Een slavenjuk

Galaten 5:1-12

1 Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen. 2  Luister naar wat ik, Paulus, tegen u zeg: als u zich laat besnijden, zal Christus u niets baten. 3 Ik verzeker u dat iedereen die zich laat besnijden verplicht is om de wet volledig na te leven. 4 Als u probeert door God als een rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld. 5 Want door de Geest hopen en verwachten wij dat we op grond van geloof als rechtvaardigen worden aangenomen. 6 In Christus Jezus is het volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is. Belangrijk is dat men gelooft en de liefde kent, die het geloof zijn kracht verleent. 7 U was zo goed op weg, wie heeft u verhinderd de waarheid te blijven volgen? 8 Niet hij die u geroepen heeft. 9 Bedenk goed: Al een beetje desem maakt het hele deeg zuur. 10 De Heer geeft mij de overtuiging dat u en ik het daar volledig over eens zijn. Maar degenen die u in verwarring brengen zullen worden gestraft, wie ze ook zijn. 11 En wat mijzelf betreft, broeders en zusters, als ik nog altijd de besnijdenis zou verkondigen, waarom word ik dan vervolgd? Dan zou het kruis toch zijn kracht verliezen en niet langer een struikelblok zijn? 12 Ze moesten zich laten castreren, die onruststokers! (NBV)

Je kunt wat doen voor je eigen zieleheil. Mediteren, bidden, Bijbellezen, niet vloeken, alleen heteroseksueel leven en tal van andere regels en voorschriften volgen. Kerken en voorgangers zijn er goed in om, door de eeuwen heen, telkens weer nieuwe regels en voorschriften te verzinnen. Hele kerkelijke wetboeken zijn er verschenen en week in week uit komen er groepen mensen bij elkaar om onder het motto van Bijbelstudie de Bijbel af te speuren naar nieuwe regels waar zij zich wel aan moeten houden en waar alle andere mensen geen weet van hebben. Paulus veroordeelt deze praktijken. Alleen het vertrouwen dat de armen bevrijdt zullen worden en als de liefde voor de naaste even groot is als de liefde voor jezelf tellen. Als er al regels zijn en als die al door gelovigen worden overtreden dan mogen die gelovigen telkens weer opnieuw beginnen met de Weg van Jezus van Nazareth. Dat noemt Paulus genade. We zien het in onze samenleving zo vaak gebeuren. Als kinderen de wet overtreden moeten ze opgesloten worden.

Het klinkt zo logisch, ongestraft kun je de verkeerde dingen immers niet laten passeren. Maar als je naar opgroeiende kinderen en jongeren kijkt vanuit de Liefde zoals Jezus van Nazareth ons die geleerd heeft dan weten we dat het er om gaat om gevangenen te bevrijden. Dan hebben we dus geleerd dat het gaat om die kinderen en jongeren weer een goede plaats in onze samenleving te geven. Dat verschaft ons niet het eenvoudige recept van opsluiten, maar dwingt ons om een paar mijl verder te gaan en plannen te maken om elk van die kinderen en elk van die opgroeiende jongeren om te doen keren van de weg van het kwade en weer op een goede plek in onze samenleving mee te laten doen. Volgens Paulus is het kennelijk onbelangrijk of je het kwade van die kinderen nu wel of niet tegenkomt maar is het belangrijk dat je met Liefde die kinderen weet te bereiken en hen weer tot het goede weet te brengen.

Een klein beetje zuurdesem kan het hele deeg zuur maken en dan kan je er echt geen ongezuurde broden meer van bakken. Mensen bedoelen het soms niet eens zo slecht maar maken door hun fanatisme de boel vaak meer kapot dan dat ze iets bereiken. In de dagen van Paulus waren het de mensen die de Joodse Wet ook wilden opleggen aan de Heidenen. Vooral de besnijdenis speelde daarbij een rol. Wanhopig roept Paulus uit dat ze zich maar moesten laten castreren. Een Heidense gewoonte die vaak uit religieuze overwegingen werd gedaan. Maar ja, mensen overdrijven wel eens. We zullen de wanhopige oproep van Paulus niet herhalen maar we hopen wel dat, zoals de zwarte kousenkerk maar een kleine minderheid van het Christendom is, ook zal doordringen dat het Salafisme maar een hele kleine minderheid vertegenwoordigd. Mensen willen een Wereld van Liefde. De God van Israël heeft ons de weg daarheen gewezen, Jezus van Nazareth heeft ons laten zien hoe die weg te gaan. En elke dag opnieuw mogen we opstaan om weer als nieuw die weg te gaan, ook vandaag weer.

De vrijgeboren vrouw.

Galaten 4:12-31

12 Broeders en zusters, ik smeek u, wees zoals ik, want ik ben zoals u. U hebt mij nooit enig kwaad gedaan. 13 Herinnert u zich niet de eerste keer dat ik u het evangelie heb verkondigd? Ik kwam bij u toen ik ziek was, 14 en hoewel mijn ziekte u er alle aanleiding toe gaf, hebt u mij toch niet veracht of verstoten. U hebt mij in uw midden opgenomen als een engel van God, als Christus Jezus zelf. 15 Toen prees u zich gelukkig. Wat is daar nu nog van over? Ik kan van u getuigen dat u zelfs uw ogen zou hebben uitgerukt om ze mij te geven. 16 Ben ik dan nu ineens uw vijand geworden, omdat ik u de waarheid zeg? 17 Die anderen doen alles voor u, maar hun bedoelingen zijn slecht: ze drijven een wig tussen u en mij, en dan moet u alles voor één doen. 18 Het is goed als u zich inspant, maar doe het dan ook voor de goede zaak, en doe het bovendien altijd, dus niet alleen wanneer ik bij u ben. 19  Kinderen, zolang Christus geen gestalte in u krijgt, doorsta ik telkens weer barensweeën om u. 20  Hoe graag zou ik nu bij u willen zijn en op een andere toon met u spreken, want ik maak me zorgen over u. 21 Vertelt u eens, u wilt u onderwerpen aan de wet, maar luistert u wel naar de wet? 22 Er staat geschreven dat Abraham twee zonen had: een van zijn slavin en een van zijn vrijgeboren vrouw. 23  De zoon van de slavin dankte zijn geboorte aan de loop van de natuur, maar die van de vrijgeboren vrouw aan de belofte. 24-25 Dit is een beeld: de vrouwen staan voor twee verbonden. Hagar staat voor het verbond van de berg Sinai in Arabia, dat slaven baart. Als beeld van dat verbond belichaamt Hagar het huidige Jeruzalem, dat met zijn kinderen in slavernij leeft. 26 Maar het hemelse Jeruzalem is vrij, en dat is onze moeder, 27 want er staat geschreven: ‘Wees verheugd, onvruchtbare vrouw, jij die niet baart. Jubel en juich, jij die geen weeën kent. Want zij die zonder man is, heeft meer kinderen dan zij die met een man is.’ 28 En u, broeders en zusters, bent net als Isaak kinderen van de belofte. 29 Maar zoals de zoon die krachtens de natuur geboren werd de zoon vervolgde die krachtens de Geest geboren werd, zo worden nu ook wij vervolgd. 30 Maar wat zegt de Schrift? ‘Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de vrijgeboren vrouw mag niet de erfenis delen met de zoon van de slavin.’ 31 Daarom dus, broeders en zusters, zijn wij geen kinderen van de slavin, maar van de vrijgeboren vrouw. (NBV)

Span je alleen in voor de goede zaak is de raad van Paulus aan de Galaten. En dat is ook een goed advies voor ons. Er zijn ook deze week weer allerlei mensen die ons ongetwijfeld zullen willen wijsmaken dat er wetten en regels zijn die ons verhinderen de armoede te bestrijden en de armen bevrijding aan te zeggen. Dat hongerigen gevoed moeten worden is goed maar daar zouden organisaties en instanties voor zijn, ja je moet hongerigen misschien wel laten hongeren omdat dat beter voor hen is, laat ze eerst maar eens vier weken proberen zonder geld te overleven. Gevangenen bezoeken kan natuurlijk al helemaal niet, daar zijn pasjes en toestemmingen voor nodig. Die bezoekgroepen rond de justitiepastores zijn soms alleen maar lastig. Gevangenen sluit je op. Na hun straf zijn er wel de Exodushuizen die vanuit de kerken zijn opgezet en waar ex gevangenen worden begeleid bij hun terugkeer naar de samenleving maar die huizen krijgen toch maar zelden een gewone plaats in een woonwijk. Mensen willen liever dat ex gevangenen anoniem en ongemerkt tussen hen komen in wonen. Met die wetten en regeltjes willen mensen macht over je uitoefenen. Hoe ordelijk en redelijk ze soms klinken, als ze afhouden van de liefde voor de naaste, van het brengen van het evangelie van de bevrijding, zijn ze verkeerd.

Paulus brengt de boodschap dat er maar één Heer is, God, of, misschien herkenbaarder, Jezus van Nazareth. Zelfs Paulus zelf zet zich niet op de eerste plaats hebben we geleerd. De Galaten worden dan ook opgeroepen het goede doen niet te laten afhangen van de aanwezigheid van Paulus maar het goede te doen omwille van de zaak van het Koninkrijk van God zelf. Zo zullen we ook met ons werk moeten omgaan. We zijn niet uit op conflicten met mensen die het over ons te zeggen denken te hebben maar we zijn uit op bevrijding van de armen, voeden van de hongerigen, kleden van de naakten, steunen van de zwakken. Je zou overigens bijna denken dat Paulus een anti-Islamist was met zijn typeringen van Hagar en haar zoon Ismael. Maar de Islam bestond nog niet in de dagen van Paulus, de Islam is pas een paar honderd jaar later ontstaan. Als je trouwens nauwkeurig leest dan verbindt Paulus Hagar en Ismael met de Sinaï, de berg waar het volk Israel de richtlijnen voor een menselijke samenleving ontving. . Sara, de moeder van Israel, wordt dan verbonden met de Christenen, de kinderen van de vrijheid.

Voor Paulus is de Hebreeuwse Bijbel de verzameling boeken waarin de komst van Jezus van Nazareth werd beloofd. Jezus van Nazareth als de eerstgeboren mens die de Liefde, zoals God die wilde, volhield door de dood heen. Zijn leven, sterven en opstanding maakt dat we er allemaal in mogen delen en er allemaal aan mogen meedoen. Voor Jezus van Nazareth was het hart van het Oude Testament die richtlijnen uit de woestijn, niet doden, niet liegen, niet stelen en je naaste liefhebben als jezelf, zoals in het Evangelie van Mattheüs staat beschreven. op die manier staan we in de traditie. Het Koninkrijk van God kiest overal en altijd voor het leven, dat Koninkrijk verschaft elk mens recht. Dat biedt bevrijding voor de armen, daar gaan de lammen lopen, de blinden zien en de doven horen. Daar zijn geen wetten die zeggen wat je allemaal wel mag doen en wat verboden is, daar heerst niet het moeten en verbieden, daar is de vrijheid. Die vrijheid dan beleeft in de Geest van God. Weg dus met de slavenmentaliteit van gehoorzaam zijn aan regels en fatsoen en leve de vrijheid van samen delen en respect voor ieder medemens.

Uit Galilea

Johannes 7:37-52

37 Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! 38 “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft, ”zo zegt de Schrift.’ 39 Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven. 40 Toen de mensen in de menigte dit hoorden zeiden ze: ‘Dit moet wel de profeet zijn.’ 41 Anderen beweerden: ‘Het is de messias, ‘maar er werd ook gezegd: ‘De messias komt toch niet uit Galilea? 42 De Schrift zegt toch dat de messias uit het nageslacht van David komt en uit Betlehem, waar David woonde?’ 43 Zo ontstond er verdeeldheid in de menigte, 44 en sommigen wilden hem grijpen, maar niemand deed hem iets. 45 De dienaren van de hogepriesters en de Farizeeën gingen terug. Toen hun werd gevraagd: ‘Waarom hebben jullie hem niet meegebracht?’ 46 antwoordden ze: ‘Nog nooit heeft een mens zo gesproken!’ 47 Maar de Farizeeën zeiden: ‘Hebben jullie je ook al laten misleiden? 48 Er is toch geen enkele leider of Farizeeër tot geloof in hem gekomen? 49 Alleen de massa die de wet niet kent-vervloekt zijn ze!’ 50 Maar Nikodemus, die destijds bij Jezus was geweest, iemand uit hun eigen kring, zei: 51 ‘Onze wet veroordeelt iemand toch pas als hij gehoord is en als bekend is wat hij heeft gedaan?’ 52 Ze zeiden tegen hem: ‘Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar na, dan zul je zien dat er uit Galilea geen profeet kan komen.’ (NBV)

Jezus viert het feest van de Loofhutten. Een feest dat Christenen niet hebben overgenomen. De geschiedenis waarmee het Loofhuttenfeest is verbonden is uitdrukkelijk geen geschiedenis van Christenen. Het is van oorsprong een oogstfeest, de oogst van noten en vruchten valt in het najaar. Maar Israël viert dat feest in tenten die herinneren aan de woestijn. Tenten van takken en bladeren. Dit feest is ook een van de feesten die in Deuteronomium wordt aangewezen als feest waarop het volk naar de Tent van Samenkomst moest gaan, later de Tempel om daar maaltijd te houden met de armen, de levieten, de familie en de vreemdelingen. Het eten in de woestijn, het water trouwens ook, kregen ze elke dag opnieuw van hun God. Dat water speelt dus een rol, water om de dorst uit de woestijn te laven. Daarom lezen wij uit het Evangelie van Johannes verhaal over de Geest. Die Geest van God, de geest waarin we proberen onze naaste lief te hebben als onszelf, kwam met en door Jezus van Nazareth. Hij leefde het leven in die geest ons voor. En nadat hij teruggekeerd was naar zijn Vader konden gelovigen de dorst naar gerechtigheid laven door voortdurend liefde te verspreiden.

Zo bevrijdde Jezus mensen van de zonde, wie het goede doet en niets dan het goede, doet immers geen zonde, zo bevrijdde hij mensen van de angst voor de dood, de dood dood de liefde immers niet, de liefde die altijd doorgaat. Maar de bevrijder, de Messias, zou een zoon zijn van koning David. Mattheus en Lucas hadden in hun Evangelieverhalen veel moeite gedaan duidelijk te maken dat Jezus van David afstamde, maar Johannes laat dat in het midden. Of Jezus de bevrijder is moet niet afhangen van een stamboom maar van de vruchten van zijn optreden. Dat hebben de mensen goed begrepen. Ook de leiders van het volk hebben het eigenlijk begrepen want ze vinden dat optreden van Jezus van Nazareth maar niks. Wie gaat er nu uit liefde voor de mensen voortdurend tegen de regels in. Wie maalt niet om afkomst of gedrag maar let alleen op de bereidheid een nieuw leven te beginnen, een leven van delen wat je hebt, van zorg voor elkaar en vooral voor de armsten, de verworpenen, de uitgestotenen.

Voor die mensen gaan inderdaad rivieren van goedheid stromen, maar zullen ze er niet in verdrinken? Het is de angst die we horen bij het pardon voor de kleine groep asielzoekers die hier al meer dan vijf jaar wachten op een oplossing. Zullen we niet verdrinken in vreemdelingen? Die angst maakte dat Afghanen die er op kunnen rekenen vervolgd te worden als handlangers van Nederland hier verdronken in bureaucratie en angstig in kelders op verlossing wachten. Als je de vraag zo stelt dan weet je dat het niet zal gebeuren. Maar als je vraagt om een stadionverbod voor alle Marokkanen in ons land, omdat een handvol Marokkaanse jongeren de Nederlandse voetbalsupporters goed had nagedaan en een wedstrijd had verstoord, dan pleeg je eigenlijk een misdrijf. Dan is het hard nodig dat de Geest van God op je neerdaalt. Je merkt dan ook dat mensen zich kunnen afsluiten voor die Geest van God. Jezelf groter maken door de ander te kleineren lijkt soms vruchtbaarder dan de ander net zo lief te hebben als jezelf. Uiteindelijk loopt dat goddeloze gedrag uit op geweld. Daarom is het symbool van de Geest, een duif, ook het symbool van vrede. Want samen delen is samen vrede beleven, dat kunnen we dus elke dag.

Hij spreekt vrijuit

Johannes 7:25-36

25 Sommige Jeruzalemmers zeiden: ‘Is dat niet die man die ze willen doden? 26 Moet je zien, hij spreekt vrijuit en ze zeggen niets tegen hem. Zouden onze leiders werkelijk tot de overtuiging zijn gekomen dat hij de messias is? 27 Wanneer de messias komt, zal niemand weten waar hij vandaan komt, maar van hem weten we wel waar hij vandaan komt.’ 28 Bij zijn onderricht in de tempel zei Jezus luid en duidelijk: ‘U kent mij en u weet waar ik vandaan kom. Maar ik ben niet namens mezelf gekomen; ik ben gezonden door iemand die betrouwbaar is, en hem kent u niet. 29 Ik ken hem, omdat ik bij hem vandaan kom en hij mij heeft gezonden.’ 30 Toen wilden ze hem grijpen, maar niemand deed hem iets, omdat zijn tijd nog niet gekomen was. 31 Onder het volk waren er velen in hem gaan geloven, ‘want, ‘zeiden ze, ‘wanneer de messias komt, zal die niet meer wondertekenen verrichten dan hij heeft gedaan.’ 32 Toen de Farizeeën hoorden hoe er door de mensen over hem gesproken werd, stuurden zij en de hogepriesters dienaren om hem te arresteren. 33 Jezus zei: ‘Ik zal nog een korte tijd bij u zijn, dan ga ik naar hem die mij gezonden heeft.34 U zult me zoeken maar me niet vinden; u zult niet kunnen komen waar ik ben.’ 35 Toen zeiden de Joden tegen elkaar: ‘Waar gaat hij dan naartoe, dat wij hem niet kunnen vinden? Hij zal toch niet naar de Griekse diaspora gaan om de Grieken onderricht te geven? 36 Wat bedoelde hij dan toen hij zei: “U zult me zoeken maar me niet vinden; u zult niet kunnen komen waar ik ben”?’ (NBV)

De evangelist Johannes maakt hier onderscheid tussen de inwoners van Jeruzalem en de Joden. Voor ons zijn het allemaal Joden. Maar de hekel aan de Joden die uit de woorden van Johannes spreekt heeft bij Heidenen als wij vaak misverstanden gewekt. Alsof Johannes namens God een hekel had gekregen aan iedereen in het volk Israël en dat wij die hekel in navolging van hem ook maar moesten hebben. Het subtiele onderscheid dat in het gedeelte van vandaag wordt gemaakt wijst anders uit. Als het gaat over de Joden dan gaat het over de mensen die er toe doen. De leden van het Sanhedrin, het Tempelbestuur, en de mensen die hun partij hadden gekozen in het conflict tussen Romeinen en het volk Israël, het gaat om de leiders van het volk, de mensen van het openbaar bestuur in Israël.

In de dagen van Jezus van Nazareth leefde de verwachting van een bevrijder zeer sterk. Rome was niet zomaar een wereldrijk dat het op zou moeten nemen tegen andere wereldrijken. Rome beheerste de hele toen bekende aarde en had alle bekende volken onderworpen. Wilde een klein volk als dat van Israël ooit weer haar zelfstandigheid krijgen dan moest er wel een wonder gebeuren. En dat wonder had een naam gekregen in het beeld van de Messias. Wie wat en hoe die Messias zou zijn wist men niet, alleen dat die onverwacht zou komen en van Israël weer een zelfstandig koninkrijk zou maken onder het koningshuis van David. Een Jezus uit Nazareth, zoon van een timmerman, paste niet helemaal in dat beeld. Evangelisten als Matteüs en Lucas hadden daarom ook de moeite genomen aan te tonen dat die Jezus van Nazareth wel degelijk afstamde van Koning David en zelfs in diens stad, in Bethlehem geboren was.

Voor de evangelist Johannes was die afstamming minder belangrijk. Hij herinnerde zich hoe Jezus sprak over zijn zending en wie je heeft gezonden en met welke taak is oneindig veel belangrijker dan de menselijke afstamming. Jezus van Nazareth herinnert er aan dat hij is gezonden door de God die volgens de schriften nooit laat varen het werk dat hij is begonnen. In de grote menigte die in Jeruzalem was voor het Loofhuttenfeest zal dit de nodige onrust hebben veroorzaakt. Een wonderdoener, een genezer, die tegelijk ook een leraar was die de Schriften kende, dat moest haast wel de Messias zijn. En voor de bestuurders was het alleen al daarom een gevaarlijk man. Hoe kon iemand zich in het hoofd halen iets tegen de Romeinen te kunnen ondernemen. Die zouden alleen nog maar meer macht aan zich trekken.

Toen Johannes dit had geschreven was het bewijs al geleverd, de Tempel was verwoest en het volk verstrooid. Jezus van Nazareth spreekt in dit verhaal al over de tijd dat hij bij zijn Vader is en wij hem niet meer kunnen zien. Wij kennen hem alleen in de verhalen over zijn liefde voor de mensen. Zijn goddelijke liefde waarin wij deel mogen hebben door te geloven dat die wereld die hij beloofde er ook zal komen, door aan die wereld alvast te gaan werken zoals hij er aan gewerkt heeft. Totdat hij komt en wij hem mogen verwelkomen.

Niet op de schijn af

Johannes 7:14-24

14 Toen het feest al halverwege was, ging Jezus naar de tempel en hij gaf er onderricht. 15 De Joden waren verbaasd: ‘Hoe weet hij dat allemaal, terwijl hij geen opleiding heeft gehad?’ 16 Jezus zei: ‘Wat ik onderwijs heb ik niet van mijzelf, maar van hem die mij gezonden heeft. 17 Wie ernaar streeft te doen wat God wil, zal weten of mijn leer van God komt of dat ik namens mezelf spreek. 18 Wie namens zichzelf spreekt, is uit op zijn eigen eer, maar wie uit is op de eer van wie hem gezonden heeft is betrouwbaar; hij bedriegt niemand. 19 U hebt van Mozes toch de wet gekregen? Maar niemand houdt zich aan de wet. Waarom probeert u mij te doden?’ 20 ‘U bent bezeten!’ riepen de mensen. ‘Wie probeert u dan te doden?’ 21 Jezus antwoordde: ‘één ding heb ik gedaan, en u staat allemaal versteld. 22 Nu heeft Mozes u de besnijdenis gegeven-niet dat die van Mozes komt, ze komt van de aartsvaders-en u besnijdt ook op sabbat. 23 Als er op sabbat besneden wordt omdat anders de wet van Mozes wordt overtreden, waarom bent u dan kwaad wanneer ik op sabbat iemand helemaal gezond maak? 24  Ga in uw oordeel niet op de schijn af, maar laat uw oordeel rechtvaardig zijn.’ (NBV)

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Dat geldt dus ook voor Jezus van Nazareth leren we van de evangelist Johannes. Jezus ging immers in het geheim naar Jeruzalem, niet om daar groot opzien te baren en menigten om zich te verzamelen die hem zouden aanbidden maar omdat je op het Loofhuttenfeest nu eenmaal naar de Tempel gaat. Maar hij kan het niet laten, er moet onderwezen worden aan een volk dat dreigt de onderwijzing van Mozes ontnomen te worden. Want de Tempel in Jeruzalem is niet meer de plaats van ontmoeting. De plaats waar overeenkomstig de Godsdienst van Israël in samen delen en in het met elkaar maaltijd houden wordt geoefend. De Tempel in Jeruzalem is een plaats van religie, waar geofferd wordt, waar gehandeld wordt, waar Priesters worden geëerd en gehoorzaamd. De Tempel in Jeruzalem verschilt maar heel weinig meer van de Tempels van de goden van Grieken en Romeinen. De verbazing is groot, de zoon van een timmerman uit Galilea staat als leraar en onderwijzer in de Tempel van Jeruzalem, hoe is het mogelijk.

Galilea stond immers bekend als het land van de heidenen en timmermannen wisten wel het een en ander van de Schriften maar deze leraar had zeker geen opleiding tot Schriftgeleerde gehad. Het optreden van Jezus van Nazareth in de Tempel had de religieuze autoriteiten altijd al verbaasd. De evangelist Lucas vertelt het verhaal van de twaalf jarige Jezus die in de Tempel de mensen tot verbazing bracht. Nu is opnieuw de vraag waar hij toch die wijsheid vandaag haalt. En dan past Jezus van Nazareth een regel op zichzelf toe die hij ook op anderen toepast. Aan de vruchten kent men de boom. Is hier sprake van eigen eer of van de wil van God? Het gaat er dus niet om hoe vroom of hoe knap, of hoe Christelijk je spreekt maar wat de gevolgen zijn van hetgeen waartoe je oproept. En natuurlijk of je die mooie woorden ook zelf waar maakt. In de Tempel in Jeruzalem werd vanouds de onderwijzing van Mozes bewaard. De eerste vijf boeken van de Bijbel worden bij elkaar de leer van Mozes genoemd maar het hart er van zijn de tien Woorden. Die stonden op stenen gegraveerd die in een kist lagen, de ark heette die, en die vormde het hart van de Tempel. Die ark was al lang verdwenen in de dagen van Jezus van Nazareth maar de functie van de Tempel was dezelfde gebleven. Daar hoorde je van de leer van Mozes, zoals die in de woestijn aan het volk waren gegeven.

Die leer liet zich samenvatten in het “Heb uw naaste lief als uzelf”. En daar gaat het in de discussie dan ook over. Ritueel en dus religieus moesten jongens worden besneden, daar werd grote nadruk op gelegd, maar volgens de samenvatting van de onderwijzing van Mozes ging een zieke altijd voor. Kun je dan op de Sabbat, de religieuze rustdag, wel de besnijdenis doen en zou je dan niet mogen genezen? Ook wij lopen het gevaar religie te verwarren met de godsdienst van de God van Israël. Keurige pakken, strakke jurken, kleurige hoedjes en twee keer op zondag naar de kerk waar vrome psalmen en gezangen worden gezongen bepalen het beeld dat veel mensen hebben van het Christelijk geloof. Maar dat is een verkeerd beeld. Het Christelijk geloof vindt je in de hulp voor de zwakken de minsten in de wereld. In de voedselbanken, in de Fair Trade en wereldwinkels, bij Amnesty International en Sabeel, in de vredesbeweging en misschien ook wel in de Occupy beweging met zijn roep om een eerlijkere verdeling van de welvaart die we samen verdienen. Meedoen met de beweging van het Christelijk geloof mag elke dag opnieuw, niemand hoeft zich schuldig te voelen het te hebben verwaarloosd, iedereen die wil meedoen is welkom, de rest wordt je vergeven. Rechtvaardigheid staat ook vandaag weer voorop in die beweging.

Een goed mens

Johannes 7:1-13

1 Daarna trok Jezus door Galilea; in Judea wilde hij niet komen, omdat de Joden daar hem wilden doden. 2 Nu naderde het Joodse Loofhuttenfeest, 3 en daarom spoorden Jezus’ broers hem aan: ‘Blijf toch niet hier, ga naar Judea; dan zien ook je leerlingen het werk dat je doet. 4 Niemand doet toch iets in het geheim als hij bekend wil worden. Als je dit soort dingen doet, laat je dan zien aan de wereld.’ 5 Ook zijn broers geloofden namelijk niet in hem. 6 Maar Jezus zei: ‘Mijn tijd is nog niet gekomen, voor jullie is elke tijd goed. 7 De wereld kan jullie niet haten, maar mij haat ze wel, omdat ik verklaar dat wat ze doet slecht is. 8 Gaan jullie maar naar het feest; ik ga niet, omdat de tijd voor mij nog niet rijp is.’ 9  Dat zei hij, en hij bleef in Galilea. 10 Maar toen zijn broers naar het feest vertrokken waren, ging hij zelf ook, niet openlijk, maar in het geheim. 11 Intussen keken de Joden op het feest al naar hem uit en ze vroegen zich af waar hij was. 12  Overal werd over hem gesproken: sommigen vonden dat hij een goed mens was, anderen meenden dat hij het volk misleidde. 13 Maar niemand durfde openlijk over hem te spreken uit angst voor de Joden. (NBV)

Vandaag een feestverhaal, tenminste een verhaal over een feest. Het gaat over het Loofhuttenfeest. Dat was een soort oogstfeest in de Herfst. Iedereen moest dan van takken een hut maken en daar zeven dagen wonen. Dat herinnerde aan de reis in de woestijn en aan het Grote Gebod dat daar was ontvangen. Het Loofhuttenfeest was één van de feesten waarbij het volk bij de Tempel een maaltijd moesten houden met de familie, de armen, de vreemdelingen en de dienaren van de Tempel. Daarom willen de broers van Jezus van Nazareth ook graag dat hij naar Jeruzalem gaat, rond blijven trekken in Galilea levert niet genoeg op, het hoogtepunt moet komen in Jeruzalem. Martelaar worden is natuurlijk mooi, je weet dan zeker dat je beroemd wordt en dat iedereen over je zal willen praten. Maar Martelaar worden is ook een beetje zinloos, tegenwoordig zelfs een beetje zielig. Want er zijn martelaren en martelaren.

Er zijn martelaren die het martelaarschap niet hebben gezocht. Die dat tot het laatst uit de weg gingen tot het niet meer mogelijk was. Maar die ondanks de vervolging hun geloof, hun ideaal of hun overtuiging vast bleven houden, ondanks de vervolging die hun ten deel viel. Uiteindelijk zou ook Jezus van Nazareth een dergelijke martelaar worden. Niet op een feest dat het einde van de Uittocht herdacht, de reis door de woestijn en het land overvloeiende van melk en honing dat daarna kwam, maar op een feest dat het begin van de bevrijding herdacht. Het Pesachfeest herinnerde immers aan de bevrijding uit Egypte, aan de laatste maaltijd daar, aan het lam dat daar was geslacht en de bevrijding van de slavernij die er op volgde. De schrijver van het verhaal over Jezus van Nazareth blijft dan wel met een probleem zitten. Dat er broers zijn is geen probleem. één van die broers, Jacobus, zou later nog de leider worden van de gemeente in Jeruzalem.

Johannes moet Jacobus hebben gekend of van hem hebben gehoord. Maar de afwijzing van de vraag van die broers kan niet betekenen dat Jezus van Nazareth de regels van Mozes overtreedt. Daarom wordt verteld dat Jezus van Nazareth in het geheim naar Jeruzalem is gegaan. Wordt ook gelijk duidelijk dat de Bijbel het afwijst als mensen zelf het martelaarschap zoeken. Met een bomgordel om de Wet van God proberen te laten handhaven, of overtreders van die Wet zelf gaan doodschieten tot je gedood wordt door anderen, politie of zo, wordt afgewezen. Gelovigen in de God van Israël zoeken het leven. Soms moet je dat een beetje verborgen doen, zodat je tegenstanders geen vat op je kunnen krijgen. Soms moet je er voor blijven staan, als de minsten in het volk in de knel komen. Het gaat per slot niet om je eigen eer, daarom ging het zelfs niet bij Jezus van Nazareth, ook dat wordt vandaag weer eens duidelijk.

Toon uw trouw

Psalm 54

1 Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een kunstig lied van David, 2 toen de inwoners van Zif aan Saul waren gaan zeggen: ‘Weet u niet dat David zich bij ons schuilhoudt?’ 3 God, bevrijd mij door uw naam, verschaf mij recht door uw macht. 4 God, luister naar mijn gebed, hoor de woorden van mijn mond. 5 Vreemden vallen mij aan, zij staan mij met geweld naar het leven, zij houden God niet voor ogen. sela 6 Zie, God is mijn helper, de Heer is het die mijn leven draagt. 7 Laat het kwaad zich keren tegen mijn belagers, toon uw trouw en breng hen tot zwijgen. 8 Van harte zal ik u offers brengen en uw naam loven, HEER, want hij is goed: 9 hij heeft mij uit de nood gered, onbevreesd zie ik mijn vijanden aan. (NBV)

Vandaag zingen we met de kerk mee in een leerdicht. Een lied waar je ook nog van kunt leren. In de Nieuwe Bijbelvertaling is dat begrip leerdicht een beetje weggevallen en dat is jammer. Via liederen kun je soms belangrijke lessen beter onthouden. De Psalm is geschreven zegt het opschrift in een historische situatie. Volgens het boek Samuel waren er zelfs twee van. We weten natuurlijk van de strijd tussen Koning Saul en de jonge David die aan de lopende band de vijanden van Israel wist te verslaan. Saul zocht David en de inwoners van de stad Zif, in het land van de stam Juda, vertelden tot twee maal toe waar Saul David kon vinden, twee maal ontsnapte David overigens. Het waren dus landgenoten die David hebben verraden aan zijn vervolgers, maar David verklaard ze tot vreemden. Daar wilde hij niet bij horen. Denk aan de vliegtuigen de wolkenkrabbers van New York binnenvlogen. Gekaapt en bestuurd door fundamentalistische moslims. Door hen voelden verreweg de meeste moslims zich door die daad verraden.

Het leven van veel moslims is er niet gemakkelijker op geworden. Ze moeten, net als niet moslims, bang zijn voor herhaling van dit soort daden maar ze worden ook nog aangezien voor mogelijke veroorzakers van dit soort daden. Hoe verklaren ze nu de daders van de elfde september tot vreemden in de moslimgemeenschap? Hoe overtuigen ze ons? Bijna niet, alle verklaringen en interne maatregelen ten spijt blijft de kloof groeien. David geeft aan het eind van deze psalm een mogelijke weg om er wat aan te doen. Hij blijft bereid aan God te offeren, en we weten uit de lezing van het boek Deuteronomium dat dat ook betekent een maaltijd bereiden voor je familie, de armen, de ambtenaren en de vreemdelingen die in je midden wonen. Samen eten met moslims kan de angst verminderen. Ze willen best. Sinds die aanvallen op het World Trade Centre in New York wordt ons angst aangepraat.

We moeten angst hebben voor de aanhangers van dat vreemde geloof, voor die vreemde mannen met baarden en jurken in plaats van spijkerbroeken, voor die mannen die zo’n rare onverstaanbare taal spreken, een taal die voor buitenstaanders wel op Fries lijkt. Mensen die denken dat ook de Bijbel oproept om daar angst voor te hebben die hebben de Bijbel nog niet helemaal goed gelezen. In de Psalm die we vandaag lezen dankt David God dat die hem heeft gered en zegt David dat hij zijn vijanden onbevreesd aan ziet. Pas zonder angst kunnen we ons bevrijden van vijandschap, kunnen we wegen vinden om vrede te krijgen. We noemden al de maaltijd die je in navolging van het Oude Testament en ter nagedachtenis  van Jezus van Nazareth met de vreemdelingen kan houden. Maar als je met hen over hun geloof praat dan zul je horen dat ze er van overtuigd zijn in dezelfde God te geloven als waarover we lezen in het Oude en Nieuwe Testament. Abraham, Mozes en Jezus kennen zij ook. Stappen op weg naar vrede kunnen we elke dag zetten, ook vandaag weer.

Vaste feestdagen

Galaten 4:1-11

1 Ik bedoel dit: zolang een erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, ook al is hij reeds de eigenaar van de hele erfenis. 2  Hij staat onder voogdij en toezicht tot het door zijn vader vastgestelde tijdstip is gekomen. 3 Op dezelfde manier waren ook wij, toen we nog onmondig waren, onderworpen aan de machten van de wereld. 4  Maar toen de tijd gekomen was zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet, 5 maar gezonden om ons vrij te kopen van de wet opdat wij zijn kinderen zouden worden. 6 En omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept. 7 U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God en als zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God. 8 Toen u God nog niet kende, was u onderworpen aan goden die helemaal geen goden zijn. 9 Hoe is het dan toch mogelijk dat u die God hebt leren kennen, meer nog, door God gekend bent, u opnieuw tot die zwakke, armzalige machten wendt en u daaraan als slaven onderwerpen wilt? 10 U houdt u werkelijk aan vaste feestdagen, maanden, seizoenen en jaren? 11  Ik vrees dat al mijn inspanningen voor u volkomen zinloos zijn geweest. (NBV)

Nu de zomer voorbij is en het herfst is komt de tijd van de feestdagen weer in zicht. Feestdagen geven vrijheid, werk en school kunnen even worden vergeten om je te richten op de mensen om je heen. Maar veel mensen voelen zich ook gebonden door de feestdagen. Er wordt zoveel verwacht, het moet ineens leuk en gezellig zijn. Op verjaardagen zit het bezoek gezellig te keuvelen terwijl de jarige rondrent om bezoek binnen te laten, koffie te schenken, taart te snijden en te zorgen dat iedereen krijgt wat de bedoeling is. Ook feesten als Sint Nicolaas en Kerst kennen zo hun vaste patronen. Vaak zo vast dat er meer werk gaat zitten in de patronen dan in het genieten. Feestdagen worden op die manier rituele verplichtingen en geen feestdagen in de zin van Jezus van Nazareth en het verhaal van het volk Israel. Als het volk Israel de bevrijding uit de slavernij vierde deden ze of die bevrijding net was gebeurd. Het verhaal werd verteld, maar niet of het eeuwen geleden gebeurde maar of het vandaag gebeurde.

Het grootste feest voor Jezus van Nazareth was te mogen eten en drinken met zijn vrienden, delen wat er te delen was met mensen die van dat delen afhankelijk waren. En zo schrijft ook Paulus aan de Galaten, de Turken rond Ankara, en dus aan ons. De Feesten van Christenen zijn geen feesten van moeten of feesten van zo hoort het, maar het zijn feesten van bevrijding. Daar waar de armen bevrijdt worden van de dwang van de armoede, daar waar mensen weer mee mogen doen, weer een plaats krijgen in de samenleving breekt het feest pas echt los. Dat feest is niet gebonden aan een datum of een periode in het jaar. We hoeven niet te wachten tot kerst om de armen en thuislozen uit de stad een maaltijd te bereiden. Dat kunnen we elke dag doen. De vrijwilligers van de voedselbanken kunnen vertellen wat een feest het kan zijn als mensen weer eens een complete maaltijd op tafel kunnen zetten.

We hoeven niet te wachten tot een verjaardag om buren en buurtgenoten op visite uit te nodigen om elkaar beter te leren kennen en ergernissen over elkaars culturele uitingen uit te wisselen, dat kunnen we elke dag doen. We hoeven echt niet te wachten tot Sint Maarten om de kinderen uit de buurt iets leuks te geven. De arme landen in de wereld die geen coronavaccins kunnen betalen hebben onze bereidheid te delen nu al meer dan nodig. Hangjongeren zoeken elke dag afleiding en volwassenen om hen te leren op een goede manier met elkaar en met hun tijd om te gaan, daar kunnen we ook los van het lichtjesfeest wat aan doen. Het bevrijdingsfeest kan vandaag beginnen, als er tenminste echte bevrijding heeft plaatsgevonden. En aan die bevrijding kunnen we elk moment gaan werken, die inspanningen zijn nooit zinloos.

Voordat dit geloof kwam

Galaten 3:15-29

15 Broeders en zusters, ik geef u het voorbeeld van een rechtsgeldig testament, een testament dat door een mens bekrachtigd is. Niemand kan zo’n testament ongeldig verklaren of er iets aan toevoegen. 16  Nu gaf God zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling. Let wel, er staat niet ‘nakomelingen’, alsof het velen betreft, maar het gaat om één: ‘je nakomeling’ en die nakomeling is Christus. 17 Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderddertig jaar na de belofte werd gegeven, maakt het testament dat door God bekrachtigd is niet ongeldig. De wet kan de belofte nooit ontkrachten. 18  Immers, als de erfenis afhankelijk van de wet zou zijn, zou ze niet afhankelijk zijn van de belofte, maar het is nu juist door zijn belofte dat God zijn genade aan Abraham heeft geschonken. 19 Waarom dan toch de wet? De wet is later ingevoerd om ons bewust te maken van de zonde, in de tijd dat de nakomeling aan wie de belofte was gedaan nog komen moest. Ze werd door engelen aan een bemiddelaar gegeven. 20 Maar bemiddeling is niet nodig wanneer er maar één is die handelt, en God handelt alleen. 21 Is de wet daarom in strijd met Gods belofte? Absoluut niet. Als de wet leven zou kunnen brengen, zou de wet ons ook rechtvaardig kunnen maken. 22 Maar de Schrift heeft alles in de macht van de zonde gelegd, zodat de belofte kon worden gegeven op grond van geloof in Jezus Christus, aan wie op hem vertrouwen. 23 Voordat dit geloof kwam, werden we door de wet bewaakt; we leefden in gevangenschap tot het geloof geopenbaard zou worden. 24 Kortom, de wet hield toezicht op ons totdat Christus kwam, zodat we door ons vertrouwen op God als rechtvaardigen konden worden aangenomen. 25  Maar nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht, 26 want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. 27 U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. 28 Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen-u bent allen één in Christus Jezus. 29 En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte. (NBV)

Heeft U zich wel eens afgevraagd waar toch de namen Oude en Nieuwe Testament vandaan komen? Ze komen uit deze passage uit de brief aan de Galaten. Als we het over een testament hebben dan bedoelen we de laatste wilsbeschikking van iemand, al of niet al overleden. In dat testament regel je wie je erfenis krijgt en wie niet. Maar als we aan het woord testament de bijvoeglijke naamwoorden “oude” of “nieuwe” toevoegen dan hebben we het direct over de Bijbel. De Hebreeuwse Bijbel is dan het Oude Testament en wat de Christenen er later aan hebben toegevoegd heet samen het Nieuwe Testament. Het is de beeldspraak van Paulus in zijn strijd tegen het opleggen van de Joodse wetten en regeltjes aan de Heidenen die mee willen doen aan de bouw van het Koninkrijk van Recht en Liefde, het Koninkrijk van God.  Paulus beroept zich daarbij op de belofte van God aan Abraham.

In de tijd van Abraham was er nog geen leer van Mozes en waren er zeker nog geen wetten en regeltjes zoals die in de dagen van Jezus van Nazareth door het Joodse volk werden nageleefd. Het enige dat Abraham had was zijn vertrouwen dat hij op een nieuwe manier een volk zou moeten stichten. Niet rond vruchtbaarheidsgoden, niet rond goden die aan grond waren gebonden, niet rond maan of zonnegoden, niet rond natuurgoden maar met een God die met je meetrok en die je kon aanspreken op recht en rechtvaardigheid. Die God beloofde dat eens zelfs de dood niet meer zou tellen als het ging om de liefde voor de mensen. Voor Paulus ging die belofte in vervulling bij Jezus van Nazareth. Daarom noemt hij het “het testament van Abraham”. Abraham heeft de belofte nagelaten als erfenis voor de nakomeling die dat wist te volbrengen. Daarmee is het Oude Testament dus niet het verouderde testament waar sommigen het voor verslijten maar het testament dat vanouds ook onze erfenis bepaalt en laat zien wat onze weg is.

Het Nieuwe is dan dat, in de belofte van Jezus van Nazareth, ook wij Heidenen mee mogen doen met de armen bevrijding aanzeggen, met de bouw van dat Koninkrijk van God. Voor Abraham was die God al niet de God van een stukje grond ergens op de aarde, maar was die God op de hele bewoonde wereld aanwezig. Die belofte gold en geldt dus voor de hele bewoonde wereld. Voor Abraham was er geen verschil tussen mensen met en mensen zonder zijn God, voor Paulus geldt dat dus ook in de nieuwe gemeenten van de mensen van de Weg. Daarom is het ook dat als wij het over de armen hebben we de armen van de hele bewoonde wereld op het oog hebben. Juist in deze tijd waarin de economieën van alle landen met elkaar samenhangen, globalisering noemen we dat, moeten we ons bewust zijn dat we dringend onze samenleving zo moeten inrichten dat daar geen mensen aan dood gaan van honger en armoede, waar ook ter wereld. Die erfenis dragen we ook met ons mee.

Dat kan toch niet!

Galaten 3:1-14

1 Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? 2 Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te luisteren en te geloven? 3 Bent u werkelijk zo dwaas weer op uw eigen kracht te vertrouwen, en niet langer op de Geest? 4 Is alles wat u hebt meegemaakt dan voor niets geweest? Dat kan toch niet! 5 Geeft God u de Geest en goddelijke krachten omdat u de wet naleeft? Of geeft hij ze omdat u naar hem luistert en op hem vertrouwt? 6 Van Abraham wordt gezegd: ‘Hij vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.’ 7 U ziet dus dat zij die geloven kinderen van Abraham zijn. 8 Nu heeft de Schrift voorzien dat God ook andere volken door geloof zou aannemen en daarom aan Abraham verkondigd: ‘In jou zullen alle volken gezegend worden.’ 9 En dus wordt iedereen die gelooft samen met Abraham, de gelovige, gezegend. 10 Maar iedereen die op de wet vertrouwt is vervloekt, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is eenieder die niet alles doet wat het boek van de wet bepaalt.’ 11 Dat niemand door de wet voor God rechtvaardig wordt, is volkomen duidelijk, want er staat ook geschreven: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.’ 12 De wet daarentegen is niet gegrond op geloof, want er staat: ‘Wie doet wat de wet voorschrijft, zal leven.’ 13 Maar Christus Jezus heeft ons vrijgekocht van deze vloek door voor ons te worden vervloekt, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt.’ 14 Zo zouden door hem alle volken delen in de zegen van Abraham en zouden wij, zoals ons is beloofd, door het geloof de Geest ontvangen. (NBV)

Het is misschien een voor de hand liggende vraag. Leef je fatsoenlijk en houd je je aan de regels en omgangsvormen of laat je je leiden door de Geest van de Liefde en doe je daarbij wel eens iets dat eigenlijk niet hoort of zelfs niet mag maar doe je dat uit Liefde voor je naaste en omdat je uit Liefde voor die naaste eigenlijk niet anders kan? Het zijn de vragen die Paulus stelt, het zijn de vragen die binnen het Gereformeerde verzet in de Tweede Wereldoorlog leefden. Mag je verzet plegen tegen een misdadige overheid? Natuurlijk is een ordelijke samenleving te verkiezen boven een samenleving waarin ieder maar doet wat goed is in eigen ogen. In het verkeer weten we dat het beste, we rijden allemaal rechts want als de een rechts en de ander links gaat rijden komen er grote ongelukken. Die ongelukken komen er dan soms ook als mensen zich vergissen en we vertrouwen er zo sterk op dat de regels worden nageleefd dat we die mensen spookrijders zijn gaan noemen. Toch reden er mensen aan de verkeerde kant van de weg omdat er in een sneeuwstorm een file was ontstaan en mensen van warme drank en wat eten moesten worden voorzien. De regels voor de menselijke samenleving beginnen in de woestijn, bij de afstammelingen van Abraham.

Abraham wordt gezien als de vader van alle gelovigen. Joden en Islamieten geloven dat ze rechtstreeks van Abraham afstammen. Hun besnijdenis is daarvan het bewijs. Maar Christenen wijzen op Paulus die in deze brief aan de Turken in Galatië schreef dat niet de besnijdenis de verdienste van Abraham was maar zijn geloof. Iedereen die gelooft dat de armen werkelijk bevrijd worden, dat de Liefde van God door de dood heen is gedragen door Jezus van Nazareth en dat wij met hem uit de dood van deze wereld mogen opstaan en gaan werken aan zijn Koninkrijk hoort bij Abraham. Als je je door wetten en regeltjes laat leiden en niet door de Liefde dan loop je een groot risico. Die liefde maakt dat je er desnoods duizend keer per dag opnieuw mee mag beginnen, maar die wetten en regeltjes zijn zomaar te overtreden en dat valt niet meer goed te maken. Het is juist de Liefde van God waar je altijd een beroep op mag doen door je naaste lief te hebben als jezelf. Het gaat dus aan te blijven werken aan het voeden van de hongerigen, het kleden van de naakten en het bezoeken van de gevangenen.

Je kunt niet alles, je kunt zeker niet de hele wereld op je nek nemen dus moet het samen. Dus moet het ook komen van ons volk, moeten we ons samen in de wereld sterk gaan maken voor de zwaksten in de wereld. Onze welvaart is voor een gedeelte gebaseerd op oneerlijke handelsverhoudingen. Die handelsverhoudingen zijn zo oneerlijk dat ze miljoenen in Afrika, Azië en Latijns Amerika tot bittere armoede dwingen. Ook daar zijn rijken die dat in stand willen houden. Dat sommige jongeren verleid worden tegen die rijken in arme landen in het geweer te komen is jammer. Wij willen immers dat de wereld er op een andere manier gaat uitzien. Niet macht en geweld en het recht van de sterkste moeten gelden maar het recht van elk mens op een menswaardig leven. Dat is de rechtvaardigheid die Abraham deed kiezen voor bondgenootschappen met zijn buren en een leven in de bergen, de vruchtbare vlakten aan de anderen overlatend. Als volgelingen van Abraham zullen we hem moeten volgen in rechtvaardige bondgenootschappen met de andere volken in de wereld, daar worden we allemaal beter van.