Weer sloeg ik mijn ogen op

Zacharia 2:1-9

1 Weer sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik vier horens. 2 ‘Wat betekent dat?’ vroeg ik de engel die met mij sprak, en hij antwoordde: ‘Dat zijn de horens die het volk van Juda, Israël en Jeruzalem uiteen hebben gedreven.’ 3 Toen liet de HEER mij vier smeden zien. 4 ‘Wat komen die doen?’ vroeg ik, en hij antwoordde: ‘Met die horens hebben vreemde volken Juda uiteengedreven en zijn verzet gebroken, en nu zijn de smeden gekomen om die volken op te schrikken en de horens neer te slaan die ze hadden geheven om Juda mee uiteen te drijven.’ 5 Weer sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik een man met een meetlint in zijn hand. 6 ‘Waar gaat u heen?’ vroeg ik, en hij antwoordde: ‘Ik ga opmeten hoe groot Jeruzalem moet worden.’ 7 Toen verscheen de engel die met mij sprak, en een andere engel kwam hem tegemoet 8 en zei: ‘Vlug, zeg tegen die jongeman dat Jeruzalem een open stad zal blijven, niet ommuurd, vanwege het grote aantal mensen en dieren dat er zal wonen. 9 Ik zal zelf rondom de stad een muur van vuur zijn-spreekt de HEER en haar met mijn luister vullen.’ (NBV)

Zacharia steekt de bouwers van Jeruzalem en haar Tempel een hart onder de riem. Hij droomt hoe de God van Israël Judea en Jeruzalem zal beschermen. Vanouds sloegen de mensen hun ogen op naar de bergen. Daar werden de goden vereerd, daar woonden de goden die hen zouden hebben moeten beschermen. Maar in de Tempel zong men over de God van Israël waar de hulp vandaan zou moeten komen. Israël had vreemde goden nagelopen. Ze hadden zelfs tempels gebouwd voor die goden op de toppen van die bergen. Ook Mozes had zijn leer immers op een berg van zijn God gekregen? Maar dit is niet een God die je wakker moet maken. Dit is een God die met je meetrekt. Zonder die God kun je als volk overwonnen worden door de wereldmachten, met ijzeren hoorns komen ze uit alle windstreken om je land te veroveren en haar inwoners als slaven in ballingschap te brengen.

Nu had het volk haar God weer gevonden. In Babel hadden ze al die verhalen opgeschreven die vertelden hoe ze een menselijke samenleving konden opbouwen naar de richtlijnen die God had gegeven. En jawel, ze hadden mogen terugkeren met een opdracht de stad en Tempel te herbouwen. Maar is het gevaar van die wereldmachten geweken? Je mag er op rekenen droomt Zacharia. De ijzeren hoorns waarmee de wereldmachten de trots en de sterkte van Israël hadden gebroken worden nu gebruikt om die volken schrik aan te jagen, sterke smeden maakten ze tot goddelijke wapens. Geen wereldmacht is in staat om uiteindelijk de macht van de God van Israël van de aarde te verdrijven. Telkens weer in de geschiedenis is het geprobeerd, maar zo lang er gelovigen zijn die die God aanbidden en elkaar de verhalen vertellen, zolang er mensen zijn die de armen en de minsten blijven liefhebben, blijft de macht van God op aarde.

Geld dat alleen voor Jeruzalem? Zelfs in de dagen van Zacharia wordt daar aan getwijfeld. De stad Jeruzalem waar de Tempel binnen staat wordt weer opgebouwd. Twaalf poorten zou die stad krijgen. Maar zit de macht van de God van Israël daarin opgesloten? Die God gaat immers alle verstand te boven, die God is immers de schepper van hemel en aarde, van alles en iedereen die er is. Het kan dus niet zo zijn dat die God alleen heerst over een klein stukje land met een aardige stad. Alle macht in hemel en aarde komt van die God. Daarom wordt de hele aarde opgemeten om aan de te geven waar het die God om te doen is, daarom neemt die God de hele aarde in bescherming. Aan de gelovigen om te laten zien wat voor gevolg dat kan hebben door de hongerigen te voeden, de dorstigen te laven, de gevangenen de bezoeken, door vrede te stichten tussen de volken, de aarde te bewaren en te bewerken voor iedereen en iedereen daaraan mee te laten doen. Zodat de blinden zien en de doven horen. Elke dag weer.

 

Wat betekent dat, mijn heer?

Zacharia 1:7-17

7 Op de vierentwintigste dag van de elfde maand, de maand sebat, in het tweede regeringsjaar van Darius, richtte de HEER zich tot de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo. Dit is zijn relaas. 8 Vannacht had ik een visioen. Ik zag een man op een voskleurig paard. Hij stond tussen de mirtestruiken aan de oever van het diepe water, en iets verderop stonden nog meer paarden: roodvossen, goudvossen en schimmels. 9 ‘Wat betekent dat, mijn heer?’ vroeg ik, en de engel die met mij sprak antwoordde: ‘Ik zal je laten zien wat dit betekent.’ 10 De man die tussen de mirtestruiken stond zei: ‘Dit zijn de ruiters die de HEER heeft gestuurd om de aarde te doorkruisen.’ 11 De ruiters zeiden tegen de engel van de HEER, die tussen de mirtestruiken stond: ‘Wij hebben de hele aarde doorkruist. Overal is het vredig en stil.’ 12 Toen riep de engel van de HEER uit: ‘HEER van de hemelse machten, hoe lang zal het nog duren voor u erbarmen toont met Jeruzalem en de steden van Juda, waarop u nu al zeventig jaar verbolgen bent?’13 Daarop antwoordde de HEER de engel die met mij sprak met troostende en bemoedigende woorden, 14 en de engel droeg mij op te verkondigen: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Brandend van liefde neem ik het op voor Jeruzalem en Sion, 15 en ziedend van woede ben ik op de zelfgenoegzame volken. Ik had mijn toorn immers al weer laten varen, maar zij hebben mijn volk steeds harder aangepakt. 16 Daarom-zegt de HEER keer ik vol erbarmen terug naar Jeruzalem. Mijn huis zal er worden herbouwd-spreekt de HEER van de hemelse machten-en met het meetlint in de hand zal een begin worden gemaakt met de wederopbouw van de stad.’ 17 Verder moest ik verkondigen: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Opnieuw zullen mijn steden overvloeien van voorspoed, opnieuw zal de HEER Sion troosten, opnieuw zal hij Jeruzalem uitverkiezen.’ (NBV)

De Perzen hadden de Israëlieten in de gelegenheid gesteld Jeruzalem en de Tempel weer op te bouwen. Wat was daar het gevolg van geweest? Zacharia zag dat in een droom. Cyrus was opgevolgd door Darius. Het leven had haar gewone loop weer genomen. Maar iets moet er op aarde toch te merken geweest zijn van de vrijheid die de Israëlieten gekregen hadden om hun God te dienen en te vereren. Het tegendeel bleek, er waren soldaten gestuurd om de herbouw van de Tempel stil te leggen. Ooit hadden de Israëlieten hun lieren in de wilgen gehangen en huilden zij aan de oevers van de rivieren van Babylon. Nu groeiden er geurige struiken, lekkerder konden ze niet zijn. Mirte, het kruid dat de lijkengeur van de dood wegneemt, het werd daarom gebruikt bij het balsemen. Daar stond een man, daar stonden paarden, maar wat was de betekenis. Het moet een boodschap van God geweest zijn vond Zacharia kennelijk.  En boodschappers van God kunnen uitleggen waar het om gaat, wij noemen ze daarom engelen en die naam heeft een hemelse klank gekregen.

De ruiters hadden de hele aarde doorkruist. Alle vier de windstreken van de aarde waren verkend, tot aan de einden der aarde. Een overal was vrede aangetroffen. De geruchten van oorlogen waren verstomd. Een wereld die zich richt naar de Tempel in Jeruzalem, naar de richtlijnen voor de menselijke samenleving kent vrede. Maar de boodschapper van God weet het beter. Israël kreeg wel de ruimte maar de volken hebben het licht dat door Israël werd getoond niet willen zien. En hoe moet het dan als ook de andere steden in Juda moeten worden herbouwd, hoe moet het nu als de akkers van Juda weer vrucht moeten dragen. Het stond al lang geschreven, de God van Israël laat nooit varen het werk dat zijn hand begon. De terugkeer naar de richtlijnen van God was begonnen in Babel met het opschrijven van al die verhalen. Al die verhalen die begonnen bij de Schepping, doorgingen met Noach en Abraham, Izaäk en Jacob.

Die verhalen liepen uit op de bevrijding uit Egypte en het krijgen van de richtlijnen die van het volk een volk van God zouden maken. Dat werk had geleid tot de terugkeer uit de ballingschap. Dat werk had het mogelijk gemaakt tempel en stad te herbouwen. Zacharia had geholpen de bouwerd te bevrijden van de angst voor de autoriteiten. Volgens Ezra en Nehemia had heel het volk daar de goddelijke richtlijnen opnieuw gehoord. De Priesters en Levieten hadden ze opnieuw voorgelezen. En zo lang als het volk daarnaar bleef handelen zouden ook de andere steden opgebouwd worden en overvloeien over voorspoed. Pelgrims zouden weer optrekken naar Jeruzalem om de eerstelingen van de oogst te brengen en te delen met de armen, de vreemdelingen en de Priesters van de Tempel. Dat vooruitzicht van vrede is ook voor ons weggelegd, zo lang wij de volken mee proberen te krijgen in het leven volgens de richtlijnen van onze God.

Keer terug naar mij

Zacharia 1:1-6

1 In de achtste maand van het tweede regeringsjaar van Darius richtte de HEER zich tot de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo: 2 ‘De toorn van de HEER heeft jullie voorouders getroffen. 3 Zeg nu tegen het volk: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Keer terug naar mij, dan zal ik naar jullie terugkeren-zegt de HEER van de hemelse machten. 4 Wees niet als jullie voorouders. Toen de vroegere profeten hen in mijn naam opriepen om terug te keren van hun dwaalwegen en te breken met hun kwalijke praktijken, luisterden ze niet en gaven ze aan mijn woorden geen gehoor-spreekt de HEER. 5 Waar zijn ze nu, jullie voorouders? En de profeten, leven zij eeuwig voort? 6 Toch hebben mijn woorden en de wetten die ik mijn dienaren de profeten had opgedragen te verkondigen, jullie voorouders getroffen.”’ Toen kwam het volk tot inkeer en erkende: ‘De HEER van de hemelse machten heeft vanwege onze handel en wandel met ons gedaan wat hij zich had voorgenomen.’ (NBV)

Vandaag lezen we een deel uit het 12 profetenboek, het deel van de profeet Zacharia, ook wel Zacharja genoemd. Vroeger noemden we de profeten uit dat boek de kleine profeten. In de Synagoge stonden ze op één rol. Modern onderzoek naar de Bijbel heeft aangetoond dat de 12 delen van dat boek wel naar verschillende profeten zijn genoemd maar dat de delen ook een onderlinge samenhang vertonen. Zacharia was niet zo maar iemand. Hij leefde in het tweede regeringsjaar van de Perzische Koning Darius. Dat betekent dat de Tempel en Jeruzalem werden hersteld zoals de voorganger van Darius, koning Cyrus, had bevolen. Er breekt een nieuwe tijd aan waarin nieuwe profeten optreden om het volk voor te houden hoe de God van Israël de wereld wil zien in die nieuwe verhoudingen. Zacharia was daarbij een tijdgenoot van Haggaï die ook een deel van het 12 profetenboek heeft geschreven.

Zacharia was niet zo maar iemand. Hij was de zoon van Berechja, de zoon van Iddo. Die namen zeggen ons niet zo veel. Maar in het boek Nehemia komt een heel lang register voor van alle mensen die tot het volk Israël gerekend worden. Daar wordt Iddo genoemd als de grondlegger van een van de priestergeslachten. Zacharia was dus een priesterzoon en zo moeten we ook zijn deel van het boek lezen. De nieuwe Tempel stond wel in Jeruzalem en de mensen zouden daar best wel hun offers brengen voor die God die hen volgens zeggen ook uit de ballingschap had bevrijd. Maar de verwoesting van de Tempel was er niet zo maar gekomen, die ballingschap was meer dan gewone pech voor een klein volkje. Zacharia wijst op de voorvaderen van het volk die niet geluister hadden naar de waarschuwingen van de profeten uit hun tijd dat ze moesten leven naar de richtlijnen die God gegeven had.

Uiteindelijk had het volk gesnapt dat al die ellende die hen was overkomen het gevolg was van het afwijken van de richtlijnen van hun God. In Babel hadden ze alle verhalen over hun God weer eens opgeschreven. Hoe was het allemaal begonnen, met de schepping en zo, wat was er waar van de verhalen van de godsdienst van Babel? Je vindt de sporen er van in het begin van Genesis. De mens was niet geschapen om de goden een plezier te doen zoals de godsdienst van Babel verkondigde, maar God had de mens geschapen als geliefden van God. De mens had die vriendschap verstoort door gelijk te willen worden aan God. Die weg leidt tot de dood, God heeft dat steeds herhaalt en Hij houdt zich aan zijn woord. Alleen het volgen van de richtlijnen van die God, richtlijnen voor een menselijke samenleving waaraan iedereen kan deelnemen, leidt tot het leven, uiteindelijk tot een leven in eeuwigheid. Elke dag mogen we die weg opnieuw inslaan. Daar mogen we die God dankbaar voor zijn.

Een pelgrimslied

Psalm 124

1 Een pelgrimslied van David. Was de HEER niet voor ons geweest, -Israël, blijf het herhalen-2 was de HEER niet voor ons geweest toen de mensen zich tegen ons keerden, 3 ze hadden ons levend verslonden, zo hevig was hun woede. 4 Dan had het water ons meegesleurd, de stroom ons overspoeld, 5 wij zouden zijn overspoeld door het ziedende water. 6 Geprezen de HEER, die ons niet ten prooi gaf aan hun tanden: 7 wij zijn als een vogel ontsnapt uit het net van de vogelvangers, het net is gescheurd en wij, wij zijn ontkomen. 8 Onze hulp is de naam van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft. (NBV)

Vandaag zingen we met de kerk mee de honderd en vierentwintigste psalm. In heel veel Protestantse kerken in Nederland klinkt het laatste vers van deze psalm als opening van de kerkdienst, “Onze hulp is in de naam van de Heer die hemel en aarde gemaakt heeft”. Dat is een heel oude protestantse traditie en deze tekst wordt soms ervaren als een soort toverspreuk die van een bijeenkomst van mensen ineens een kerkdienst maakt. Zo is het natuurlijk niet, maar het is goed om, als je je met elkaar bezint op de betekenis van het verhaal van Israel en het verhaal van Jezus van Nazareth voor deze tijd, je te richten op het Algoede. Dat is wat de mensen zongen toen ze op weg gingen naar de Heilige Tent of de Tempel waar de Wet werd bewaard om de jaarlijkse maaltijd met familie, armen en vreemdelingen te houden.

Het volk Israël trok drie maal per jaar op naar het Heiligdom om daar de maaltijd te houden met de tempeldienaren, de familie, de armen en de vreemdelingen. Dat was tijdens de gerst oogst, als de bevrijding uit Egypte werd gevierd, dat was tijdens de tarweoogst, als de sluiting van het verbond tussen God en het volk in de Woestijn werd gevierd en dat was tijdens het Loofhuttenfeest in het najaar bij de oogst van fruit en noten, als je je moest herinneren dat God ook in de Woestijn voor voedsel had gezorgd. Wij kennen dit soort maaltijden alleen nog van de Moslims, die noemen dat Iftar maaltijden, of misschien dat ook het Avondmaal een oefening is in het delen met elkaar. Dat je gaat delen met armen en vreemdelingen wordt je overigens meestal niet in dank afgenomen.

Ook dat bezingt de psalm, dat als je niet op de weg van het Algoede zou zijn geweest dan hadden de mensen je levend verslonden. Het is alsof je de politici hoort die angst zaaien voor de Islam en elk contact met anders gelovigen veroordelen. Die angst voor vreemdelingen is echter onterecht. De kinderen van Abraham, hebben we gezien, zijn familie. En ook de Moslims stammen wat hun geloof betreft van Abraham af, het zijn de nakomelingen van Ismaël. Mocht je dus uitgenodigd worden voor een Iftar maaltijd ga dan op de uitnodiging in en geneer je niet zelf vreemdelingen aan tafel uit te nodigen. Dat maakt onze samenleving pas echt veilig. Een oud Nederlands spreekwoord zegt dat onbekend ook onbemind maakt. We moeten dus zorgen dat we ons niet onbekend laten bij onze medemensen, waar ze ook vandaan komen en wie ze ook zijn, maaltijden zijn volgens de Bijbel een goed instrument om gemeenschap te vormen, maar in Holland kennen we ook het kopje koffie en elke dag mogen we er aan werken, ook vandaag weer.

Natuurlijk niet.

Galaten 2:15-21

15 Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, 16 weten we dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus. Ook wij zijn tot geloof in Christus Jezus gekomen om daardoor, en niet door de wet, rechtvaardig te worden, want niemand wordt rechtvaardig door de wet na te leven. 17 En in ons streven om door Christus rechtvaardig te worden, blijkt dat wijzelf ook zondaars zijn. Betekent dit dat Christus dus in dienst staat van de zonde? Natuurlijk niet. 18 Maar wanneer ik weer aanneem wat ik had verworpen, maak ik van mezelf opnieuw een overtreder. 19 Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: 20 ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven. 21 Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn. (NBV)

Het is mooie beeldspraak die Paulus gebruikt, ik ben gestorven maar Christus leeft in mij. Elders zegt hij dat hij elke dag wel duizend keer sterft om ook duizend keer met Christus op te staan. Die beeldspraak is niet onbelangrijk. Voortdurend dien je er kennelijk op uit te zijn je naaste lief te hebben als jezelf. Dat is niet gemakkelijk want uiteindelijk hoor je ook jezelf lief te hebben. Jezus van Nazareth is daarbij de grote voorganger. Hij hield die liefde vol door de dood heen. In zijn geest, de geest van God, moet je dus alles doen. Dat moeten is overigens geen opgelegde dwang, maar als je eenmaal die liefde hebt leren kennen dan kun je niet anders. Dat hier het moeten geen dwang is probeert Paulus ons ook duidelijk te maken. Het gaat hier niet om regeltjes uit een wetboek waarin staat wat je allemaal niet mag en wel moet.

Dat soort wetten doen voor Christenen niet ter zake. En nu niet denken dat de oude Joodse Wet was afgeschaft en vervangen was door een nieuwe Christelijke Wet, die wet bestaat niet. Er bestaat maar één wet, de Wet van de Woestijn, de leer van Mozes, de Goddelijke richtlijnen voor een menselijke samenleving. Dat geldt voor Joden en Heidenen en met die richtlijnen kunnen ze samen Christen zijn. Die Wet is dat God liefhebben boven alles, je naaste liefhebben als jezelf is. Daar komt alles vandaan en daar gaat alles op terug. Dat je dus als Christen veel dingen niet zou mogen is onzin. Mensen die je dat willen wijsmaken willen macht over je uitoefenen. Wie voor jou uitmaakt wat goed en wat slecht is heeft macht over je. En dat is in strijd met wat de Bijbel zegt over macht. Daarin is er slechts één Heer en dat is God, er is één die bepaald wat je wel en niet wilt doen en dat is de geest van Jezus van Nazareth.

Er is één maatstaf om uit te maken wat wel of niet goed is en dat is het effect dat het heeft op de armen, de zieken, de gehandicapten, de mensen die geen plek hebben in de samenleving. Rechtvaardig betekent in de Bijbel de mensen recht doen, de mensen die krom moeten liggen, om een deel van leven te hebben, mogen opstaan en weer recht door het leven gaan. Jezus van Nazareth ging ons daarbij voor door de dood heen. Dat we daarin mee mogen doen heet in de woorden van Paulus genade. Geen straf voor al die keren dat we eerder aan onszelf dachten dan aan onze naaste, maar de mogelijkheid duizend keer op een dag opnieuw te mogen beginnen. Zo zwak en eenzaam als we zijn hebben we kennelijk een God aan onze zijde die ons telkens weer laat werken aan zijn Koninkrijk, die wereld waar geen tranen meer zijn, waar alle mensen een plaats hebben. Als je dat tot je door laat dringen wil je geen moment meer wachten er mee aan de slag te gaan.

Onze enige verplichting

Galaten 2:1-14

1 Na verloop van veertien jaar ging ik opnieuw naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus. 2 Dat was mij in een openbaring opgedragen. In besloten kring legde ik de belangrijkste broeders het evangelie voor dat ik aan de heidenen verkondig, want ik wilde me ervan overtuigen dat mijn inspanningen, toen en nu, niet voor niets waren. 3 Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is. 4 Dat wilden alleen een paar schijnbroeders, die als spionnen waren binnengedrongen om erachter te komen hoe wij onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben, gebruikten. Ze wilden slaven van ons maken. 5 Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht, want de waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven. 6 De belangrijkste broeders-hun positie interesseert me trouwens niet, God slaat geen acht op het aanzien van een mens-hebben mij tot niets verplicht. 7 Integendeel, toen ze inzagen dat mij de verkondiging onder de heidenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen 8 want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk onder de Joden, zo had hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de onbesnedenen-, 9 en ze dus de genade onderkenden die mij geschonken was, toen reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de besnedenen. 10 Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet. 11 Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk. 12 Hij at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis. 13 De andere Joden deden met hem mee, en zelfs Barnabas liet zich meeslepen door hun huichelarij. 14 Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kun je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven?’ (NBV)

De brief aan de Galaten moet ergens geschreven zijn tussen het jaar 45 en 50. Aan het begin van onze jaartelling dus en de brief wordt door sommigen beschouwd als de oudst bekende brief van Paulus. In het begin van hoofdstuk 2 valt Paulus met de deur in huis als het over het conflict binnen de beweging van de Weg gaat. Hij heeft het over een besnijdenis en over schijnbroeders die als spionnen waren binnengedrongen in de gemeenten van de Galaten. Een bezoek van Paulus en Barnabas met hun gezelschap aan de gemeente in Jeruzalem lost intern het conflict kennelijk op. Met een handdruk wordt de zaak bezegeld. Wie het verhaal over dat bezoek en de overeenkomst nog eens wil doorlezen moet naast de passage van vandaag het boek Handelingen openslaan, in het vijftiende hoofdstuk vindt U de geschiedenis terug.

Maar dat het conflict zich ook tot het hart van Turkije had uitgebreid en Paulus zelfs genoopt had tot het schrijven van een brief maakt het conflict ook voor ons belangrijk. De datering van de brief is daarbij niet onbelangrijk. In het jaar 70, niet zo lang na het schrijven van de brief dus, werd de Tempel in Jeruzalem verwoest na een bittere oorlog tussen opstandige Joden en Romeinen. De Joden werden uit Israel verdreven en het duurde eigenlijk tot 1948 voor er weer een Joodse Staat zou ontstaan. Die opstand heeft dus diepe sporen in de geschiedenis getrokken. De onrust en de groeiende bereidheid tot gewapend verzet was ook al in de dagen van Jezus van Nazareth aanwezig. Jezus zelf wees deze weg van bevrijding voor zijn volk van de hand. Maar het nationalisme bleef broeien. Ook in de nieuwe beweging van de Weg. Want, zeiden sommigen, als die Heidenen het hart van de wet van Israel wilden volgen, hun naasten liefhebben als zichzelf, dan konden ze toch net zo goed Jood worden.

Je kunt je voorstellen wat dat had betekent. De Islam probeert geen Nederlanders te werven maar elke vorm van discussie, elke vorm van recht in de leer binnen de Moskee roept in onze samenleving al geschreeuw en gekerm op. Hoeveel te meer een beweging van mensen die van Heidenen Joden wilde maken en dan ook nog de slaven als gelijken ging beschouwen? Jood werd je door besnijdenis, Christen door samen te gaan leven met de mensen om je heen en het leven gewicht te geven. In Jeruzalem werden ze het eens, Joden bleven Joden en Heidenen bleven Heidenen samen konden ze Christen worden. Het enige dat nog te doen stond was zorgen voor de armen. Ook de gemeenten in Turkije, Galatië in die tijd genoemd, konden gerust zijn, voor hen veranderde er niets, gevaarlijke politieke avonturen hoefden niet, Christen zijn was al gevaarlijk en avontuurlijk genoeg. Dat is het dan ook vandaag de dag voor mensen die genuanceerd met hun Islamitische buren willen samen leven.

De man die ons vroeger vervolgde

Galaten 1:13-24

13 U hebt gehoord hoe ik vroeger volgens de Joodse godsdienst leefde, dat ik de gemeente van God fanatiek vervolgde en haar probeerde uit te roeien. 14 Ik leefde de Joodse wetten heel wat strikter na dan velen van mijn generatie en zette mij vol overgave in voor de tradities van ons voorgeslacht. 15 Maar toen besloot God, die mij al voor mijn geboorte had uitgekozen en die mij door zijn genade heeft geroepen, 16 zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen. Ik heb toen geen mens om raad gevraagd 17 en ben ook niet naar Jeruzalem gegaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik. Ik ben onmiddellijk naar Arabia gegaan en ben van daar weer teruggekeerd naar Damascus. 18 Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om Kefas te ontmoeten, en bij hem bleef ik twee weken. 19 Maar van de overige apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broer van de Heer. 20 God is mijn getuige dat ik u de waarheid schrijf. 21 Daarna ging ik naar het kustgebied van Syrië en van Cilicië. 22 De christengemeenten in Judea hadden mij nog nooit ontmoet, 23  maar iedereen had over mij horen vertellen: ‘De man die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij toen probeerde uit te roeien.’ 24 En zij prezen God om mij. (NBV)

Paulus maakt een aanloop naar de bespreking van het conflict dat is ontstaan in de jonge beweging van de Weg van Jezus van Nazareth door nog eens uitvoerig te vertellen wie hij is, waar hij vandaan komt en hoe het komt dat hij nu als Apostel de wereld rondtrekt en gemeenten sticht. Voor de oplossing van dat conflict is dat niet verkeerd. De gemeenten in Galatië, waar de brief aan gericht is, bestonden voornamelijk uit Heidenen. Paulus maakt in dit onderdeel duidelijk dat er een verschil is tussen Joden en Heidenen. Jood ben je door je afkomst, je geboorte, je hoort bij het volk van Israel of je hoort tot de Heidenen. Als je bij het volk van Israel hoort dan zijn er veel wetten waar je je strikt aan moet houden. Vooral de voedselwetten, wat je wel en niet mag eten, waren zeer belangrijk. Paulus heeft in Jeruzalem gestudeerd voor Joods Leraar en was één van die fanatieke studenten de we ook tegenwoordig in elke godsdienst tegenkomen. Hij vervolgde de aanhangers van de Weg dan ook te vuur en te zwaard.

Tot hij ze ook buiten Jeruzalem wilde vervolgen en toen het licht zag. Dat betekende dat hij zijn overtuiging opnieuw moest doorleven maar ver buiten Jeruzalem, tussen de heidenen. Daar had hij het ontdekt. Het hart van de Wet van het volk van Israel, heb Uw naaste lief als Uzelf, kun je ook aan de Heidenen verkondigen. Jezus van Nazareth had immers die Wet door de dood heen volgehouden en, aangezien alle mensen moeten sterven, kunnen ook alle mensen voor het leven kiezen. Samen Delen, de armen bevrijding aanzeggen en onbaatzuchtige liefde tonen zonder te letten op de gevolgen voor jezelf kunnen Joden en Heidenen samen. Dat is een heel nieuwe weg die Jezus van Nazareth heeft gewezen. Hij was gezalfd als Koning van de Wereld. Zijn wet was daarmee de enige wet die nog waarde heeft.

In het Grieks is gezalfde: “Christos”en zo waren ze gaan heten, de Christenen, de zalfjes. Mensen die het geweld meden, die niet meer in tempels aan allerlei goden offerden, maar mannen en vrouwen, Joden en Grieken, armen en rijken, vrijen en slaven die samen kwamen om samen te eten. De rijken namen het mee en ze deelden het samen. Dwars tegen alle gewoonten van de wereld in. Paulus reisde rond en stichtte overal groepen van mensen die zich aan die regels hielden. Zo ontstond niet alleen een beweging maar een begin van een heel nieuwe samenleving. Belangrijk in deze aanloop is dat de mensen van de Weg die er vanouds bij hoorden, die net als Jezus uit het Joodse volk stamden, blij waren met deze ontwikkeling en het werk van Paulus toejuichten. Zouden we nu met Joden, Islamieten en Christenen ook niet zo samen moeten zien te leven?

Er is geen ander evangelie

Galaten 1:1-12

1 Van Paulus, een apostel die niet is aangesteld of gezonden door mensen, maar door Jezus Christus en God, de Vader, die Christus uit de dood heeft opgewekt. 2 Aan de gemeenten in Galatië, ook namens alle broeders en zusters die bij mij zijn. 3 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van onze Heer Jezus Christus, 4 die zichzelf gegeven heeft voor onze zonden om ons te bevrijden uit deze door het kwaad beheerste wereld. Dat is de wil van onze God en Vader. 5 Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen. 6 Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een ander evangelie hebt gekeerd. 7 Er is geen ander evangelie, er zijn alleen maar mensen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. 8 Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel-vervloekt is hij! 9  Ik heb het al eerder gezegd en zeg het nu opnieuw: wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat u hebt ontvangen-vervloekt is hij! 10 Probeer ik nu mensen te overtuigen of God? Probeer ik soms mensen te behagen? Als ik dat nog altijd zou doen, zou ik geen dienaar van Christus zijn. 11  Ik verzeker u, broeders en zusters, dat het evangelie dat ik u verkondigd heb niet door mensen is bedacht 12 ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd-maar dat Jezus Christus mij is geopenbaard. (NBV)

Mooi mannetje was dat die Paulus. De zendelingen die we in de vier Evangeliën tegen komen werden volgens de verhalen uit de Evangeliën geroepen door Jezus van Nazareth. Toen die opgenomen was in de hemel hadden ze bij elkaar gezeten en het lot geworpen om een opvolger voor Judas Iskariot te kiezen nadat die Judas zelfmoord had gepleegd. Ze waren vervolgd, verspreid geraakt, maar hun beweging was gegroeid. Iedereen kende die zendelingen, in het Grieks “Apostelen” genoemd. Tot op een dag die Paulus zich aanmeldde en riep dat hij ook een zendeling was. En dat schrijft hij nu ook aan de mensen in Turkije, rond Ankara. In de Romeinse tijd heette dat Galatië. Paulus had een groot deel van het Romeinse Rijk doorgereisd, zeker door Turkije en Griekenland, voor hij zich in Rome vestigde waar hij overigens een gevangene was. Als je dat verhaal van Paulus zo leest kan iedereen zich wel een Apostel noemen. Want hebben we niet allemaal de taak om door het houden van onze naaste als onszelf dat verhaal van Jezus van Nazareth uit te dragen?

Paulus begint daar ook mee, die genade is toch dat je er elk moment weer opnieuw mee kunt, en mag, beginnen. De vrede is dat wat je wil brengen in een wereld verscheurd door geweld. En je wil dat Jezus van Nazareth, de gezalfde en bevrijder, de enige Koning die we boven ons erkennen, de Christus dus op z’n Grieks gezegd, inspireert ons om zo te handelen. Die Jezus van Nazareth bevrijdde iedereen van de dood, van het kwaad in deze wereld, door de onvoorwaardelijke en onzelfzuchtige liefde, zoals God die had gewild, door de dood heen te dragen. Deze eerste verzen uit de brief aan de Galaten hoor je nog wel eens als groet in een Protestantse Kerkdienst. Om maar te weten wat je eigenlijk in de kerk komt doen, leren hoe je je naaste lief moet hebben. De brief die Paulus in de mensen in Turkije schreef moest worden geschreven omdat er in de jonge beweging van de mensen van de Weg een conflict was uitgebroken. Ondanks de vervolging waaraan de nog jonge beweging was blootgesteld was de beweging toch een succes. Als we alle geleerden mogen geloven is de brief aan de Galaten geschreven zo’n 25 jaar na de Kruisiging van Jezus van Nazareth. Dat conflict kwam dus al snel.

Het conflict werd opgelost op een vergadering van de Apostelen in Jeruzalem waar ook Paulus aan had deelgenomen. Het ging Paulus er dus om de nieuwe gemeenten, die mede door hem waren gesticht, bij de les te houden en hen de lijn te laten blijven volgen die door de Apostelen was uitgestippeld. Dat er dus heel veel soorten christelijke kerken zijn hoeft niemand te verbazen. Vanaf het begin was er discussie en stof tot conflict. Dat is ook niet te verwonderen. De boodschap dat de armen bevrijding moet worden aangezegd wekt weerstand. Stel je voor dat ook in onze samenleving de werknemers naar de werkgevers kunnen stappen en de zelfverrijkers in de raden van bestuur en raden van commissarissen zouden kunnen ontslaan. Dat ontslaan moet toch gemakkelijker kunnen vinden werkgevers en zonder ontslagvergoedingen. Iedereen snapt dat ze niet bedoelen dat de Raden van Bestuur onder toezicht van de werknemers komen te staan, dat het ontslag verleend kan worden door werknemers die zich door het verkeerde beleid van het management in hun bestaan bedreigd voelen. Ook Paulus leert ons dat we de armen bevrijding moeten verkondigen. Samen Delen dus moeten stellen boven Samen Leven. Paulus roept ons op het bij het Evangelie van Jezus van Nazareth te houden. De Apostelen werden er op uitgestuurd om de armen de bevrijding te verkondigen, wij worden dat dus ook.

Als azijn voor de tanden

Spreuken 10:18-32

18 Wie heimelijk haat is een huichelaar, wie openlijk lastert een dwaas. 19 Een veelprater begaat al snel een misstap, wie zijn tong in toom houdt is verstandig. 20 De uitspraken van een rechtvaardige zijn als zuiver zilver, de gedachten van een goddeloze zijn niets waard. 21 De woorden van een rechtvaardige zijn voedsel voor velen, dwazen sterven door gebrek aan verstand. 22 Alleen de zegen van de HEER maakt rijk, zwoegen voegt daar niets aan toe. 23 Zoals een dwaas vermaak schept in zijn slechte daden, zo geniet een wijze van zijn inzicht. 24 Wat een goddeloze vreest, overkomt hem, een rechtvaardige ontvangt wat hij verlangt. 25 Als de storm is uitgewoed, zijn de goddelozen weggevaagd, wie rechtvaardig zijn, staan voor altijd overeind. 26 Als azijn voor de tanden, als rook voor de ogen, zo is een luiaard voor zijn meester. 27 Wie ontzag heeft voor de HEER leeft vele jaren langer, het leven van een goddeloze wordt bekort. 28  Een rechtvaardige heeft vreugde te verwachten, een goddeloze hoeft op niets te hopen. 29 Voor wie onberispelijk zijn weg gaat, is de HEER een vesting, wie onrecht doet, vernietigt hij. 30 Wie rechtvaardig is, zal nooit wankelen, de goddelozen worden van de aarde weggevaagd. 31 Een rechtvaardige spreekt wijze woorden, de tong van leugenaars wordt uitgerukt. 32 Wie rechtvaardig is, kiest het juiste woord, een goddeloze neemt slechts leugens in de mond. (NBV)

Het is altijd weer een plezier te merken hoe concreet en helder het boek Spreuken de zaken onder woorden weet te brengen. Een groot aantal spreekwoorden uit het Spreukenboek zijn daarom in het normale spraakgebruik terechtgekomen. Die vinden we zo normaal dat we zelfs niet meer merken dat ze uit het boek Spreuken en dus uit de Bijbel afkomstig zijn. Als azijn voor de tanden, als rook voor de ogen is de luiaard voor zijn meester. Het irriteert aan alle kanten en als je het een paar keer herhaalt voel je het prikken aan je ogen en branden aan je tanden. Was al onze communicatie altijd maar zo helder en wisten we altijd de ander die ons ergert zo duidelijk te maken wat het gedrag is dat ons irriteert. Maar helaas, meestal staan we met de mond vol zere tanden zonder dat ons woorden te binnen schieten die de ander niet aanvallen en pijnigen maar alleen maar zeggen wat ons zelf dwars zit.

In het stukje dat we vandaag lezen gaat het met name over het belang van de rechtvaardige. Dat is iemand die de richtlijnen van de God van Israël volgt. En die richtlijnen laten zich samenvatten als “heb God lief boven alles” en doe dat door je naaste lief te hebben als je zelf. In de Bijbel treed de rechtvaardige op als het gaat om de zorg voor de armen, om de weduwe en de wees. Van Koningen wordt daarom met name gevraagd rechtvaardig te zijn. Rechtvaardig is in de Bijbel niet gewoon recht spreken maar vooral mensen tot hun recht laten komen en dat is voor de armsten nu eenmaal het moeilijkst, ze hebben immers niets om te laten zien. Zoals in het boek Spreuken vaker gebruikelijk is wordt de Rechtvaardige hier afgezet tegen de dwaas. Die dwaas is lui, dom, kijkt niet naar de toekomst, houdt geen rekening met anderen dan met zichzelf, liegt en bedriegt is met andere woorden goddeloos. Goddeloos in de betekenis dat de God van Israël geen invloed heeft op zijn handelen.

De rechtvaardige daarentegen spreekt wijze woorden, wankelt niet, kiest altijd het juiste woord om maar een paar goede eigenschappen te noemen die nog mooier lijken doordat de Spreukendichter ze af laat steken tegen het donkere van de dwaas. De rechtvaardige is in het geloof van Israël een heel belangrijke figuur. Zo wordt er wel gezegd dat zolang er nog één rechtvaardige op aarde is de aarde niet zal vergaan. De rechtvaardige zal altijd opkomen voor hen die onschuldig bedreigd worden. In de huidige staat Israël is zelfs een onderscheiding in het leven geroepen voor de rechtvaardigen onder de volken, niet Joden, die in de Tweede Wereldoorlog hun leven in de waagschaal stelden door Joden te helpen, bij onderduik, bescherming en bevrijding. Wij kunnen de voorbeelden van de rechtvaardigen volgen door ook in onze dagen de onschuldig bedreigden in bescherming te nemen, de mensen die zonder een misdrijf te begaan in de gevangenis komen, alleen vanwege hun herkomst. Willen we dat dan moeten we tegen onze eigen staat opstaan, gelukkig kunnen we ons bij velen aansluiten en mogen we er elke dag opnieuw mee beginnen, ook vandaag. (NBV)

Een wijze zoon

Spreuken 10:1-17

1 Hier volgen spreuken van Salomo. Een wijze zoon geeft zijn vader veel vreugde, een dwaze zoon bezorgt zijn moeder verdriet. 2 Oneerlijk verkregen rijkdom baat je niet, rechtvaardigheid redt van de dood. 3 De HEER laat een rechtvaardige geen honger lijden, hij geeft niet toe aan de begeerte van een goddeloze. 4   Luie handen maken arm, ijverige handen brengen rijkdom. 5 Een zoon die in de zomer oogst, is verstandig, slaapt hij in de oogsttijd, dan maakt hij zijn ouders te schande. 6 Een rechtvaardige wordt rijk gezegend, de woorden van een goddeloze verhullen geweld. 7 De herinnering aan een rechtvaardige strekt tot zegen, de naam van goddelozen vergaat. 8 Een wijze doet wat hem geboden wordt, een bedrieger komt ten val. 9 Wie onberispelijk leeft, gaat een veilige weg, wie op kronkelpaden gaat, wordt ontmaskerd. 10 Wie heimelijk zijn oog dichtknijpt, veroorzaakt ellende, zo’n bedrieger komt ook zelf ten val. 11   De uitspraken van een rechtvaardige zijn een bron van leven, de woorden van een goddeloze verhullen geweld. 12   Haat brengt ruzie voort, liefde dekt alle fouten toe. 13 Een verstandig mens spreekt wijze woorden, een dwaas verdient de stok.14 Een wijze loopt niet met zijn kennis te koop, het gebazel van een dwaas leidt tot een ramp. 15 Het bezit van een rijkaard is zijn vesting, de armoede van een arme een ruïne. 16 Het loon van een rechtvaardige is een gelukkig leven, goddeloosheid leidt alleen tot zonde. 17 Wie zich laat terechtwijzen, is op weg naar een gelukkig leven, wie zich niet berispen laat, bevindt zich op een dwaalspoor.(NBV)

Vandaag een nieuw begin. In de eerste 9 hoofdstukken staan al de spreuken van Salomo maar vanaf hoofdstuk 10 komt er kennelijk een volgende verzameling spreuken. Een heleboel van de teksten uit het boek Spreuken zijn in onze taal terechtgekomen als spreekwoorden. Beelden van situaties waarin mensen verzeild kunnen raken en die daar een rake typering van geven. Losse Bijbelteksten gebruiken als spreekwoorden is dan ook zeer af te raden. In ons spreken over de Bijbel moet de hele Bijbel steeds meeklinken en vooral het hart van de Bijbel dat zegt dat we onze naaste lief moeten hebben als onszelf. Want wie echt goed in dit hoofdstuk heeft gelezen heeft ook gezien dat een oppervlakkige uitleg van onze tekst in strijd zou komen met de spreuk uit vers 10 die zegt dat wie heimelijk zijn oog dichtknijpt ellende veroorzaakt.

Juist het boek Spreuken heeft het misverstand opgeroepen dat elke tekst in de Bijbel eigenlijk een spreekwoord is. Maar dat is dus niet zo. Zelfs het boek Spreuken vertelt een verhaal, een verhaal over hoe mensen met elkaar omgaan en hoe de God van Israël zou willen zien dat mensen met elkaar om gaan. Het hele boek Spreuken gaat over wijsheid en dwaasheid. Wat is wijs en wat is dwaas? Het antwoord op die vraag gaat niet over logica, wijs is niet wat logisch is om te doen en dwaas en niet wat onlogisch is. Wijs is doen wat God vraagt en dwaas is doen wat de mensen vragen. Het gedeelte dat we vandaag lezen lijkt daarom zo voor de hand te liggen. Natuurlijk willen ouders een kind dat zich fatsoenlijk gedraagt. Is dat zo?

Veel ouders jutten hun kinderen op carrière te maken en zo veel mogelijk geld te verdienen. Er is niets tegen om ijverig te zijn, om zorgzaam te zijn voor de taak die je gegeven is, maar de rechtvaardige heeft oog voor de noden van de mensen, de rechtvaardige laat mensen tot hun recht komen, de rechtvaardige beseft dat alles wat hem toevalt van God afkomstig is. Waarom zouden mensen de naam van de rechtvaardige zich herinneren? Omdat die rechtvaardige ineens mensen tot hun recht heeft laten komen in plaats van ze te gebruiken voor eigen gewin of de bevrediging van eigen genotzucht. Bij alles wat we doen mogen we ons ook het verhaal van Spreuken herinneren. Zijn we wijs of zijn we dwaas? Het antwoord op die vraag mogen we zelf geven. En bedenk goed dat wie zich laat terechtijzen op weg is naar een gelukkig leven.