Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling,

Jesaja 51:9-16

9 Ontwaak, ontwaak, arm van de HEER, en bekleed u met kracht! Ontwaak als in de dagen van weleer, als in lang vervlogen tijden. Was u het niet die Rahab vermorzelde, die het monster doorboorde? 10 Was u het niet die de zee drooglegde, het water in de diepte, die een weg baande op de bodem van de zee waarover het verloste volk kon gaan? 11 Wie door de HEER zijn bevrijd, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion, gekroond met eeuwige vreugde. Gejuich en vreugde trekken de stad binnen, gejammer en verdriet vluchten eruit weg. 12 Ik, ik ben het die jullie troost. Hoe kun je dan bang zijn voor een sterveling, voor een mensenkind dat vergaat als gras? 13 Hoe kun je de HEER vergeten, die je gemaakt heeft, die de hemel heeft uitgespannen en de aarde gegrondvest? Hoe kun je je zo laten beheersen door angst voor de toorn van je belagers, voor hun pogingen je te vernietigen? Waar blijven die belagers met hun toorn? 14 Weldra wordt de geketende bevrijd; hij zal niet sterven, niet afdalen in het graf, het zal hem aan niets ontbreken. 15 Ik, de HEER, jullie God, die de zee opzweep, zodat de golven bruisen, wiens naam is HEER van de hemelse machten,16 ik leg je mijn woorden in de mond en bescherm je met de schaduw van mijn hand, ik die de hemel geplant heb en de aarde gegrondvest, die tegen Sion zeg: ‘Mijn volk ben jij.’ (NBV)

Angst is iets wat je volgens de Bijbel nooit moet afhouden van het zeggen van de waarheid over de Liefde. In het boek Jesaja wordt hier beloofd dat de ballingen uit Babel zullen terugkeren naar de stad waar de leer van Mozes wordt bewaard. Aan alle ellende zal een einde komen. In de oude mythologie was immers ook het razende zeemonster Rahab vermorzeld. Volgens veel Heidense mythen waren het de helden die de monsters doorboorden maar de schrijver van het boek Jesaja maakt er gelijk maar God zelf van. Voor de Israëlische lezers wordt trouwens ook herinnerd aan de bevrijding uit Egypte omdat ze onder elkaar vaak Egypte hadden aangeduid met Rahab, het monster. Jesaja verbindt de mythe van Rahab dan ook met de doortocht door de Rode Zee. De schrijver van het boek Jesaja roept het vol trots uit dat de macht van de Liefde, het vasthoudend volhouden van de leer van Liefde nu meer dan nodig is om de bevrijding te bewerkstelligen. Maar de geketende zal worden bevrijd, de arme zal het aan niets ontbreken besluit het gedeelte van vandaag. Angst wordt vandaag de dag meer en meer gezaaid. Een enkele politicus noemt de geringste tegenspraak tegen zijn ideeën al dreiging met geweld, maar op onze scholen flitsen de messen bij het minste conflict zo lijkt het. Ook in het verkeer wordt gemakkelijk met messen gezwaaid als er een misverstand moet worden uitgesproken.

We weten kennelijk niet meer hoe we ruzie moeten maken, hoe we elkaar de waarheid moeten zeggen. De kinderen die dat verkeerd doen worden bedreigd met repressie, opsluiten in jeugdinstituten is de remedie. Dat je op scholen tijd moet inruimen voor oefening in sociale vaardigheden als geweldloos een ruzie oplossen komt maar bij weinig mensen op. Als kinderen dat geleerd zouden hebben zouden volwassenen daar vaker gebruik van kunnen maken. Daarom is het ook goed als volwassenen leren ruzies zonder geweld op te lossen. Maar daar schort het aan, de manier waarop politici met elkaar discussiëren lijkt op een gewelddadig conflict. Je kunt kennelijk ongestraft iedereen van misdaden als eedbreuk en spionage beschuldigen maar als er kritiek op jouw optreden is roep je dat het bedreigend en gewelddadig is. Het is het verkeerde voorbeeld dat aan de kaak besteld moet worden en moet worden bestreden. Bang voor de schreeuwende politici hoeft niemand te zijn. Populistische partijen zijn als het gras, ze verdorren onder de zon van de werkelijkheid en niemand kent achteraf hun plaats nog meer. De waarheid zeggen is dus niet gewelddadig maar harder nodig dan ooit.

We staan voor de viering van het kerstfeest deze week. We moeten ook bij het vieren van Kerst nooit vergeten dat de God van Israël de God was die dat Joodse volk als eerste heeft uitgekozen. Aan het lot van dat Joodse volk is te zien of wij wel of niet kiezen voor het volgen van die God van Israël, van die God die op de berg Sion zijn Tempel had gevestigd waar zijn gebod de naaste lief te hebben als zichzelf werd bewaard en bezongen. In onze dagen is het niet alleen de vraag hoe wij met het Joodse volk omgaan. Nemen wij dat volk serieus en sporen wij het aan vrede te sluiten met de Palestijnen zodat een duurzame vreedzame toekomst is verzekerd of handelen wij uit een schuldgevoel over de fouten van onze voorouders en slikken we met de ogen dicht alles wat er politiek door de staat Israël wordt gedaan alsof die staat samenvalt met het Joodse volk? Er is ook de vraag hoe we met andere volken omgaan, gaan wij met andere volken om zoals er omgegaan is met het Joodse volk of laten we in de omgang met andere volken eindelijk zien dat we voor de God van Israël gekozen hebben en beschouwen we andere volken ook als onze zusters en broeders? De vragen branden in ons, de antwoorden zijn hard nodig, elke dag, ook vandaag.

Vreugde en gejuich

Jesaja 51:1-8

1 Luister naar mij, jullie die gerechtigheid najagen, jullie die de HEER zoeken. Kijk naar de rots waaruit je gehouwen bent, naar de diepe groeve waar je gedolven bent. 2 Kijk naar Abraham, jullie vader, naar Sara, die jullie heeft gebaard; toen ik hem riep was hij alleen, maar ik heb hem gezegend en talrijk gemaakt. 3 De HEER troost Sion, hij biedt troost aan haar ruïnes. Hij maakt haar woestenij aan Eden gelijk, haar wildernis wordt als de tuin van de HEER. Het zal een oord zijn van vreugde en gejuich, waar muziek en lofzang klinken. 4-5 Mijn volk, luister aandachtig naar mij, mijn natie, leen mij je oor. De wet vindt zijn oorsprong in mij, en mijn recht zal een licht zijn voor alle volken. In een oogwenk breng ik de zege nabij, de hulp die ik bied is al onderweg; ik zal krachtig rechtspreken over de volken. De eilanden hebben hun hoop op mij gevestigd, ze zien uit naar mijn krachtig optreden. 6 Kijk omhoog naar de hemel, kijk naar de aarde beneden: al vervliegt de hemel als rook, al valt de aarde uiteen als een oud gewaad en sterven haar bewoners als muggen, de redding die ik breng, zal voor altijd blijven en mijn recht zal geen einde hebben. 7 Luister naar mij, jullie die mijn gerechtigheid kennen, volk dat mijn wet in het hart draagt. Wees niet bang voor de hoon van mensen, stoor je niet aan hun spot. 8 Want ze vergaan zoals een gewaad door motten, zoals wol door mottenlarven. Maar mijn gerechtigheid zal voor altijd blijven, de redding die ik breng, duurt van geslacht op geslacht. (NBV)

Wie zingt er nu over een oord van vreugde en gejuich als je meest geliefde stad veranderd is in een ruïne. Als er niets over is dan puinhopen. En dan niet zo maar een stad, een stad als alle andere waar jij toevallig van houdt, maar de stad van de berg Sion, waar de Tempel is gebouwd, waar de richtlijnen voor de menselijke samenleving werden bewaard. En de herinnering daaraan maakt dat je je toch, door alle verwoesting en ellende heen, toch vrolijk kan voelen. Want niet de vijand die de verwoesting veroorzaakte is de baas, niet die vijand is de Heer van de wereld, niet hij is jouw Heer, maar de Heer waar de richtlijnen van uitgingen is de baas. En de grondregel was immers de Liefde, en die Heer was immers de Liefde. En uiteindelijk overwint de Liefde. Daar is je hele leven op ingesteld. Daar richt je je daden op, daar vertrouw je op, dag in dag uit. Die overtuiging, die houding maakt dat je niet bang hoeft te zijn voor de hoon van mensen, dat je je niet hoeft te storen aan hun spot. Want is het verzet tegen het haatzaaien tegen de Islam en haar aanhangers niet ingegeven door de Liefde voor mensen en het verlangen naar een samenleving waaraan iedereen mee kan doen, zonder angst, zonder zich ingeperkt te hoeven voelen, zonder dat iemand cultuur of eigen overtuiging hoeft op te geven?

De profeet zelf leeft in ballingschap. Daar heeft zich een school van profeten gevormd die de herinnering bewaren aan de profeet Jesaja. Die de geschriften van die profeet met zich mee hebben genomen en die daarin lezen dat er een oproep was om gerechtigheid na te jagen, om te zorgen dat mensen tot hun recht zouden komen. Dat zou kunnen als je je toevertrouwt aan de God van Israël. Dat was een ander soort God als in Babel werd aanbeden. Dat was een God die mensen uit een rots kon houwen, uit een diepe groeve kon delven. Mensen stonden met hun voeten in de klei, ja ze waren zelf uit klei gemaakt, niet om dienstknecht van die God te worden maar om bondgenoot van die God te worden. Zo was immers het verhaal van Abraham. Die kwam uit dat land waar zij in ballingschap waren, uit Ur der Chaldeeën, het land van de waarzeggers en de sterrenwichelaars. Die was uit dat land vandaan getrokken. Niks sterren met toekomst, niks tovertrucs die de toekomst voorspelden maar gaan op het kompas van een God die je riep. En herinner je je hoe rijk en welvarend die Abraham wel niet geworden was, hij had al een klein volk gehad, en nu was er een groot volk, groot genoeg om veroverd te worden en in ballingschap afgevoerd.

Uiteindelijk was dat Jeruzalem waar ze vandaan kwamen niet een stad die ze zelf hadden verzonnen. Dat was een stad die de God van Abraham hen had gegeven. Dat was een stad van betekenis geworden door de Tempel voor de God van Israël. In die Tempel stonden geen beelden van die God, daar werd die God niet in leven gehouden zoals in de Tempels van het land van ballingschap maar daar werden de richtlijnen van die God bewaard. Als het volk zich dus weer rond die leer zou scharen dan zou dat Jeruzalem haar betekenis weer krijgen, dan zou Jeruzalem een paradijs, een hof van Eden worden want dan zouden alle mensen daar tot hun recht komen. De volgelingen van Jesaja zijn hebben altijd prachtige visioenen, ze zien het al voor zich, de wildernis wordt als een tuin van de Heer, een oord van vreugde en gejuich waar muziek en lofzang klinken. Die ballingen zitten nu nog neer bij de rivieren van Babylon, hun muziekinstrumenten hebben ze in de wilgen gehangen en ze huilden, zo vertelt ons psalm 137, maar de school van den profeet Jesaja droomt er van dat eens alle volken zich zullen laten gezeggen door de leer van de God van Israël, door “het heb God lief boven alles en doe dat door je naaste lief te hebben als jezelf”. Het is geen luchtfietserij, geen droom zonder betekenis, er is een volk dat ontstaan is uit het volgen van die leer, dat volk keerde terug uit ballingschap en herbouwde die Tempel, uit dat volk kwam Jezus van Nazareth voort die de dood overwon voor alle mensen op de hele wereld. Elke dag mogen we met zijn gerechtigheid verder, aan zijn Koninkrijk werken, ook vandaag weer.

De armen brood geven

Psalm 132

1 Een pelgrimslied. Blijf David gedenken, HEER, en alles wat hij heeft doorstaan, 2 omdat hij de HEER had gezworen, de Machtige van Jakob had beloofd: 3 ‘Ik zal mijn tent niet binnengaan noch mij te ruste leggen op mijn bed, 4 mijn ogen niet overgeven aan de slaap noch mijn wimpers aan de sluimer, 5 voordat ik een plaats vind voor de HEER, een woning voor de Machtige van Jakob.’ 6 In Efrata hoorden wij van de ark, wij vonden hem in de velden van Jaär. 7 Laten wij zijn woning binnengaan, ons neerbuigen aan zijn voeten. 8 Trek op, HEER, naar uw rustplaats, u en uw machtige ark. 9 Laten uw priesters zich kleden in gerechtigheid, uw getrouwen juichen van vreugde. 10 Wijs omwille van David, uw dienaar, het verzoek van uw gezalfde niet af. 11 De HEER heeft David trouw gezworen, en zijn belofte neemt hij niet terug: ‘Een van je nazaten laat ik je troon bestijgen. 12 Houden je zonen zich aan mijn verbond, aan de richtlijnen die ik hun geef, dan zullen ook hun zonen voor altijd zetelen op je troon.’ 13 De HEER heeft Sion verkozen en als woonplaats begeerd: 14 ‘Dit is, voor altijd, mijn rustplaats, hier verlang ik te wonen. 15 Ik zal Sion met voedsel zegenen, de armen brood geven in overvloed 16 en de priesters met eer bekleden. Zijn getrouwen zullen juichen van vreugde. 17 Hier breng ik Davids huis tot aanzien, hier ontsteek ik een lamp voor mijn gezalfde. 18 Zijn vijanden bekleed ik met schande, maar op zijn hoofd schittert een kroon.’(NBV)

Vandaag zingen we met de kerk een bijzonder lied uit de Bijbel mee. Een pelgrimslied staat er boven. De zangers doen of ze koning David zijn. Niet zo maar de koning maar de koning die de richtlijnen van God weer in het midden van het koninkrijk wil zetten. De ark dat was de kist van acaciahout die ze midden in de woestijn hadden moeten maken om daarin de stenen met de richtlijnen op te bergen. De richtlijnen, die het verdrag met God inhield, stonden in het midden van het volk, en in het midden van de godsdienst. Om die richtlijnen draaide het allemaal. Koning David had ooit die ark met de heilige tent die daarbij hoorde naar de nieuwe hoofdstad Sion, of anders genoemd, Jeruzalem gebracht. De belofte die deze psalm bezingt is dat, als de nazaten van David zich aan het verbond houden, zij op de troon van David plaats zullen nemen. Uit die wet van dat verbond wordt in deze psalm maar één element ook werkelijk genoemd: De armen brood geven.

Niet zo vreemd want als je Beth Le Hem vertaald dan staat er Huis Van Brood. En David kwam uit Bethlehem. In deze psalm staat naast Jeruzalem maar één andere plaats: Efrata, en volgens de overlevering waren met kerst de herders in het veld van Efrata aan het wacht houden bij de kudden toen ze hoorden van vrede op aarde en in mensen een welbehagen. Daar, zo zingt deze psalm, werd de ark gevonden. David was zelf een herder. Met kerst werd die geweldige belofte waar dat er weer een koning in Israël zou zijn uit het huis en het geslacht van David vervuld. Dat is de belijdenis van de Christelijke kerk. In het leven, de dood en de opstanding van Jezus van Nazareth heeft zij de trekken herkent van de Koning die mensen bevrijdt van dood en onderdrukking en de trekken heeft van de bevrijdende koning die ook in deze psalm wordt bezongen. Niet de onderdrukkende keizer zal zegevieren maar een verhaal van brood voor de armen begint. Talloze akties starten rond de kerst elk jaar voor de armen, maar we mogen niet vergeten dat het niet gaat om aalmoezen maar om recht.

In de ark ligt niet de oproep om aan bedelaars iets te geven maar om recht te doen. Om mensen tot hun recht te laten komen. De Priesters moeten zich kleden in gerechtigheid heet het. Paulus zal schrijven dat de gelovigen in Jezus van Nazareth als bevrijder, als Messias, in het Grieks de Christus, zelf een volk van Koningen en Priesters vormen. Dat volk, wij dus moeten ons dus bekleden met gerechtigheid. Alle onrecht uitbannen. Dat is nogal een taak die je aangaat als gelovige gemeenschap. Maar het is wel de reden dat veel gelovigen helpen bij de voedselbanken en dat in veel kerken voedsel ingezameld wordt voor de voedselbanken. Het is wel de reden dat kerken zich druk maken om gevangenen die gevangen zitten alleen omdat ze vreemdeling zijn, ze zijn broeders en zusters van ons. Omdat God zijn beloften houdt mogen wij elke dag opnieuw ons weer met de gerechtigheid voor de minsten bezig houden, ook vandaag weer.

Brand je aan je eigen pijlen!

Jesaja 50:4-11

4 God, de HEER, gaf mij een vaardige tong, waarmee ik de moedeloze kan opbeuren. Elke ochtend wekt hij mijn oor, zodat het toegerust is om aandachtig te horen. 5 God, de HEER, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden, ik ben niet teruggedeinsd. 6 Ik heb mijn rug blootgesteld aan mijn folteraars, wie mij de baard uittrokken, bood ik mijn wangen aan. Ik heb mijn gezicht niet verborgen toen ze mij beschimpten en bespuwden. 7 God, de HEER, zal mij helpen, daarom word ik niet gekwetst en is mijn gezicht zo onbewogen als een rots, want ik weet dat ik niet beschaamd zal staan. 8 Hij die mij recht verschaft is nabij. Wie durft tegen mij een geding aan te spannen? Laten we samen voor het gerecht verschijnen. Wie is mijn tegenstander in deze zaak? Laat hij mij tegemoet treden. 9 God, de HEER, zal mij helpen-wie zal mij dan veroordelen? Mijn belagers vallen uiteen als een kledingstuk, als een gewaad dat ten prooi is aan de motten. 10 Wie van jullie heeft ontzag voor de HEER? Wie luistert naar de stem van zijn dienaar? Hij die door de duisternis gaat en geen licht meer ziet, en die dan vertrouwt op de naam van de HEER en vertrouwen stelt in zijn God. 11 Maar jullie allen ontsteken vuur en wapenen je met brandpijlen. Ga door de gloed van dat vuur, brand je aan je eigen pijlen! Ik ben het die jullie dit laat overkomen, in vreselijke pijn zul je bezwijken. (NBV)

We slaan vandaag weer het boek van de Profeet Jesaja open. Christenen die later dat boek gingen lezen herkenden in het hoofdstuk van vandaag ineens de martelingen die Jezus van Nazareth moest ondergaan rond Goede Vrijdag. Het boek van Jesaja gaat echter over de ballingschap. Aan het boek van Jesaja hebben meerdere mensen meegeschreven maar het beeld van een knecht van God, een dienaar van de Liefde, die, dwars tegen alle ellende, vasthoudt aan de kracht van Liefde die zal overwinnen, komt meerdere malen in het boek voor. Dit is dan de derde keer dat er over gezongen wordt, want in de oorspronkelijke tekst heeft het alles van een lied, een blues zeg maar, een slavenlied dat de vrijheid bezingt, hoop geeft en uitzicht op een leven zonder ellende. Dat dit lied achteraf doet denken aan Jezus die vele eeuwen later zou optreden is niet zo heel vreemd.

Het lied gaat over recht en gerechtigheid die vervangen worden door martelingen en vernederingen maar uiteindelijk wint het recht. Ook Jezus van Nazareth zou berecht worden en vernederd en voor de Christenen kwam ook in dat proces leugen en vernedering in plaats van het recht en de gerechtigheid zoals die in de Bijbel worden beschreven. Ook vandaag kan dat gebeuren. Elk jaar herdenken we allen die omgekomen zijn in oorlogen, door onrecht en geweld door staten gepleegd en hoe ons onze vrijheid is geschonken om dat voor anderen onmogelijk te maken. Maar ons rechtssysteem is ook niet altijd feilloos. Hoeveel politiemensen, officieren van justitie en rechters ook naar een zaak kijken, het kan zijn dat in de naam van het recht onrecht geschied. Daarom kan voor elke zaak herziening gevraagd worden als er nieuwe feiten zijn, daarom is er een commissie die een zaak nog eens opnieuw kan bekijken als er twijfel is aan de goede gang van zaken.

Maar daarmee wordt nog niet altijd recht gedaan aan al die mensen die lijden in de wereld. Sudan kan nog altijd ongestraft elke medewerking aan het Internationale Strafhof weigeren en Amerikaanse politiemensen kunnen illegaal in ons land opereren. En wie veroorzaakt nu welke onrust in de Oekraïne? Welke massamoorden worden er in Afrika nu wel en welke worden er daar nu niet bestraft? Welk onrecht zien we door de vingers vanwege onze handelsbelangen? Wat doet de wereld met de ontelbare doodstraffen die in China worden uitgedeeld? Hoe lang wordt de onderdrukking van het volk van Noord Korea nog getolereerd? Natuurlijk kunnen we er op vertrouwen dat er uiteindelijk altijd recht wordt gedaan, maar omdat we er zo op mogen vertrouwen kunnen we er ook altijd om blijven roepen, tegen alle lawaai en goedgepraat in. Ook misdadigers uit de Tweede Wereldoorlog worden nu, na ruim 75 jaar, nog steeds berecht en veroordeeld. Dat moet hoop geven en een voorbeeld zijn.

Zou mijn arm te kort zijn

Jesaja 50:1-3

1 Dit zegt de HEER: Waar is de scheidingsbrief waarmee ik jullie moeder heb weggestuurd? Of waar is de schuldeiser aan wie ik jullie heb verkocht? Nee, vanwege jullie zonden zijn jullie verkocht, vanwege je wandaden is je moeder weggestuurd. 2 Waarom was er niemand toen ik kwam? Waarom antwoordde niemand toen ik riep? Zou mijn arm te kort zijn om te bevrijden? Ontbreekt het mij aan kracht om te redden? Alleen al door te dreigen laat ik de zee droogvallen en vorm ik rivieren om tot woestijn, waarin de vis stinkt door gebrek aan water en van dorst sterft. 3 Ik kan de hemel in duisternis hullen en hem bekleden met een rouwgewaad. (NBV)

God onze Vader zorgt als een moeder voor haar kinderen. Dat klinkt mooi maar deze belijdenis heeft een aantal aannames die niet echt vanzelfsprekend zijn. Want de zin gaat er van uit dat je voor je wil laten zorgen. Het volk Israël had een verbond met die God gesloten waarbij die God voor dat volk zou zorgen. Maar dat volk liet zich helemaal niet door die God verzorgen. Dat volk liep andere goden achterna, dat vertrouwde op bondgenootschappen met wereldmachten. En toen die God zijn volk riep was er niemand meer die antwoord gaf.

Als we goed luisteren naar de mensen om ons heen dan horen we dat ook vaak. Waarom laat die God toe dat er zoveel besmettingen met dat coronavirus komen? Het is antwoord is of we dan wel naar die God luisteren. Die God heeft ons de wetenschap gegeven. Maar als de wetenschap ons aanraad om mondkapjes te dragen, anderhalve meter afstand te houden en onze handen te wassen dan vinden we dat anderen het moeten doen maar dat het voor jezelf te lastig is. De schuld voor de massale verspreiding leggen we voor het gemak bij de God van Israël, onze Vader. Maar als wij niet voor ons laten zorgen dan doet die God dat ook niet.

Als wij niet thuis blijven maar er op los leven, illegale feesten tolereren, mondkapjes weglaten dan worden er een heleboel mensen ziek. Ze worden niet ziek omdat God ze ziek maakt maar omdat wij de hulp en de zorg van God niet aanvaarden. We blijven gevangen in ons eigen gelijk. We moeten allemaal tegelijk naar de kerk en we moeten daar ook nog zingen. We weten best dat de wetenschap zegt dat 30 mensen het maximum zijn en dat je door zingen mensen ziek maakt. Maar dat zijn wetenschappers en dat is God niet. Dat alles wat we hebben van God gegeven is, dus ook de wetenschap, geloven we niet, daar vertrouwen we niet op. Dus moeten we ook niet klagen dat God een epidemie gestuurd heeft. Hij geeft ons de mogelijkheid die epidemie te bestrijden. Dank God dus voor zijn zorgen.

De vruchten van jullie arbeid

Haggai 2:10-23

10 Op de vierentwintigste dag van de negende maand, in het tweede regeringsjaar van Darius, richtte de HEER zich tot de profeet Haggai: 11 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Vraag de priesters hierover een uitspraak te doen:12 Als iemand offervlees bij zich draagt in een plooi van zijn mantel, en deze plooi komt in aanraking met brood of met gekookt voedsel, met wijn, olie of met wat voor voedsel ook, wordt dat voedsel daardoor dan heilig?’ ‘Nee, ‘antwoordden de priesters op deze vraag. 13 Vervolgens vroeg Haggai: ‘Als iemand die onrein is doordat hij met een lijk in aanraking is geweest, zulk voedsel aanraakt, wordt het daardoor dan onrein?’ ‘Ja, ‘antwoordden de priesters, ‘het wordt daardoor onrein.’ 14 Daarop zei Haggai: ‘Zo is het ook met deze mensen-spreekt de HEER -,zo is het in mijn ogen gesteld met heel dit volk, en zo is het ook met de vruchten van hun arbeid; alles wat zij offeren is onrein. 15-16 Maar let op wat er vanaf vandaag gebeuren gaat. Hoe was het met jullie gesteld voordat er aan de herbouw van de tempel van de HEER begonnen werd? Jullie dachten twintig maten graan te scheppen, maar de graanhoop bleek slechts tien maten groot te zijn; jullie dachten vijftig maten wijn uit de pers te halen, maar de perskuip bleek slechts twintig maten te bevatten. 17 De vruchten van jullie arbeid heb ik getroffen met korenbrand, meeldauw en hagel, en toch zijn jullie niet naar mij teruggekeerd-spreekt de HEER. 18 Maar let op wat er gebeuren gaat, vanaf vandaag, vanaf deze vierentwintigste dag van de negende maand, vanaf de dag dat de tempel van de HEER gegrondvest is, let op! 19 Het is waar dat het zaad nog ongebruikt in de schuur ligt, en ook hebben de wijnstok en de vijgenboom, de granaatappel en de olijf nog geen vrucht gedragen, maar vanaf vandaag zal ik jullie mijn zegen geven.’ 20 Op die vierentwintigste dag van de maand richtte de HEER zich nogmaals tot Haggai: 21 ‘Zeg dit aan Zerubbabel, de gouverneur van Juda: “Ik zal de hemel en de aarde doen beven, 22 ik zal alle koningstronen omverstoten en de macht van alle volken breken, ik zal de strijdwagens met hun berijders omverwerpen; de paarden zullen neerstorten en de ruiters zullen elkaar ombrengen. 23 Op die dag-spreekt de HEER van de hemelse machten-zal ik jou, Zerubbabel, zoon van Sealtiël en mijn dienaar, dragen als mijn zegelring, want jou heb ik uitverkozen-zo spreekt de HEER van de hemelse machten.”’ (NBV)

Alles hangt met alles samen. Dat maakt het leven soms bar ingewikkeld. Wat deugt en wat deugt er niet. Om je daarvan bewust te maken had het volk Israël de begrippen rein en onrein. Tot op vandaag de dag worden die begrippen in het Joodse volk gehanteerd in het dagelijks leven. Zelfs de keukens zijn in tweevoud uitgevoerd om rein te kunnen koken en te zorgen dat de melk niet met het vlees van de moeder vermengd wordt. Maar onrein wordt alles als je onnadenkend je zaken vermengd met de dood. Dat is wat Haggai wil duidelijk maken. En de dood in de pot vindt je als je alleen voor jezelf zorgt, als je geen acht slaat op de zaken waar het in het leven om draait, het leven van alle mensen. Want alleen leven betekent de dood, maar samen leven betekent het leven zoals de God van Israël dat van begin af heeft gewild. Die dood in de pot vond het volk na een mislukte oogst. Niet 20 maten graan waren er te vinden maar slechts 10 en niet 50 maten wijn maar slechts 20.

Ziekten, slecht weer en tegenslag deden de oogst mislukken en als je niet met elkaar deelt kom je de slechte tijd niet door. Het is dus de hoogste tijd dat het anders zal gaan. Iedere keer geeft de profeet ons een tijdvermelding en vanaf die tijd moet je het anders gaan doen. Bij ons zal je de komende 5 weken meer op elkaar moeten letten en bereid te zijn met elkaar te delen, zeker met hen die dat het hardst nodig hebben. En als je dat gaat doen dan breken er geweldige tijden aan. Koningstronen zullen omver gestoten worden en de macht van volken zal worden gebroken. Zoals de macht van de Farao met de wagens en paarden gebroken werd in de Schelfzee zo zullen ook de rovers en de plunderaars elkaar uitmoorden.  Want de God van Israël bevrijdt zijn volk van de dood. De profeet Haggai moet kennelijk ook de gouverneur van Juda nog moed inspreken. Die had de leiding, niet alleen over het volk maar ook over de herbouw van de Tempel in Jeruzalem. Als je de geschiedenissen van de herbouw naast elkaar legt dat zul je zien dat er soms hele tijden zitten tussen begin en voortgang van de bouw van de Tempel. Maar het gaat door.

Daar spreekt het 12 profetenboek heldere taal over. Het volgende verhaal, dat van de profeet Zacharia, knoopt al in het eerste vers met de tijdsbepaling aan bij Haggai, het geeft dezelfde tijdsbepaling. Hoogste tijd dus om de Tempel van de God van Israël ook bij ons in het centrum van het leven te zetten. De crisis die ook wij meemaken door hebzucht en misleiding kan niet en mag niet afgewenteld worden op de armen. Integendeel, de armen zal recht gedaan moeten  worden. We kunnen alleen rijker worden door te delen. We zien dat aan de groei van de economie door het minder arm worden van tot nu toe arme landen. Als ook daar de rijkdom gedeeld wordt ontstaan er ongekende mogelijkheden. Maar wij zullen dan de vinger niet naar anderen moeten wijzen maar in onze samenleving laten zien hoe in vrede samen geleefd kan worden en hoe eerlijk gedeeld kan worden. Daar kunnen we elke dag weer aan werken, ook vandaag weer.

Houd vol

Haggai 2:1-9

In het tweede regeringsjaar van koning Darius, 1 op de eenentwintigste dag van de zevende maand, sprak de HEER opnieuw bij monde van de profeet Haggai. Hij droeg hem op: 2 ‘Zeg tegen Zerubbabel, zoon van Sealtiël en gouverneur van Juda, en tegen Jozua, zoon van Josadak en hogepriester, en tegen wie er van het volk nog over zijn: 3 “Wie van jullie heeft deze tempel nog in zijn vroegere luister gezien? En hoe ziet hij er nu uit? Jullie denken zeker dat het niets meer kan worden!” 4 Maar houd vol, Zerubbabel-spreekt de HEER -,houd vol, Jozua, zoon van Josadak en hogepriester; jullie allen, bewoners van dit land, houd vol! spreekt de HEER. Werk door, ik ben bij jullie-spreekt de HEER van de hemelse machten. 5 Dat heb ik jullie beloofd toen jullie wegtrokken uit Egypte; ik zal steeds in jullie midden aanwezig zijn, wees dus niet bevreesd. 6 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten: Nog een korte tijd, een ogenblik slechts, en ik zal de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven. 7 Alle volken breng ik in beroering, hun schatten zullen mij toevallen en mijn huis zal ik vullen met pracht en rijkdom-zegt de HEER van de hemelse machten. 8 Het zilver is voor mij en het goud is voor mij-spreekt de HEER van de hemelse machten. 9 De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen-zegt de HEER van de hemelse machten-, en van hieruit zal ik jullie vrede en voorspoed geven-spreekt de HEER van de hemelse machten.’ (NBV)

Zo waren dus de bewoners van Jeruzalem aan het werk gegaan om een nieuwe Tempel te bouwen, dat ondanks een aanvankelijk verbod dat zelfs met soldaten werd afgedwongen. Na de dagen van Salomo, die begonnen was met de bouw van de Tempel, was deze uitgegroeid tot een prachtig gebouw. Overal waren bouwlieden en grondstoffen vandaan gekomen om de Tempel het aanzien en luister te geven dat de God van Hemel en Aarde toe zou komen. Die Tempel was verwoest bij de inname van Jeruzalem toen het volk in ballingschap was weggevoerd. Nu moest die Tempel weer opgebouwd worden. Het is een ding als je een mooi huis wil bouwen, maar het is nog iets anders als je de mooiste Tempel van de wereld wil bouwen. Er was ook nogal wat tegenstand weten we uit de boeken van bijvoorbeeld Ezra en Nehemia. Maar Haggai geeft de boodschap van de God van Israël door dat ze vol moeten houden, dat ze niet met minder genoegen moeten nemen.

De Tempel in Jeruzalem moet weer het hart van de wereld worden waar alle volken zich toe zouden kunnen wenden. Het wordt tijd voor een echte Tempel zegt het verhaal eigenlijk. Want die Tempel komt er niet zomaar, die Tempel is niet voor de sier. Alle machten die lijken tegen te werken staan uiteindelijk onder de heerschappij van de God van Israël. En reken maar dat de omringende volken zo af en toe langs kwamen om de Tempelbouwers uit te lachen. Hun goden zouden hen beschermd hebben en alleen de God van Israël had verloren. Dat er al wat ballingen teruggekeerd waren was natuurlijk geen argument. Zo’n godje als die van Israël stelde niks voor. Om dan niet met de heersende mode mee te gaan maar te blijven vertrouwen op de belofte van de God van Israël dat de nieuwe Tempel grotere luister zou hebben dan de Tempel van Salomo vergde wel heel veel. Daarom wordt nog eens benadrukt dat die godjes van de omringende volken uiteindelijk onder de macht van de God van Israël vielen. Juist het nalopen van de heersende mode had de verwoesting mogelijk gemaakt.

Nu moesten ze er op vertrouwen dat die Tempel vrede en voorspoed zou brengen. En natuurlijk, de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf, waarvoor de Tempel een bewaarplaats was, zou vrede brengen, die Wet zegt immers dat je niet mag doodslaan. Die Wet zou ook voorspoed brengen, want van delen wordt je immers rijker dan van oppotten. Maar wanneer dat zou komen moeten ook wij zelfs in onze dagen ons afvragen. Het “houd vol” en “werk door” geldt ook voor ons. Nog steeds is er geen Tempel, ook niet in de harten van de gelovigen, waar alle volken zich tot kunnen wenden. Ook vandaag de dag moeten we werken aan een bewaarplaats voor de Wet. Sinds de dagen van Paulus is die bewaarplaats ons eigen hart. Als wij van onze naaste houden als van onszelf en daarvoor alle mensen meekrijgen dan komt de vrede in de wereld en de welvaart voor iedereen op aarde. Daaraan werken kan elke dag, ook vandaag weer.

Welke weg zijn jullie ingeslagen?

Haggai 1:1-15

1 In het tweede regeringsjaar van koning Darius, op de eerste dag van de zesde maand, richtte de HEER zich bij monde van de profeet Haggai tot Zerubbabel, zoon van Sealtiël en gouverneur van Juda, en tot Jozua, zoon van Josadak en hogepriester: 2 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Dit volk beweert dat de tijd nog niet gekomen is om de tempel van de HEER weer op te bouwen. 3 Maar, ‘zo sprak de HEER bij monde van de profeet Haggai, 4 ‘is de tijd dan wel gekomen om zelf in mooi afgewerkte huizen te wonen? En dat terwijl mijn huis nog een ruïne is! 5 Nu dan-dit zegt de HEER van de hemelse machten: Welke weg zijn jullie ingeslagen? Denk toch na! 6 Jullie hebben veel gezaaid maar weinig geoogst; jullie eten maar raken nooit verzadigd, jullie drinken maar nooit is het genoeg, jullie kleden je maar krijgen het nooit warm; de dagloner krijgt zijn geld maar het verdwijnt in een beurs vol gaten. 7 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Welke weg zijn jullie eigenlijk ingeslagen? 8 Ga naar de bergen, haal daar hout en bouw mijn huis weer op. Met vreugde zal ik het aanvaarden en er mij in al mijn luister tonen-zegt de HEER. 9 Jullie hebben veel verwacht, maar hoe weinig is het geworden, en wat jullie wél binnenhaalden, is door mijn adem vernietigd. En waarom? spreekt de HEER van de hemelse machten. Omdat mijn huis nog altijd een ruïne is, terwijl ieder van jullie zich uitslooft voor zijn eigen huis. 10 Daarom onthoudt de hemel jullie zijn dauw en brengt de aarde niets meer op. 11 Ik heb het land en de bergen, het koren, de wijn en de olie, al wat de aarde opbrengt, ieder mens en elk dier, en alles wat jullie moeizaam tot stand hebben gebracht, met droogte getroffen.’ 12 Zerubbabel, zoon van Sealtiël, en Jozua, zoon van Josadak en hogepriester, en wie er van het volk nog over waren, luisterden naar de oproep die de HEER, hun God, had gedaan; ze luisterden naar de woorden van de profeet Haggai, die door de HEER, hun God, gezonden was. En het volk werd vervuld van vrees voor de HEER. 13 Maar Haggai, de bode van de HEER, zei in opdracht van de HEER tot het volk: ‘Ik ben bij jullie-spreekt de HEER.’ 14 Zo zette de HEER Zerubbabel, zoon van Sealtiël en gouverneur van Juda, en Jozua, zoon van Josadak en hogepriester, en wie er van het volk nog over waren, ertoe aan te beginnen met het herstel van de tempel van de HEER van de hemelse machten, hun God. 15 Ze gingen aan het werk op de vierentwintigste dag van de zesde maand. (NBV)

Vandaag lezen we uit het 12 profetenboek het verhaal van de profeet Haggai, het verhaal over tijd en tijden. Heel nauwkeurig wordt aangegeven welke dag het is, over wanneer het begonnen is. Uiteindelijk heeft het verhaal van Haggai zich in vier maanden afgespeeld. Tijd is ook wat het verhaal van Haggai verbindt met het verhaal van Sefanja dat er in het 12 profetenboek aan vooraf gaat. Wij zijn misschien gewend om de verhalen van de 12 zogenaamde kleine profeten als aparte boeken te lezen maar in de Hebreeuwse Bijbel vormen ze 1 boek en dat is niet voor niks. In het midden staat het verhaal van Jona de profeet die het allemaal helemaal niks vond. Dat is maar niks als menselijk. Dat merken we ook direct in het verhaal van Haggai want er wordt wel deftig gesmeten met officiële tijdsaanduidingen, zoals in het tweede jaar van koning Darius, op de eerste dag van de zesde maand, maar al snel blijkt het helemaal niet te gaan om een formele geschiedenis die je zou kunnen terug lezen en kinderen uit het hoofd zou kunnen laten leren.

Het geschiedenisverhaal waar Haggai zich mee bemoeit kun je nalezen in het boek Ezra, de eerste 6 hoofdstukken. De vraag is wanneer het volk het tijd zou vinden weer eens aan de God van Israël te denken. Ze zijn teruggekeerd uit ballingschap, ze zijn weer hard aan het werk gegaan. Maar er wordt eerst een huis voor jezelf gebouwd, het werk aan de Tempel hadden ze moeten stilleggen. Het is dus de vraag, wat komt eerst, de zorg voor jezelf, of de zorg voor de zaak van God? Want denk er om die Tempel die in Jeruzalem moet worden gebouwd is niet zomaar een Tempel met een beeld en het brengen van offers om die God tevreden te stellen, om voor jezelf welvaart af te bidden bij een Godheid. De Tempel in Jeruzalem is voor godsdienstoefening. Elke morgen en elke avond oefen je in het delen van wat je hebt. Daar leven de priesters en levieten van. Die Tempel is er ook om recht te kunnen spreken in gedingen tussen burgers, daar zorgen de levieten voor. En een paar maal per jaar ga je naar de Tempel om een maaltijd te houden met je familie, de tempeldienaars, de armen en de vreemdelingen die voor je werken, ook dat is een godsdienstoefening.

De vraag wanneer je nu eens klaar bent met je eigen huis en je gaat werken voor het huis van de Heer van hemel en aarde is dus ook de vraag wanneer je die godsdienst nu eens in de praktijk gaat brengen. Dat de Heidense autoriteiten over stad en land rond Jeruzalem er tegen zijn mag je niet tegenhouden. De vraag wanneer we het liefhebben van de naaste boven onze eigen welvaart zetten mogen wij ons ook wel eens wat vaker stellen. Ook ons leven gaat over zorgen voor onszelf, ons eigen huis, onze eigen welvaart, onze eigen gezondheidszorg, maar een leven in dienst van de Heer van hemel en aarde gaat ook over onze naaste liefhebben als onszelf, over delen met de armsten, het voeden van de hongerigen en samen leven met de vreemdelingen die met ons werken, over het recht verschaffen aan mensen die geen advocaat kunnen betalen, over het beschermen van je naaste tegen besmetting met een dodelijk virus. Het is de hoogste tijd om daar aan te gaan werken wat de tijden of de tijdgeest ons ook voorhouden. Werken voor de God van Israël kan elke dag, ook vandaag weer.

Wees altijd verheugd

1 Tessalonicenzen 5:12-28

12 Wij vragen u, broeders en zusters, diegenen onder u te erkennen die zich op gezag van de Heer ervoor inzetten u te leiden en terecht te wijzen. 13 U moet hun om hun werk veel liefde en respect betonen. Leef in vrede met elkaar. 14 Wij sporen u aan, broeders en zusters, iedereen die zijn dagelijks werk verwaarloost terecht te wijzen, de moedelozen hoop te geven, op te komen voor de zwakken, met iedereen geduld te hebben. 15 Zie erop toe dat niemand kwaad met kwaad vergeldt en streef altijd naar het goede, zowel voor elkaar als voor ieder ander. 16 Wees altijd verheugd, 17 bid onophoudelijk, 18 dank God onder alle omstandigheden, want dat is wat hij van u, die één bent met Christus Jezus, verlangt. 19 Doof de Geest niet uit 20 en veracht de profetieën niet die hij u ingeeft. 21 Onderzoek alles, behoud het goede 22 en vermijd elk kwaad, in welke vorm het zich ook voordoet. 23 Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus. 24 Hij die u roept is trouw en doet zijn belofte gestand. 25 Broeders en zusters, bid ook voor ons 26  en groet elkaar met een heilige kus. 27  In de naam van de Heer verzoek ik u dringend deze brief voor te lezen aan alle broeders en zusters. 28  De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u. (NBV)

Hiermee sluiten we het lezen van het oudste geschrift uit het Nieuwe Testament af. Paulus besluit met de oproep zijn brief aan iedereen voor te lezen en dat gebeurt tot op de dag van vandaag in alle kerken van de wereld. De Bijbel is in bijna alle talen van de wereld vertaald. Maar die vertalingen verschillen. De oproep “Leef in vrede met elkaar” wordt bijvoorbeeld in de Naardense Bijbel vertaalt met “Houdt vrede met elkaar” in dat klinkt toch wat actiever dan de vertaling van de Nieuwe Bijbelvertaling. Ook andere Nederlandse vertalingen kennen deze actieve variant. Vrede houden, zeker in een christelijke gemeente, is een zaak waaraan je moet werken. In de geschiedenis is dat maar al te vaak verkeerd gegaan en daardoor zitten we alleen al in ons land met enkele honderden verschillende kerkgenootschappen en christelijke groeperingen. Geen wonder dus dat Paulus oproept om compassie met de leraars te hebben. Voor hen is het wel het aller moeilijkst de vrede in de gemeente te bewaren.

Zo gemakkelijk worden ze misverstaan. Wie kent nu de wetenschappelijke discussie over de betekenis van Hebreeuws en Grieks en dan nog het Hebreeuws en het Grieks waarin Bijbelboeken zijn geschreven in verschillende tijden door verschillende personen. Het Grieks van Paulus is volgens de geleerden bijvoorbeeld een bijzonder Grieks waarin zijn Hebreeuwse achtergrond duidelijk doorklinkt, ongeveer zoals Allochtone schrijvers hun moedertaal laten doorklinken in hun Nederlandse romans. Voordat we dus in discussie gaan over betekenis en toepassing van de schrift hebben we wat af te studeren. Altijd naar het goede te streven is misschien toch wat sneller te begrijpen. Alles onderzoeken en het goede daaruit te behouden is weer wat moeilijker. De kerken hebben in de loop van de geschiedenis allerlei wetenschappelijke terreinen proberen af te sluiten omdat ze gevaarlijk zouden kunnen zijn voor het geloof.

Maar wat houdt je nu eigenlijk af van het vertrouwen dat de armen bevrijdt zullen worden? Toch niet het wetenschappelijk onderzoek dat voor de evolutieleer meer bewijzen vindt dan voor een scheppingsverhaal of een ontworpen geschiedenis? We mogen in elk geval blij zijn met wat we hebben. Die levenshouding kan ons behoeden voor het mee gaan doen in de race voor winst en profijt, voor hebben en houden dat tegenwoordig de overhand heeft. Niet het delen met anderen en genieten van wat we hebben, maar desnoods leningen afsluiten die je diep in de schulden brengen om het nieuwste van het nieuwste te krijgen. Een voorbeeld van een gemeenschap waarin men in vrede met elkaar weet te leven en niet met stenen en vuurwerk discussies hoeft te voeren hebben we meer dan ooit nodig. Paulus raad ons aan het kwaad te vermijden, dit kwaad is voor iedereen te vermijden en het vermijden van het schuldenkwaad is ook aan iedereen duidelijk te maken. Draag het dus uit.

Vluchten is dan onmogelijk.

1 Tessalonicenzen 5:1-11

1 Broeders en zusters, ik hoef u niet te schrijven over het moment waarop dit zal gebeuren, 2 want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. 3 Als de mensen zeggen dat er vrede en veiligheid is, worden ze plotseling getroffen door de ondergang, zoals een zwangere vrouw door barensweeën. Vluchten is dan onmogelijk. 4  Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief, 5  want u bent allen kinderen van het licht en van de dag. Wij behoren niet toe aan de nacht en de duisternis, 6  dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn. 7 Wie slaapt, slaapt ‘s nachts, en wie zich bedrinkt, is ‘s nachts dronken; 8 maar laten wij, die toebehoren aan de dag, op onze hoede zijn, omgord met het harnas van geloof en liefde, en getooid met de helm van de hoop op redding. 9 Want Gods bedoeling met ons is niet dat wij veroordeeld worden, maar dat wij gered worden door onze Heer Jezus Christus. 10 Hij is voor ons gestorven opdat wij, of we nu op aarde zijn of gestorven zijn, samen met hem zullen leven. 11 Dus troost elkaar en wees elkaar tot voorbeeld, zoals u trouwens al doet. (NBV)

In de dagen van Paulus kwam er in het Romeinse Rijk een Perzische godsdienst op die heel populair zou worden. Eigenlijk zo populair dat de grondgedachten van die Heidense godsdienst ook in het Christendom een rol zouden gaan spelen. Het was de godsdienst van Zaratustra. Grondgedachte was dat er een voortdurende strijd gaande was tussen Goed en Kwaad, tussen de goden van goed en kwaad, en dat de mensen zouden moeten meevechten om bij de eindoverwinning mee te kunnen profiteren van die overwinning. In dit gedeelte van de brief aan de mensen in het Griekse Tessalonica kunnen we lezen dat Paulus dat beeld eigenlijk verwerpt. Als kinderen van het Licht hebben we eigenlijk weinig of niks te maken met de strijd tegen het kwaad. De overwinning is immers al behaald voordat de strijd begonnen was. De Liefde was van voor de schepping van Hemel en Aarde gelijk aan de God die de Hemel en Aarde geschapen heeft en van die Schepping staat geschreven dat God zag dat het goed was.

Dat kwaad kwam in de wereld door het gedrag van de mensen zelf, als mensen zich weer door de liefde laten lijden zal het kwaad uiteindelijk ook weer verdwijnen. Omgord met het Harnas van geloof en liefde en getooid met de Helm van de hoop is de dag van de overwinning ook niet iets van een verrassing, die dag die komt, wat ons betreft vandaag nog. Juist in de Liefde voor de naaste ligt de redding. Dat was immers de ontdekking van het volk in de woestijn, door een onvoorwaardelijke liefde voor elkaar, bereidheid om alles te delen voor elkaar, kun je het in de woestijn uithouden en de woestijn doorkomen. Dat kwade is dus niet belangrijk. Paulus hamert er in vele brieven op je niet met het kwade bezig te houden maar met het goede. Het kwade is te verdrijven niet door het te bestrijden maar door het goede te doen en niet dan het goede. Dat is het harnas van Liefde en Geloof, uit liefde doen we dit en we vertrouwen er op dat het zo ook zal gaan.

Hoop hebben we nodig om het vol te houden, om het uit te houden in een wereld waar mensen steeds weer de neiging hebben het kwade te volgen, eigenbelang en de goden van winst en profijt voorop te stellen. De gemeente in Tessalonica had het helemaal door. Ze waren elkaar al tot voorbeeld. Ze hielden elkaar wakker en scherp als het ging om de zorg voor de armen in de stad, de verbondenheid met de slaven, de weduwen en de wees, het helpen van de zieken, het troosten van de stervenden en de bedroefden, het voeden van de hongerigen en het kleden van de naakten. Juist dat maakte hen vrij van onderdrukking, daar heb je geen andere overheid voor nodig dan God, dan is er geen Tempel en geen Priester die je zal moeten helpen, de hulp komt van broeders en zusters om je heen. Zo gaat het tot vandaag toe.