niet bestand zijn tegen tropische stormen en dat bij de laatste storm duizenden zijn omgekomen en vee en oogst zijn vernietigd. Zeker ook omdat wij jute hebben vervangen door plastic. Sommige hulporganisaties waren al bezig om de kennis van dijken en waterbeheersing over te dragen maar daar was nog maar weinig geld voor beschikbaar.

Wij kiezen wel de besturen van onze waterschappen die alles weten van dijken en water maar we dwingen hen niet die kennis te delen met de armen in de wereld zodat ook die beschermd kunnen worden tegen natuurgeweld. Alleen de liefde voor de naaste kan dat voor elkaar krijgen. Dat bezingt deze psalm want de zangers van dit lied hadden daar een onverwoestbaar vertrouwen in. Net zo’n vertrouwen hadden ze in vrede. Deskundigen voorspellen dat er oorlogen zullen uitbreken over het water. Maar wij weten dat die oorlogen uitblijven als wij bereid zijn te delen. Als we echt bereid zijn onze kennis van waterbeheersing te delen dan worden die wateroorlogen uitgebannen voordat ze begonnen zijn. Dat is pas meezingen van deze psalm. Dan pas kunnen we zingen over de God van Jakob, die meetrok naar het Egypte van Jozef dat tijdens honger bereid was om voedsel te delen en die het volk bevrijdde van de slavernij en door de woestijn leidde naar het land dat overvloeide van melk en honing.