De proef op de som

Daniël 1:1-21

1 In het derde regeringsjaar van Jojakim, de koning van Juda, trok Nebukadnessar, de koning van Babylonië, op naar Jeruzalem en belegerde de stad. 2 De Heer leverde Jojakim, de koning van Juda, aan hem uit en gaf hem een deel van de voorwerpen van Gods tempel in handen. Hij nam ze mee naar Sinear, naar de tempel van zijn eigen god, en liet ze daar in de schatkamer zetten. 3 De koning gaf het hoofd van zijn eunuchen, Aspenaz, opdracht een aantal Israëlieten van koninklijke en voorname afkomst naar zijn paleis te brengen. 4 Het moesten jongemannen zonder lichamelijke gebreken zijn, aantrekkelijk om te zien, rijk aan kennis, ontwikkeld en met een scherp verstand, en bovendien geschikt om aan het hof te dienen. Aspenaz moest hen onderwijzen in de geschriften en de taal van de Chaldeeën. 5 De koning wees hun een dagelijkse hoeveelheid toe van de spijzen en de wijn van zijn tafel. Na drie jaar onderricht zouden ze in dienst van de koning treden.6 Onder hen waren enkele Judeeërs: Daniël, Chananja, Misaël en Azarja. 7 Maar de hoofdeunuch gaf hun andere namen; Daniël noemde hij Beltesassar, Chananja Sadrach, Misaël Mesach en Azarja Abednego. 8 Daniël was vastbesloten zich aan de reinheidsvoorschriften te houden en hij vroeg de hoofdeunuch toestemming zich van de spijzen en de wijn van de tafel van de koning te onthouden. 9 God zorgde ervoor dat de hoofdeunuch Daniël gunstig gezind was. 10 Toch zei de hoofdeunuch tegen hem: ‘Ik ben bang voor mijn heer, de koning; hij heeft bepaald wat jullie zullen eten en drinken, en als hij vindt dat jullie er slechter uitzien dan jullie leeftijdsgenoten zal hij mij daarvoor verantwoordelijk stellen.’ 11 Daarop richtte Daniël zich tot de kamerheer die de hoofdeunuch aan hem en aan Chananja, Misaël en Azarja had toegewezen: 12 ‘Neem de proef op de som en laat uw dienaren tien dagen alleen groente eten en water drinken.
13 Vergelijk ons uiterlijk daarna met dat van de jongemannen die de koninklijke spijzen eten, en beslis dan over uw dienaren op grond van wat u ziet.’ 14 De kamerheer ging op het voorstel in en gaf hun tien dagen. 15 Aan het eind van de tien dagen zagen zij er gezonder en beter doorvoed uit dan alle jongemannen die de koninklijke spijzen voorgezet hadden gekregen. 16 Dus diende de kamerheer hun geen koninklijke spijzen en wijn meer op, maar gaf hij hun alleen nog groente. 17 En God schonk de vier jongemannen wijsheid, kennis en verstand van alle geschriften; bovendien was Daniël bij machte alle mogelijke visioenen en dromen uit te leggen. 18 Toen de door de koning vastgestelde tijd verstreken was, leidde de hoofdeunuch alle jongemannen voor Nebukadnessar. 19 De koning sprak met hen, en niemand kon zich met Daniël, Chananja, Misaël en Azarja meten. Zij traden in dienst van de koning. 20 En over welke kwestie van wijsheid of inzicht de koning hen ook raadpleegde, hij vond hen tien keer zo voortreffelijk als alle magiërs en bezweerders in heel zijn rijk. 21 Daniël bleef aan het hof tot het eerste jaar van het koningschap van Cyrus. (NBV)

Vandaag beginnen we te lezen in het boek Daniël. Er wordt vaak gesproken over Daniël als over een profeet maar in de Hebreeuwse Bijbel hoort het boek Daniël niet bij de boeken van de profeten maar bij de geschriften. Het boek lijkt zowel op een geschiedenisboek als op een profetenboek waarin geschetst wordt hoe de ontwikkelingen in de wereld af zullen lopen als je ze vanuit het perspectief van de God van Israël bekijkt. Het boek Daniël is bij uitstek het boek van de hoop in de Bijbel. Hoe zwart de omstandigheden ook zijn, er is altijd hoop op betere tijden. Het volk Israël ontleent die hoop aan de belofte van de God van Israël dat het volk uiteindelijk zal wonen in een land overvloeiende van melk en honing in een wereld waar alle tranen gedroogd zullen zijn en de dood er niet meer zal zijn. Die troost was zeker nodig toen het volk uit ballingschap was teruggekeerd maar het land bezet werd door wrede Griekse heersers. Men neemt aan dat in die dagen het boek Daniël zijn definitieve vorm heeft gekregen. Het verhaal begint ogenschijnlijk onschuldig. Jeruzalem was veroverd door de koning van Baylonië. Die had de schatten van de Tempel meegenomen en in een Tempel van zijn eigen god gezet. Ook was hij zo slim geweest zijn eigen ambtenarenapparaat te versterken met de slimste jonge mannen van Israël.

Vier slimme en gezonde jonge mannen werden uitgekozen om opgeleid te worden tot bestuurder voor Babel. Ze zouden goed verzorgd worden en het zou ze aan niets ontbreken. Ze kregen ook nieuwe namen, namen die te maken hadden met de godsdienst van Babel en die ze eigenlijk inlijfden in de nieuwe cultuur waar ze deel van zouden uitmaken. En daar haakte er iets bij Daniël, want hij was Jood en wilde Jood blijven. Hoe je wordt aangesproken door een ander kun je niet veranderen, maar waar haal je dan je eigen identiteit nog vandaan? Voor Daniël lag de sleutel in de spijswetten Die spijswetten uit de Tora, de eerste vijf boeken van het oude testament worden hier reinheidsvoorschriften genoemd. En rein was volgens de Wet van de God van Israël alles dat apart gesteld was ter ere van God en dat geen gebrek vertoonde. Dat Daniël en zijn vrienden alleen water en groente zouden mogen eten was zwaar overdreven. De Wetten zoals ze staan opgeschreven geven heel wat meer ruimte. Maar voor hen die kiezen voor het leven, voor respect voor het leven van dieren, is een veganistisch dieeët helemaal zo vreemd niet.

Ook in onze dagen zijn er mensen die er voor kiezen gedurende bepaalde tijden van het jaar alleen verse groenten van het seizoen te eten en water te drinken. Ze reinigen daarmee hun lichaam van alle stoffen die er eigenlijk niet in thuishoren. Ook Daniël en zijn vrienden bleven er zeer gezond bij en toen de opleiding was afgelopen bleken ze slim en gezond te zijn. Over Daniël staat er nog wat extra’s hij kon ook dromen uitleggen en visioenen verklaren. Dat doet denken aan een andere telg uit het geslacht Israël dat het tot een hoge post in een vreemd land zou schoppen. Jozef, die door zijn broers als slaaf was verkocht en onderkoning van Egypte werd door zich de God van zijn vader te herinneren. Kennelijk is er een paralel met Daniël. Voor ons mag het ons aan het denken zetten waar wij apart staan van onze samenleving die op winst en profijt is gericht, waar alles voor winst en profijt moet wijken. Zijn wij te herkennen als gelovigen in de God van Israël wiens godsdienst gebaseerd is op delen van wat je hebt? Daniël stelt ons vandaag de vraag door zijn optreden. Ieder van ons moet zelf een antwoord geven. Maar dat we apart mogen staan door te werken voor het Koninkrijk van de God van Israël staat vast, dat mag ook vandaag weer.

Allen zien hoopvol naar U uit

Psalm 145

1 Een loflied van David. U, mijn God en koning, wil ik roemen, uw naam prijzen tot in eeuwigheid. 2  Elke dag opnieuw wil ik u prijzen, uw naam loven tot in eeuwigheid: 3 ‘Groot is de HEER, hem komt alle lof toe, zijn grootheid is niet te doorgronden.’ 4 Laat geslacht na geslacht van uw schepping verhalen, uw machtige daden verkondigen. 5 Laten zij spreken over de glorie van uw majesteit, ook ik wil uw wonderen bekendmaken. 6 Laten zij getuigen van uw geduchte daden, ook ik wil van uw grootheid vertellen. 7 Laten zij de roem van uw goedheid verbreiden, uw gerechtigheid luid bezingen: 8  ‘Genadig en liefdevol is de HEER, hij blijft geduldig en groot is zijn trouw. 9 Goed is de HEER voor alles en allen, hij ontfermt zich over heel zijn schepping.’ 10 Laten al uw schepselen u loven, HEER, en uw getrouwen u prijzen. 11 Laten zij getuigen van de luister van uw koningschap, spreken over uw machtige werken, 12 aan de stervelingen uw machtige daden verkondigen, de glorie en de glans van uw koningschap: 13 ‘Uw koningschap omspant de eeuwen, uw heerschappij omvat alle geslachten.’ 14 ‘Een steun is de HEER voor wie is gevallen, wie gebukt gaat richt hij op. 15 Allen zien hoopvol naar u uit, u geeft brood, op de juiste tijd. 16  Gul is uw hand geopend, u vervult het verlangen van alles wat leeft. 17 Rechtvaardig is de HEER in alles wat hij doet, zijn schepselen blijft hij trouw. 18 Allen die hem aanroepen is de HEER nabij, die hem roepen in vast vertrouwen. 19 Hij vervult het verlangen van wie hem eren, hij hoort hun klacht en komt te hulp. 20 De HEER waakt over wie hem liefhebben, maar wie hem afwijzen, vaagt hij weg.’ 21 Laat zo mijn mond de lof spreken van de HEER, en alles wat leeft zijn heilige naam prijzen, tot in eeuwigheid. (NBV)

Alle Godlof in deze psalm zou bijna verhullen dat er ook uitgezien wordt naar wat nog moet komen. Elk jaar in september kent de kerk de zogenaamde vredeszondag. We staan dan stil bij hetgeen we moeten doen om de vrede in de wereld dichterbij te krijgen. Vrede zij in elk geval met U. Ook rond de Kerstdagen is de roep om vrede niet van de lucht. David, aan wie deze Psalm is toegeschreven was de vredevorst bij uitstek. Hij wist in Israël niet alleen vrede te brengen maar ook veiligheid. Voor David koning werd kwamen buurvolken elk jaar de oogst van de boeren roven. Af en toe waren er Rechters geweest die telkens een korte periode van vrede wisten te brengen maar het volk verlangde naar een duurzame vrede. De volken hadden daarvoor Koningen. Die konden een permanent leger op de been brengen en daarmee de vrede voor hun volk verzekeren. Israël had een God als Koning. Maar van die God was geen beeld, alleen een aantal richtlijnen voor een vreedzame samenleving. Maar ze kregen een Koning. Alleen die Koning bleef oorlog voeren, die Koning bracht geen vrede.

Toen David Koning werd voerde hij een andere strategie in. Een strategie die ook door wereldmachten werd gebruikt. In elke overwonnen stad legerde David een aantal soldaten van zijn leger en elk volk moest aan Israël belasting betalen. Dat David een meer blijvende vrede had gebracht aan een volk dat zich eigenlijk nooit goed had kunnen verdedigen maakte hem tot de vredevorst, een man naar Gods hart staat er geschreven. Maar kreeg David daarvoor ook de eer? Niet dus. Hij had oorlog gevoerd. Hij had mensen gedood en mensen laten doden. En in de richtlijnen voor de menselijke samenleving staat heel uitdrukkelijk “Gij zult niet doden”. Daarom kon David niet een Tempel voor de God van Israël laten bouwen. In die Tempel immers stond niet een beeld van de God van Israël, nergens was daar een spoor te vinden van een God als de machtigste, van een God die zijn volk tot het voornaamste volk op aarde had gebracht. Integendeel. Er stond een tafel met brood, er stond een kandelaar met zeven armen, er brandde een lamp. En in het binnenste waar niemand mocht komen stond een kist van acaciahout met twee gouden cherubijnen er op. In die kist werden de grondregels voor die samenleving bewaard.

In die Tempel werd ook geofferd. Maar dan niet om die God te voeden of groter te maken maar om te laten zien dat het volk bereid was te delen van hetgeen hen was toegevallen. Daarmee werd de God van Israël de steun van de armen zoals deze Psalm zo lyrisch bezingt. Armen mogen er immers altijd op rekenen dat er mensen zijn die de God van Israël volgen en dus bereid zijn te delen met de minsten, die bereid zijn om mensen die geen kansen meer lijken te hebben de kans geven opnieuw te beginnen. De jubel die in deze Psalm opklinkt doet denken aan het jubeljaar. In dat jaar, elke vijftig jaar opnieuw, zou elke familie die het door God gegeven stukje land in Israël was kwijtgeraakt dat stukje land weer terugkrijgen. Zo zou een menselijke samenleving in stand kunnen blijven. Ook de familie van David had een dergelijk stukje land. Dat lag in Bethlehem, het land van de vader van David, Isaï. Het land waar David als herder achter de schapen was weggeroepen om Koning te worden van Israël. Ooit zouden twee van zijn afstammelingen, Jozef en Maria, weer aan die richtlijn herinneren. Hun plaats was het door God aan de familie gegeven stukje land. En toen ze daarheen gingen en hun zoon baarden klonk opnieuw de Psalm die we vandaag meezingen, ere zij God. En zo  mogen wij elkaar elke dag toewensen: Vrede zij met U!

De twee platen van het verbond

Exodus 34:19-35

19  Alles wat als eerste de moederschoot verlaat behoort mij toe. Ieder eerstgeboren mannelijk dier van je kudde is voor mij, zowel van je runderen als van je schapen en geiten. 20  Elk eerstgeboren veulen van een ezel moet je vrijkopen met een schaap of geit. Koop je het niet vrij, dan moet je het de nek breken. Ook alle oudste zonen moet je vrijkopen.  Niemand mag met lege handen voor mij verschijnen. 21  Zes dagen lang mag je werken, maar op de zevende dag moet je rust houden, ook in de ploegtijd en in de oogsttijd. 22 Vier het Wekenfeest wanneer je de eerste opbrengst van de tarweoogst binnenhaalt, en het Inzamelingsfeest wanneer het jaar ten einde loopt. 23  Driemaal per jaar moeten alle mannen voor de Machtige, de HEER, de God van Israël, verschijnen. 24  Ik zal de andere volken voor jullie verdrijven en je een uitgestrekt gebied geven; niemand zal dan je akkers in bezit durven nemen wanneer je driemaal per jaar op reis gaat om voor de HEER, je God, te verschijnen. 25 Als je een offerdier voor mij slacht, mag het bloed van het dier alleen vloeien wanneer er niets aanwezig is dat zuurdesem bevat, en van het offerdier voor het pesachfeest mag niets tot de volgende morgen bewaard worden. 26 De allereerste opbrengst van je akker moet je naar het heiligdom van de HEER, je God, brengen. Een geitenbokje mag je niet koken in de melk van zijn moeder.’ 27  De HEER zei tegen Mozes: ‘Stel deze geboden op schrift, want op grond van deze geboden sluit ik met jou en de Israëlieten een verbond.’ 28   Veertig dagen en veertig nachten bleef Mozes daar bij de HEER, zonder te eten of te drinken. En hij schreef de tekst van het verbond, de tien geboden, op de platen. 29 Mozes daalde de Sinai af, met de twee platen van het verbond bij zich. Hij wist niet dat zijn gezicht glansde doordat hij met de HEER had gesproken. 30 Toen Aäron en de andere Israëlieten de glans op Mozes’ gezicht zagen, durfden zij niet naar hem toe te gaan, 31  maar Mozes riep hen bij zich. Aäron en de leiders van het volk kwamen bij hem en Mozes sprak met hen. 32 Daarna kwamen ook de andere Israëlieten. Hij droeg hun op zich te houden aan alles wat de HEER hem op de Sinai gezegd had. 33 Toen hij uitgesproken was, bedekte hij zijn gezicht met een doek. 34  Steeds wanneer Mozes voor de HEER verscheen om met hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten kwam. Als Mozes de Israëlieten dan zei wat hem opgedragen was, 35 zagen zij hoe zijn gezicht glansde. Daarna bedekte hij zijn gezicht met de doek, totdat hij opnieuw met de HEER ging spreken. (NBV)

In het Bijbelstuk dat we vandaag lezen staat dat je tenminste drie maal per jaar naar het hart van het verbond uit de woestijn moet gaan. Hier wordt nog bedoeld dat alle mannen naar de Tabernakel moeten. In het boek Deuteronomium wordt dit gedeelte van het verbond uitgebreid voor mensen die al in het beloofde land wonen. Ook daar staat dat je drie maal per jaar naar God moet komen, maar die ontmoet je dan in de Tempel in Jeruzalem. En alleen je daar laten zien is niet genoeg. Je moet er een maaltijd houden. Met de Priesters en Levieten van de Tempel. Maar ook met je familie, je meiden en knechten, je slaven en slavinnen, de armen uit je dorp en de vreemdelingen die bij je wonen. Kennelijk moeten we wat vaker in beweging komen en blijven om gerechtigheid voor de armen ook echt af te dwingen. Dan neemt niemand meer ons onze akkers af. Die drie bezoeken aan de Tempel vallen samen met de drie oogstfeesten waar ook hier sprake van is.

Het eerste is het feest voor het begin van de gerstoogst. Gerst is het voedsel voor de armen. Om te laten zien dat je die oogst niet binnen haalt om er alleen zelf rijk van te worden laat je van het eerste deel zien dat je dat van God gekregen hebt en bereid bent om met God te delen. Op dat feest wordt de bevrijding uit Egypte gevierd. Het is het Pesachfeest, met ongezuurd brood en een geslacht lam dat je mag braden maar ook direct moet opeten. Het tweede feest is het begin van de tarweoogst. Tarwe is luxe dat is voor de rijken, maar ook van die oogst mag je laten zien dat je die van God hebt gekregen en bereid bent te delen met Gods kinderen. Dat feest is het Wekenfeest en dan wordt gevierd dat in de Woestijn God een verbond sloot met zijn volk, een verbond dat zou leiden naar een overvloed van melk en honing. Het derde feest kennen wij niet meer zo. Het viert het begin van fruitoogst in het najaar. Ook dit is van God ontvangen en is er voor om gedeeld te worden.

Het volk viert in het najaar dat het in gebrekkige tenten door de woestijn trok, waar God zorgde voor voldoende eten en drinken. Mozes straalde toen hij eindelijk richtlijnen van het verbond op de stenen platen had en het volk zo ver dat ze het accepteerden. Tien simpele regels. Geen andere Goden, geen beelden van God maken, niet zomaar zeggen dat God het wel zou willen, één dag in de week rusten, vader en moeder in ere houden, niet liegen, niet stelen, niet moorden, niet ontrouw zijn, niet jaloers zijn op een ander. Simpele regels die een heel volk in beweging zouden zetten. Regels die de wereld op z’n kop zouden moeten zetten. Want wat is dat nu voor een Godsdienst die niet meer zegt over de dienst aan God dan deze 10 regels. Dat land waar de Bijbel van droomt, het land waar voor iedereen te eten is, waar alle leed geleden en alle strijd gestreden is, ligt dus voor de hand. Het ligt 10 regels verder en de bereidheid om alles wat je toevalt te delen met God en met zijn kinderen. Begin er maar eens mee.

Genadig, geduldig, trouw en waarachtig

Exodus 34:1-18

1 De HEER zei tegen Mozes: ‘Hak twee stenen platen uit, gelijk aan de vorige. Dan zal ik op die platen de geboden schrijven die ook op de eerste stonden, die jij stukgegooid hebt. 2 Morgenvroeg moet je gereed zijn, want dan moet je de Sinai op gaan. Kom daar, op de top van de berg, bij mij. 3 Laat niemand met je mee naar boven gaan, op de hele berg mag niemand te zien zijn, en ook de schapen, geiten en runderen mogen niet in de nabijheid van de berg grazen.’ 4  Mozes hakte twee stenen platen uit, net als de vorige, en ‘s morgens ging hij in alle vroegte de Sinai op, zoals de HEER hem had opgedragen. De twee stenen platen droeg hij bij zich. 5 De HEER daalde neer in een wolk, hij kwam naast Mozes staan en riep de naam HEER uit. 6  De HEER ging voor hem langs en riep uit: ‘De HEER ! De HEER ! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, 7 die duizenden geslachten zijn liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft, maar niet alles ongestraft laat en voor de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen laat boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.’ 8 Onmiddellijk viel Mozes op zijn knieën en boog zich neer. 9 ‘Als u mij goedgezind bent, Heer, ‘zei hij, ‘trekt u dan met ons mee, ook al is dit volk onhandelbaar. Schenk ons vergeving voor onze schuld en zonde en maak ons tot uw eigen bezit.’ 10 De HEER antwoordde: ‘Ik wil een verbond sluiten. Voor de ogen van heel je volk zal ik zulke wonderbaarlijke daden verrichten als er onder geen enkel volk op aarde ooit verricht zijn, en het hele volk dat bij jou is, zal zien welke ontzagwekkende dingen ik, de HEER, voor jou zal doen. 11 Jullie moeten je houden aan de geboden die ik je vandaag geef. Ik zal de Amorieten, de Kanaänieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten voor je verdrijven. 12 Wacht je ervoor een verbond te sluiten met de inwoners van het land waarheen je op weg bent, want dat zou jullie ondergang zijn. 13 Breek hun altaren af, verbrijzel hun gewijde stenen en hak hun Asjerapalen om, 14 want jullie mogen niet voor een andere god neerknielen. De HEER, de Afgunstige, duldt immers geen andere goden naast zich. 15 Sluit geen verbond met de inwoners van dat land, want wanneer die zich met hun goden afgeven en offers aan hen brengen, zouden ze jullie uitnodigen om aan hun offermaaltijden deel te nemen. 16 En als jullie uit hun dochters voor je zonen vrouwen kiezen, en die vrouwen geven zich met hun goden af, zullen ze ook je zonen daartoe verleiden. 17 Maak geen godenbeelden. 18 Vier steeds het feest van het Ongedesemde brood, en wel op de daarvoor vastgestelde dagen van de maand abib, de maand waarin jullie weggetrokken zijn uit Egypte. Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, zoals ik je heb opgedragen. (NBV)

Hoe vaak krijgen mensen echt een tweede kans nadat ze fouten hebben gemaakt? Die rechercheur uit Maastricht die na 37 jaar trouwe dienst een fiets stal op zijn werk in elk geval niet Trouwe Bijbellezers lezen vandaag dat Mozes opnieuw een verbond met God mag sluiten, nieuwe stenen platen voor de kist in de Heilige Tent. Die eerste fout was niet de fout van Mozes, het was de fout van het volk dat te weinig vertrouwen in die God had gehad, en van Aäron die te gemakkelijk met dat volk meeging. De ene heerser inruilen voor de andere levert in de geschiedenis voor geen enkel volk een voordeel op dus ook nu niet. Het verbond dat Mozes zal gaan sluiten en dat we een andere keer zullen lezen laat daar geen twijfel over.

De eerste benadering laat ruimte voor samen, die bevrijding is te delen, en geeft de mogelijkheid voor ommekeer, een heerser kan altijd nog dienaar worden. Een geknecht volk kan zich altijd bevrijden. Een tweede kans is altijd aanwezig. Nationalisme leidt altijd tot de vraag of het wat uitmaakt of je van de kat of van de hond gebeten wordt, die bevrijding is ook niet te delen, je hoort er bij of niet, je kunt er nooit bij gaan horen. Op die tweede kans heeft elke veroordeelde recht was het oordeel van het Europese Hof. Wij moeten voor mensen die tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld zijn daarvoor nog een goede vorm vinden.

Maar een tweede kans is ook de norm die ons voorgehouden is door dat verbond dat in de woestijn werd gesloten. Alleen fanatieke radicalen gunnen niemand een tweede kans, hoewel ook de profeet Mohammed zijn nieuwe godsdienst pas te vuur en te zwaard verdedigde nadat hij zijn met geweld optredende vijanden nog een kans had geboden op bekering, of overgave, beginnen de terroristen van New York, Madrid en Londen met het doden van mensen waarvan ze denken hen als hun vijand  te moeten beschouwen, ook al beschouwen die mensen hen helemaal niet als vijand. Het onderscheid tussen hen en ons is de tweede kans, zoveel hebben we tenminste van die God van Mozes wel geleerd. Zelfs terroristen verdienen een tweede kans.

Jou ben ik goedgezind

Exodus 33:12-23

12 Mozes zei tegen de HEER: ‘U draagt mij wel op het volk verder te laten trekken, maar u hebt mij niet laten weten wie u met mij mee zult sturen, terwijl u toch gezegd hebt: “Jou heb ik uitgekozen, jou ben ik goedgezind.”13 Als dat werkelijk zo is, laat mij dan weten wat uw plannen zijn. Dan leer ik u kennen en weet ik zeker dat u mij goedgezind bent. Vergeet toch niet dat deze mensen uw volk zijn.’ 14 De HEER antwoordde: ‘Moet ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen?’ 15 Mozes zei: ‘Als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken. 16 Hoe zou moeten blijken dat u mij goedgezind bent, mij en ook uw volk, tenzij u met ons meegaat? Alleen dan nemen wij immers een bijzondere plaats in onder de volken die de aarde bewonen.’ 17 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik verzeker je dat ik zal doen wat je vraagt, want ik ben je goedgezind en ik heb je uitgekozen.’ 18 ‘Laat mij toch uw majesteit zien, ‘zei Mozes. 19 Hij antwoordde: ‘Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen: ik schenk genade aan wie ik genade wil schenken, en ik ben barmhartig voor wie ik barmhartig wil zijn. 20  Maar, ‘zei hij, ‘mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan mij zien en in leven blijven.’ 21 Toen sprak de HEER: ‘Er is een plaats op de rots waar je dicht bij mij kunt komen staan. 22  Als dan mijn majesteit voor je langs gaat, zal ik je in een kloof laten schuilen en mijn hand beschermend voor je houden tot ik voorbij ben. 23  Als ik mijn hand weghaal, zul je mij van achteren zien; mijn gezicht mag niemand zien.’ (NBV)

Vertalingen maken het soms moeilijk om te begrijpen wat er eigenlijk staat. Toen Mozes in het begin van zijn verhaal met God vroeg hoe God heette, goden hebben immers namen, was het antwoord “Ik zal er zijn”, zo kun je nauwelijks iemand noemen en de manier waarop het oorspronkelijk is opgeschreven is dan ook onuitspreekbaar. Het is dan ook onvoorstelbaar, een God waarvan je je geen beeld kunt vormen, die niet een naam heeft als andere Goden, maar die belooft altijd bij je te zijn. Een God ook die in het centrum van het heiligdom voor die God een kist laat zetten met daarin de tekst van het wederzijdse verbond tussen het volk en die God. Dat verbond werd gesloten in het hart van de woestijn. God liefhebben is hetzelfde als je naaste liefhebben als jezelf is de kern van dat verbond.

Lezers van dit verhaal zijn die God “Heer” gaan noemen. Je wilt toch niemand anders als baas, als machthebber, als aanvoerder, als leider, als manager, dan iemand die er altijd voor jou zal zijn en die als wet heeft dat je je naaste moet liefhebben als jezelf. Jezelf liefhebben mag dus ook, als je je naaste maar even lief hebt. Als het volk een eigen gouden god heeft gemaakt twijfelt Mozes of “Ik zal er zijn” nog wel mee wil met dit volk. Mozes daagt God daarom uit om zich als Heer, als koning, als majesteit te laten zien. En God neemt de uitdaging aan, een leider van een volk die zo overduidelijk dat leiderschap alleen maar ziet als dienst aan het volk, die het voor het volk opneemt als dat volk de fout in gaat beantwoord aan dat verbond uit de woestijn als geen ander. Die leiders moeten we vandaag de dag met een lantaarntje zoeken.

Geen maximum aan de inkomens maar de verhoging van de BTW blijft in stand. Met een fooi tracht men al die mensen af te kopen die in beweging kwamen tegen de armoede. Het lijkt er op dat mensen met een gewoon inkomen er op vooruitgaan, maar hun boodschappen worden duurder dus gaan ze er op achteruit. Over eerlijke handelsvoorwaarden werd niet gesproken. Het is dus weer aan onszelf om de wet van eerlijk delen, van rechtvaardigheid in het midden van de discussie te stellen. Alle keren dat we politici van welke partij ook tegenkomen zullen we moeten vragen naar een eerlijker handelssysteem. Stap komende week eens binnen bij een wereldwinkel of Fair Trade zaak in de buurt. Die mensen weten hoe de prijsverschillen tot stand zijn gekomen, waar de concurrentie oneerlijk is. Dan leidt God zelf ons uit de wereld van armoede en ongelijkheid naar een wereld van vrede en recht.

Een onhandelbaar volk

Exodus 33:1-11

1 De HEER zei tegen Mozes: ‘Vertrek van hier, met het volk dat je uit Egypte hebt weggeleid, en ga naar het land waarvan ik Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven, 2-3 een land dat overvloeit van melk en honing. Ik zal een engel voor je uit sturen en ik zal de Kanaänieten, de Amorieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten verdrijven. Maar ik trek niet met jullie mee, want jullie zijn een onhandelbaar volk en ik zou jullie daarom onderweg kunnen doden.’ 4 Toen het volk deze onheilstijding hoorde, ging het in de rouw; niemand deed sieraden om. 5 De HEER had Mozes namelijk opgedragen tegen de Israëlieten te zeggen: ‘Jullie zijn een onhandelbaar volk. Als ik ook maar een ogenblik met jullie mee zou reizen, zou ik je al doden. Doe daarom je sieraden af, dan zal ik besluiten wat ik met jullie zal doen.’6  Vanaf de dag dat ze de Horeb verlieten, droegen de Israëlieten daarom geen sieraden. 7 Mozes sloeg steeds buiten het kamp, op ruime afstand ervan, een tent op die hij de ontmoetingstent noemde. Ieder die de HEER wilde raadplegen, ging naar de ontmoetingstent buiten het kamp.8 Telkens als Mozes zich erheen begaf, gingen allen voor de ingang van hun tent staan en keken Mozes na tot hij naar binnen was gegaan. 9 Zodra hij in de tent was daalde de wolkkolom neer, en deze bleef bij de ingang staan. Dan sprak de HEER met Mozes. 10 Wanneer het volk de wolkkolom bij de ingang van de tent zag staan, boog ieder zich voor de ingang van zijn tent neer. 11 De HEER sprak persoonlijk met Mozes, zoals een mens met een ander mens spreekt. Daarna keerde Mozes terug naar het kamp, maar zijn jonge dienaar Jozua, de zoon van Nun, verliet de tent niet. (NBV)

Het lijkt al weer lang geleden maar ooit was VVD Minister Hogervorst van volksgezondheid het zat. Dat volk van Nederland bleef maar morren. Voegde hij de particuliere en de ziekenfondsverzekering samen tot een nieuw zorgstelstel werden ze boos omdat ze een heleboel geld moesten voorschieten om dat later van de belastingdienst terug te krijgen. Probeerde hij wat concurrentie in de gezondheidszorg te krijgen werd het volk boos omdat ze zelf niet meer hun huisarts, apotheek en ziekenhuis konden kiezen omdat hun verzekeraar mocht uitmaken met wie ze een contract zouden sluiten. Het is niet goed of het deugt niet. Ook in het verhaal uit Exodus word gesproken over een onhandelbaar volk. Je houd je in de woestijn samen aan de richtlijnen die Mozes je heeft voorgehouden of het wordt je dood.

Het overtreden van de regel van heb je naaste lief als hoogste dienst aan God en geen beelden van die God maken en zo voert toch wel heel snel tot de dood. Daarom wordt de heilige tent niet meer in het midden van het volk geplaatst maar aan de rand ervan. Daarmee wordt de tent overigens meer bijzonder want iedereen gaat kijken als Mozes er plechtig naar toe gaat. Het voert uiteindelijk wel naar het land overvloeiende van melk en honing staat er. En dat was bij minister Hogervorst toch wat moeilijker te geloven. Die marktwerking, die bewustwording van hoeveel het wel niet kost, die bezuinigingen leiden niet tot meer gezondheid maar tot meer overlast. Het resultaat is een voor velen onbetaalbare eigen bijdrage en kosten voor de gezondheidszorg die de pan uitrijzen.

En de matiging van het loon, het opgeven van het vroegpensioen, de afschaffing van tal van uitkeringen, het veroordelen tot de bedelstaf van gehandicapten en chronisch zieken voerde kennelijk tot de mogelijkheid de lonen van ministers en staatssecretarissen met 30 procent te verhogen. Bij de kloof tussen politici en volk wordt wel eens gesproken over zakkenvullers, een scheldwoord dat ten onrechte aan politici wordt meegegeven. Politici werken er hard voor, dat staat buiten kijf, maar geen wet maken tot beperking van exorbitante salarisverhogingen, een verhoging die ze zouden verbieden als die in een CAO stond, lijkt toch wel erg op exorbitante zelfverrijking. Zo’n wet staat wel erg veel af van je naaste liefhebben als je zelf als je de naasten vraagt met wat minder genoegen te nemen. Kennelijk is het volk nog niet onhandelbaar genoeg voor deze regering en de nieuwe regering die in de maak is.

Luid gejoel- dat hoor ik

Exodus 32:15-35

15 Mozes keerde zich om en ging de berg af. De twee platen met de verbondstekst droeg hij bij zich. Aan beide kanten waren ze beschreven, aan de voorkant en aan de achterkant. 16  De platen waren Gods eigen werk en het schrift dat erin gegrift was, was Gods eigen schrift. 17 Toen Jozua het geschreeuw van het volk hoorde, zei hij tegen Mozes: ‘Ik hoor strijdkreten in het kamp!’ 18 Maar Mozes zei: ‘Dat is geen gejuich na een overwinning en geen geweeklaag na een nederlaag. Luid gejoel-dat hoor ik.’ 19 Dichter bij het kamp gekomen, zag hij het stierenbeeld en het gedans. Woedend smeet hij de platen aan de voet van de berg aan stukken. 20 Hij greep het stierenbeeld, gooide het in het vuur en verpulverde het. De as strooide hij op het water, en dat liet hij de Israëlieten drinken. 21 Tegen Aäron zei hij: ‘Wat heeft dit volk je misdaan, dat je zo’n zware schuld op hen geladen hebt?’ 22 ‘Ik smeek je je woede te bedwingen, ‘antwoordde Aäron. ‘Je weet dat dit volk alleen maar kwaad wil. 23 Ze zeiden tegen mij: “Maak een god voor ons die ons kan leiden, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft gehaald, weten we niet.” 24 Toen ik hun om goud vroeg, deden ze meteen hun sieraden af en gaven ze aan mij. Ik gooide ze in het vuur en toen kwam dat kalf eruit te voorschijn.’ 25 Mozes begreep dat het volk zich had laten gaan omdat Aäron niet ingegrepen had, en dat hun vijanden daarom de spot met hen zouden drijven. 26 Hij ging bij de ingang van het kamp staan en zei: ‘Wie voor de HEER kiest, moet hier komen.’ Alle nakomelingen van Levi voegden zich bij hem. 27 Hij zei tegen hen: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Gord je zwaard om, jullie allemaal, doorkruis het kamp in de volle lengte en breedte en dood iedereen die je tegenkomt, al is het je broer, vriend of verwant.’ 28  De Levieten deden wat Mozes hun had opgedragen, en zo kwamen er die dag ongeveer drieduizend Israëlieten om. 29  ‘Vandaag hebt u zich aan de HEER gewijd, ‘zei Mozes, ‘door u zelfs tegen uw zonen en broers te keren. U hebt vandaag zijn zegen verworven.’ 30 De volgende morgen zei Mozes tegen het volk: ‘U hebt zwaar gezondigd. Toch zal ik de berg op gaan; misschien kan ik de HEER ertoe bewegen u uw zonden niet aan te rekenen.’ 31  Hierop keerde hij terug naar de HEER. ‘Ach HEER, ‘zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt. 32 Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt.’ 33  De HEER antwoordde Mozes: ‘Alleen wie tegen mij gezondigd heeft, schrap ik uit mijn boek. 34 Breng het volk nu naar de plaats die ik je heb genoemd; mijn engel zal voor je uit gaan. Maar op de dag van de verantwoording zal ik hen voor hun zonde ter verantwoording roepen.’ 35 De HEER strafte het volk, omdat ze het kalf hadden gemaakt, het beeld dat Aäron gegoten had. (NBV)

De aanslagen zoals die in de metro van Londen zijn gepleegd kunnen natuurlijk niet hard genoeg veroordeeld worden. Alle aanslagen op onschuldige burgers die zich niet kunnen verdedigen moeten worden veroordeeld. Zo ga je niet met medemensen om. Het stuk uit de Bijbel dat hier boven staat en dat vandaag op het dagelijks leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap staat lijkt wel een dergelijk gedrag te rechtvaardigen. Zij die het gouden kalf hadden aanbeden en de weg van de God van Israël verlaten. door niet op die God te blijven vertrouwen maar zichzelf een God te laten maken, dienen door het zwaard te worden omgebracht. Dat is de redenering ook van fundamentalistische Islamisten, hindoes, boeddhisten en soms zelfs Christenen. Als je dat denkt heb je dit stuk Bijbel toch niet goed gelezen. Degenen die het gouden kalf met geweld willen verdedigen ontmoeten het zwaard van hen die trouw zijn aan Mozes. Maar de rest wordt uit het boek van God geschrapt en het oordeel over hen komt later nog wel eens.

En dat is toch een houding die spoort met de regel van je naaste liefhebben als jezelf. Verdediging is goed, arresteren van verdachten, onderzoeken van goederen, bagage in treinen en op vliegvelden. Maar het haten van groepen mensen en hen uitsluiten hoort er absoluut niet bij, laat staan geweld gebruiken. En als je er een beetje over nadenkt dat lijkt het ook wel voor de hand te liggen. Wat er tegen te doen? Je vrienden doe je zoiets als in Parijs en Londen niet aan. Soldaten moeten in een oorlog niet de kans krijgen zich te verbroederen met de vijand. Russische troepen in Praag moesten ooit vervangen worden omdat ze te vriendschappelijk werden met de opstandige studenten. Gewone mensen kunnen dit soort aanslagen niet voorkomen, maar wel helpen een klimaat te scheppen waarin dit soort aanslagen minder waarschijnlijk worden.

Dat is elkaar verstaan en respecteren. De leiders op de G8 en de G20 kunnen de wereld en de wereldhandel wat rechtvaardiger maken. Ze kunnen helpen het conflict tussen Israel en de Palestijnen op te lossen. Wij kunnen helpen door kennis te gaan maken met de moslimgemeenschappen in de buurt. Ga vandaag maar eens op bezoek bij een moskee in de buurt. Het gejoel van een losgeslagen menigte mag best omgebogen worden in het gezoem van mensen die echt met elkaar in gesprek zijn gegaan. Aanslagen zoals op een moskee of een islamitische school zijn het helemaal verkeerde antwoord. De hulp die men elkaar daarna in sommige plaatsen heeft geboden helpt die gemeenschap verder geweld te voorkomen en dat is het goede antwoord. Dat kan iedereen en kennelijk is iedereen nodig om de wereld wat veiliger te maken.

Maak een god voor ons

Exodus 32:1-14

1 Het volk wachtte lang op Mozes. Toen hij maar niet van de berg afkwam, verdrongen ze zich om Aäron en eisten van hem: ‘Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.’ 2 Aäron antwoordde: ‘Neem dan uw vrouwen, zonen en dochters hun gouden oorringen af en breng die bij mij.’ 3  Hierop deden alle Israëlieten zonder aarzelen hun gouden oorringen af en gaven die aan Aäron. 4 Alles wat ze hem brachten smolt hij om en hij goot er een beeld van in de vorm van een stierkalf. Het volk riep uit: ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’ 5 Toen Aäron besefte wat er gebeurde, bouwde hij een altaar voor het beeld en kondigde hij aan dat er de volgende dag een feest voor de HEER zou zijn. 6 De volgende morgen vroeg brachten ze brandoffers en vredeoffers. Ze gingen zitten om te eten en te drinken, en stonden daarna op om uitbundig feest te vieren. 7 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich. 8 Nu al zijn ze afgeweken van de weg die ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!”’ 9 De HEER zei verder tegen Mozes: ‘Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. 10 Houd mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren. Maar uit jou zal ik een groot volk laten voortkomen.’ 11 Mozes probeerde de HEER, zijn God, milder te stemmen: ‘Wilt u dan uw toorn laten woeden tegen uw eigen volk, HEER, dat u met sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd? 12 Wilt u dat de Egyptenaren zeggen: “Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg te vagen”? Wees niet langer toornig en zie ervan af onheil over uw volk te brengen! 13 Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie u onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan ik gesproken heb zal ik hun voor altijd in bezit geven.”’ 14 Toen zag de HEER ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij gedreigd had. (NBV)

Het is zo verleidelijk. Een beeld maken van God. Mensen hebben houvast nodig. En alleen die regel dat je je naaste liefhebt is toch een beetje vaag. Ook al worden de voornaamste regels in stenen platen gegraveerd je blijft je toch afvragen waar het vandaan komt. Hebben mensen als Mozes dat zelf verzonnen? Niemand heeft ooit die God gezien waar hij over sprak. Ja, een brandende braambos, daar had hij over verteld, maar dat was geen beeld van zijn God, alleen een belofte. En dus staat de wereld vol beelden die aanbeden worden. Midden in de woestijn maakt ook het volk van Israel zo’n beeld. Een beeld dat volgens hen past bij de God die hen uit de slavernij heeft bevrijd, een beeld ook van een God die ze nodig zullen hebben. Het wordt een kalf, onschuldig en zwak aan de ene kant, maar met een belofte vol van leven en vruchtbaarheid.

In het verhaal van Exodus staat vervolgens een dialoog van Mozes met God, een God die zich kwaad maakt en Mozes die God nog eens wijst waar het allemaal om te doen was, en God die dan berouw krijgt van de kwaadheid. Zelfs Bijbelboekenschrijvers ontkomen er niet aan in woorden een beeld van God te scheppen. Ook bij de fundamentalistische ongelovigen kom je dat tegen. Het programma “God bestaat niet” zit vol met beelden van God. Het is dan ook opgenomen in een Rooms Katholieke kerk, waar vanouds tegemoet wordt gekomen aan de behoefte van een beeld van God door beelden van heiligen te plaatsen, die weliswaar niet God zijn maar toch aangeroepen kunnen worden. De makers van het programma hebben wel door hun aanpak het grootste gelijk van de wereld. De God waar dat programma het over heeft, of de goden, die bestaat of bestaan inderdaad niet. Zodra je een beeld van God maakt zit je fout.

Hoe verleidelijk het ook is. Het enige houvast dat we hebben is de regel dat het om de zwakste mensen gaat. En de belofte dag de God van Israël daar te vinden is. Het is de betekenis van het lege graf waar met Pasen over wordt gesproken. De dood is overwonnen. Ook de dood van armoede, van geweld, van onderdrukking. Niet langer zijn het natuurwetten waar je niks aan kunt veranderen. Maar dat kan alleen met de wet van de rechtvaardige verdeling en voor die wet hebben we tegenwoordig parlementen nodig die we zelf kiezen. Het verhaal van het gouden kalf leert ons daarom dat als we werkelijk de armoede achter ons willen laten, tot geschiedenis willen laten worden we niet moeten blijven bij een popconcert voor een goed doel, maar actief moeten worden en mensen moeten laten stemmen voor rechtvaardig delen, het liefst in de hele wereld.

Besaleël en Oholiab

Exodus 31:1-18

1 De HEER zei tegen Mozes: 2  ‘Ik heb mijn keuze laten vallen op Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda. 3 Ik heb hem uitzonderlijke talenten geschonken, wijsheid, vakmanschap en inzicht op allerlei gebied: 4  hij kan ontwerpen maken en ze in goud, zilver, koper en brons uitvoeren, 5 hij kan stenen snijden en zetten en hout bewerken en hij beheerst ook allerlei andere vaardigheden. 6 Oholiab, de zoon van Achisamach, uit de stam Dan, stel ik als zijn medewerker aan. Allen die hun vak verstaan heb ik wijsheid geschonken, zodat zij alles kunnen maken waartoe ik opdracht heb gegeven: 7  de ontmoetingstent, de ark voor de verbondstekst, de verzoeningsplaat die erop moet liggen, alle voorwerpen voor de tent, 8 de tafel en de voorwerpen die erbij horen, de lampenstandaard van zuiver goud en de bijbehorende voorwerpen, het reukofferaltaar, 9 het brandofferaltaar met het gerei, het wasbekken, het onderstel ervan, 10 de ambtsgewaden, de heilige kleding voor de priester Aäron en de kleding die zijn zonen als priester moeten dragen, 11 de zalfolie en het geurige reukwerk voor het heiligdom. Laat hen alles uitvoeren zoals ik het je heb opgedragen.’ 12 De HEER zei tegen Mozes: 13‘Zeg tegen de Israëlieten: “Neem wel steeds mijn sabbat in acht, want elke generatie opnieuw is die dag voor mij en voor jullie een teken dat eraan herinnert dat ik, de HEER, jullie geheiligd heb. 14  Neem de sabbat in acht, want het is voor jullie een heilige dag. Wie hem schendt, moet ter dood gebracht worden; ieder die dan werkt, moet uit de gemeenschap gestoten worden. 15 Zes dagen mag je werken, maar de zevende dag is het sabbat, een dag van volstrekte rust, die aan de HEER gewijd is. Wie op sabbat werkt, moet ter dood gebracht worden.” 16-17 Generatie na generatie moeten de Israëlieten de sabbat in acht nemen en vieren. Voor mij en hen is die dag een teken van een eeuwigdurend verbond, want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zevende dag heeft hij gerust om op adem te komen.’ 18 Nadat de HEER dit alles op de Sinai tegen Mozes had gezegd, gaf hij hem de twee platen van het verbond, de stenen platen, door Gods vinger beschreven. (NBV)

Wie heeft de Ridderzaal eigenlijk gemetseld? En wie hebben de vlaggen geweven die er binnen hangen en aan die zaal een eigen karakter geven? We weten het niet meer. Zoals we van veel monumenten en ook van moderne gebouwen vergeten zijn wie de werkers waren aan wie we die huizen en gebouwen te danken hebben. Van de Heilige Tent van de Israëlieten weten we wel wie het gebouwd hebben. Besaleël, dat was een zoon van Uri, en kleinzoon van Chur, hij behoorde tot de stam Juda. Zo nauwkeurig staat het in Exodus 31. Hij bouwde de tent en alles wat daarbij hoorde, de ark, de tafel voor het brood, de kandelaar, het wasbekken, het brandofferaltaar en het reukofferaltaar samen met Oholiab uit de stam van Dan, dat was de zoon van Achisamach. Ze maakten ook de zalfolie en het reukwerk dat bij de rituelen gebruikt moest gaan worden. Zo precies wordt er in de Bijbel aandacht aan arbeiders geschonken.

Moet je bij ons eens om komen. Nee we hebben hier wedstrijden voor de raden van bestuur van de ondernemingen wie het meest verdient en wie de grootste bonussen heeft. Bankbestuurders winnen het maar ook de bestuurders van Ahold blazen hun partijtje mee. Bijna allemaal mannen, in het karakteristieke uniform met streepjespak en stropdas en op zondag zo nu en dan te gast bij misdaadverslaggever Harry Mens. De mannen achter de computers die de transacties verrichten op de bank, of de dames achter de kassa die zorgen dat bij de supermarkt het geld binnenkomt worden niet genoemd, voor hen geen bonussen, voor hen een uniform die hen tot werknemer bestempeld en elk individualisme wegneemt. Ja, de zusters en de dokters die pal stonden op het dieptepunt van de coronacrisis krijgen een fooi. Een bedrag dat in geen verhouding staat met de bonussen in het bedrijfsleven. En van een fatsoenlijk salaris is al helemaal geen sprake. Een kleine verhoging van de winstbelasting zou nodig zijn om het te betalen, maar ja dan blijft er geen geld over voor bonussen voor de top.

Er is veel onrust over arbeidsvoorwaarden op dit moment. En dat is geen wonder, hoe hard een werknemer werkt, hoezeer er ook de best wordt gedaan, alleen de raden van bestuur worden er om geprezen en krijgen de bonussen, al hebben ze maanden op hun jacht op de Middellandse Zee gezeten, als de werknemers presteren gaat men de bazen fèteren. Daarom moeten misschien hier en daar de werknemers de straat op om gezien en gehoord te worden. In de Bijbel wordt dan gezegd dat we in elk geval de Sabbath moeten houden, bij ons de Zondag. Hier staat het in de beschrijving van de arbeiders en hun werk. Dat is niet voor niks. Arbeiders zijn geen slaven, al worden ze loonslaven genoemd. Daarom verdienen ze allemaal tegelijk een dag vrij in de week. Zodat ze samen naar een sportwedstrijd kunnen, of de natuur in, of voor sommigen een kerkdienst bezoeken. Dat is geen religieuze zaak, dat is een zaak van respect en waardering voor de arbeiders, ook vandaag nog.

Het oog van een naald

Matteüs 19:23-30

23 Jezus wendde zich tot zijn leerlingen: ‘Ik verzeker jullie: slechts met grote moeite zal een rijke het koninkrijk van de hemel binnengaan. 24 Ik zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 25 Toen de leerlingen dit hoorden, waren ze hevig ontzet en vroegen: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ 26 Jezus keek hen aan en antwoordde hun: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk.’ 27 Daarop vroeg Petrus: ‘Wij hebben alles achtergelaten en zijn u gevolgd. Waar kunnen wij naar uitzien?’ 28 Jezus zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: wanneer de tijd aanbreekt dat alles vernieuwd wordt, wanneer de Mensenzoon in zijn majesteit zal zetelen op zijn troon, zullen ook jullie die mij gevolgd zijn plaatsnemen op de twaalf tronen en rechtspreken over de twaalf stammen van Israël. 29 En ieder die broers of zusters, vader, moeder of kinderen, akkers of huizen heeft achtergelaten omwille van mijn naam, zal het honderdvoudige ontvangen en deel krijgen aan het eeuwige leven. 30 Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten. (NBV)

Jongeren zullen bijna niet meer weten waar je het over hebt als je het over het oog van een naald hebt. Zoveel sokken worden er niet meer gestopt. Als bij ons iets stuk is, zeker als er een gat in een sok zit, gooien we het weg. Zelfs als de knopen van een overhemd springen dan gooien we die maar weg. Gelukkig zijn er af en toe allochtonen die nog weten hoe kleding gerepareerd moet worden. Zij beginnen dan een kledingreparatiewinkel waar je een opengesprongen broeknaad of een ander lekker zittend kledingstuk kunt laten repareren. Maar naalden in huis hebben nee, vroeger wel. Ze leken op de spelden die je in een nieuw overhemd kunt vinden, maar dan iets groter en op de plaats waar die platte kop zit zat een oogje waar je met veel moeite een draad doorheen kon doen. De naald uit het verhaal van Jezus van Jezus van Nazareth, dat Matteüs hier verteld, zou trouwens een klein poortje geweest zijn. Klein om er voor te zorgen dat er geen grote lastdieren doorheen konden.

Zo konden roversbenden de stad niet in en moesten belastingplichtige handelaren de grote en bewaakte poort nemen. Kamelen konden dus al helemaal niet door dat kleine poortje. Rijken horen niet zomaar in het Koninkrijk van God, armen wel. precies het tegenovergestelde van ons Koninkrijk van tegenwoordig. Hier moeten de armen meebetalen om de positie van de rijken veilig te stellen. Hier moeten grootouders meebetalen aan de opvang van hun kleinkinderen zodat hun gescheiden dochters de plicht om te gaan werken na kunnen komen. Hier moeten chronisch zieken en gehandicapten een groter deel van de zorg die ze nodig hebben zelf gaan betalen omdat er te veel wordt uitgegeven aan de org voor mensen die hulp nodig hebben. Hier wordt nog steeds meer uitgegeven aan de aftrek van hypotheekrente dan aan huursubsidie en is wel de beperking van de aftrek van hypotheekrente onbespreekbaar maar niet een vermindering van de huursubsidie. Zelfs als het gaat om verdeling van een belastingheffing, waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, gaan mensen met de laagste inkomens in koopkracht er op achteruit en de mensen met de hoogste inkomens er op vooruit.

Ook op het bewust maken van mensen in ons land van het grote verschil in rijkdom tussen landen op het Noordelijk halfrond en landen rond het zuidelijk halfrond dreigt fors bezuinigd te worden, we zouden eens door kunnen krijgen dat we eerlijk moeten delen. In ons Koninkrijk worden de armen op de allerlaatste plaats gezet. In het Koninkrijk van God komen ze op de eerste plaats. Sommigen vinden het in ons land dan ook tijd worden voor een echt Christelijk beleid. Een beleid waar iedereen meetelt en niet alleen de rijken. Het CNV had er al voor gewaarschuwd dat mensen met een bescheiden inkomen mee zouden moeten betalen aan het veilig stellen van de toekomst voor de rijken. Het FNV stapt eindelijk af van het vragen van een procentuele loonsverhoging die de verschillen opdrijft, iedereen een zelfde verhoging houdt de verschillen gelijk . Het wordt dus tijd meer mensen er van te overtuigen dat een politiek dat het Koninkrijk van God dichterbij brengt begint met eerlijk delen tussen arm en rijk, anders blijven we steken voor het oog van de naald.