Het voorbeeld

Exodus 26:15-37

15 Voor de wanden van de tabernakel moet je planken van acaciahout maken. Ze moeten rechtop komen te staan 16 en tien el lang zijn en anderhalve el breed. 17 Voorzie elke plank van twee pinnen, en wel zo dat de pinnen van alle planken van de tabernakel een rechte lijn vormen. 18 Maak twintig planken voor de zuidwand van de tabernakel 19 en breng daaronder veertig zilveren voetstukken aan, telkens twee per plank, waar de beide pinnen in passen. 20 Voor de andere zijde van de tabernakel, aan de noordkant, eveneens twintig planken 21 met daaronder veertig zilveren voetstukken, telkens twee per plank. 22 Voor de achterwand van de tabernakel, aan de westkant, maak je zes planken. 23 Voor de hoeken van de achterwand moet je twee extra planken maken. 24 Op de beide hoeken moeten de planken van onderen precies op elkaar aansluiten en tot bovenaan, bij de ring, moeten ze volkomen gelijklopen. 25 Bij elkaar dus acht planken, met daaronder zestien zilveren voetstukken, telkens twee per plank. 26 Maak dwarsbalken van acaciahout: vijf voor de ene zijwand van de tabernakel, 27 vijf voor de andere zijwand en vijf voor de achterwand aan de westkant. 28 De middelste dwarsbalk komt halverwege de wand en verbindt de planken van het ene einde tot het andere met elkaar. 29 Overtrek de planken met goud, verguld ook de dwarsbalken en maak voor de dwarsbalken gouden ringen. 30 Houd je bij het vervaardigen van de tabernakel aan het voorbeeld dat je hier op de berg getoond is. 31 Maak een voorhangsel van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Het moet vakkundig geweven worden, met een patroon van cherubs. 32 Maak het met vergulde krammen vast aan vier palen van acaciahout, die overtrokken zijn met goud en op vier zilveren voetstukken rusten.33 Bevestig het voorhangsel zo dat het onder de vijftig gouden haken komt, en zet de ark met de verbondstekst erachter: het voorhangsel vormt de scheiding tussen het heilige en het allerheiligste.
34 Op de ark met de verbondstekst in het allerheiligste moet je de verzoeningsplaat leggen. 35 Zet de tafel en de lampenstandaard voor het voorhangsel in de tabernakel, tegenover elkaar: de lampenstandaard aan de zuidkant, de tafel aan de noordkant. 36 Maak ter afscherming van de ingang van de tent een vakkundig geborduurd gordijn van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. 37 Maak voor dit gordijn vijf palen van acaciahout, verguld ze, voorzie ze van vergulde krammen en giet er vijf bronzen voetstukken voor. (NBV)

Vergulde planken van acaciahout. Het binnenste van de Tempel schittert je tegemoet. Opnieuw wordt nauwkeurig aangegeven hoe de Tent der Ontmoeting er zal moeten uitzien. En opnieuw wordt benadrukt dat het geen menselijk verzinsel is van Mozes of een van zijn medewerkenden maar dat God zelf hem een voorbeeld heeft laten zien. Het klinkt allemaal heel nauwkeurig als je het leest maar voor ons is dit niet na te maken. Als je je verbeelding laat spreken dan zou het een kostbare troonzaal kunnen zijn, zoiets als de Ridderzaal in Den Haag. En dat is niet zo vreemd, de Godkoning van Israël heeft wel een bijzondere troonzaal verdiend. De achterkant van wat je ziet in die zaal is een prachtig voorhangsel van de meest kostbare stoffen geweven en met een voorstelling van de Cherubs die boven de Ark zijn geplaatst.

Die voorhang deelt de troonzaal in twee delen. De Godkoning van Israël is niet zomaar te benaderen. In dat eerste deel mogen eigenlijk alleen de priesters komen en achter dat voorhangsel komt maar twee keer per jaar de Hogepriester. Het eerste deel heet het “Heilige” en het tweede deel het “Allerheiligste” Daar wordt ook de ark geplaatst. Voor het volk Israël is die kist met de tekst van het verbond tussen de Godkoning en zijn volk het allerbelangrijkste dat er bestaat in de wereld. In het houden van dat verbond ontmoet je God en kun je die God aanbidden door je aan dat verbond te houden. en voor gewone mensen is zelfs het Heilige niet zomaar te betreden. Toen Mozes God ontmoette bij de brandende braamstruik moest hij zijn schoenen uittrekken omdat de grond waarop hij stond Heilig was. Nu zijn het de priesters die speciaal en bij uitstek aan God zijn gewijd degenen die tenminste nog in dat Heilige moeten komen.

Het geheel van de Tabernakel, het paleis voor de Godkoning van Israël is ook niet zomaar te zien. Het wordt afgesloten met een geborduurd gordijn ook weer van de meest kostbare stoffen, opgehangen aan vergulde krammen en hangende aan vijf bronzen voetstukken. Die voorhang tussen het Heilige en het Allerheiligste zal later ook in de Tempel van Jeruzalem terug komen. Achter die voorhang mocht niemand komen, alleen een paar keer per jaar de Hogepriester. Maar toen Jezus van Nazareth stierf aan het kruis scheurde de voorhang, eigenlijk dus een heiligschennis waar je verder niemand voor verantwoordelijk kon houden. In de eerste Christelijke gemeenten groeide de overtuiging dat het scheuren niet zomaar was. Nu was het Allerheiligste immers toegankelijk voor alle gelovigen. Die Ark, die het hart van het volk was geweest, werd nu letterlijk het hart van de gelovigen. De leer van God, de richtlijnen voor de menselijke samenleving kon nu in het hart van alle mensen worden gebeiteld. En daar kan de leer van Liefde leven en stralen tot de dag van vandaag.

Maak voor deze tent

Exodus 26:1-14

1 De tabernakel moet je maken van tien geweven banen. Deze moeten vakkundig worden geweven van getwijnd linnen garen en van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol, met een patroon van cherubs. 2 Alle banen moeten dezelfde afmetingen hebben: de lengte van iedere baan moet achtentwintig el zijn, de breedte vier el. 3 Zet vijf van deze banen aan elkaar, en doe hetzelfde met de andere vijf. 4 Aan de laatste baan van elk van de twee kleden die je zo krijgt, moet je lussen van blauwpurperen wol zetten: 5 vijftig lussen aan elk van beide kleden, zo dat ze precies tegenover elkaar komen te zitten. 6 Maak vijftig gouden haken en bevestig de kleden met deze haken aan elkaar, zodat de tabernakel één geheel is. 7 Maak banen van geitenhaar voor een tent die over de tabernakel heen komt. Het moeten er elf zijn, 8 allemaal van dezelfde afmetingen: de lengte van iedere baan moet dertig el zijn, de breedte vier el. 9 Zet vijf van deze banen aan elkaar, en de zes andere eveneens; de zesde moet, dubbelgeslagen, aan de voorkant van de tent komen. 10 Aan de laatste baan van elk van de twee kleden die je zo krijgt, zet je vijftig lussen. 11 Maak vijftig koperen haken en steek ze in de lussen om de delen te verbinden en van de tent één geheel te maken. 12 Wat het overschietende gedeelte van het tentkleed betreft: de extra halve baan moet aan de achterkant van de tabernakel afhangen, 13 en de el die in de lengte aan weerszijden overschiet, moet langs de zijkanten van de tabernakel afhangen om deze te bedekken. 14 Maak voor deze tent een dekkleed van rood geverfde ramsvellen en dek dat weer af met een kleed van zeekoevellen. (NBV)

Mozes laat niet zomaar een eigen verzonnen heilige tent maken. Hij beroept zich zeer uitdrukkelijk op een goddelijk plan. In deze Tent wil God het volk ontmoeten. Denk nu niet dat we die Tent aan de hand van dit ontwerp zomaar na kunnen bouwen. De Bijbel is geen geschiedenisboek waaraan archeologisch onderzoek ten grondslag ligt. Uit de tijd waarin Mozes geleefd zou hebben zijn verhuisbare heiligdommen bekend. In Egypte zijn ze teruggevonden en ook enkele buurvolken van Egypte gebruikten dergelijke heiligdommen. Maar ook die vondsten lossen de problemen niet op die je krijgt als je volgens de voorschriften die we hier gelezen hebben de Tent na wil bouwen.

Geleerden hebben wel verondersteld dat de beschrijving een samenvoeging is van twee tradities. De Tabernakel waar God zelf zou wonen en waar de tekst van het Verbond tussen God en zijn volk bewaard wordt, en de Tent der ontmoeting waar God zijn volk wil ontmoeten, een ontmoeting die altijd verbonden is met het Verbond dat gesloten is. En daarmee zijn we ook met de boodschap die in deze beschrijving ligt. God is groter dan wij ons kunnen denken, God laat zich daarom ook niet opsluiten in een tentje van menselijke makelij. Maar het Verbond dat die God met zijn volk gesloten heeft brengt die God naderbij. En dat Verbond laat zich volgens Jezus samenvatten in het “Heb God lief boven alles en uw naaste als Uzelf” Wat we moeten doen en hoe we dat moeten doen staat dus in deze samenvatting. Paulus zou er later op aandringen dit Verbond in je hart te laten beitelen.

Natuurlijk is er ook over het ontwerp wel iets te zeggen. De tent zelf bestaat uit drie gedeelten en alle goede dingen bestaan uit drieën niet waar. Als onderste materiaal, de binnenkant, het kostbare fijn linnen. Daarboven kleden van geitenhaar. Daarmee heb je een dubbele tent die ook bij de grote woestijnhitte toegankelijk blijft. Over deze lagen worden nog vellen aangebracht die de Tent beschermen tegen weer en wind. Een onomstotelijk en leefbaar Heiligdom ontstaat er op deze manier. Die onomstotelijkheid is daarmee de boodschap die ons wordt gebracht. Weer noch wind, hitte noch koude en waar je het verbond ook plaatst er is nooit een reden om af te wijken van het verbond met de God van Israël, andere goden te hulp roepen, of af te wijken van de liefde voor de naaste. Libanon heeft vandaag onze liefde nodig, en in Griekenland wachten 500 weeskinderen op onze liefde voor God.

O goden

Psalm 29

1 Een psalm van David. Erken de HEER, o goden, erken de HEER, zijn macht en majesteit, 2 erken de HEER, de majesteit van zijn naam, buig u voor de HEER in zijn heilige glorie. 3 De stem van de HEER boven de wateren, de God vol majesteit doet de donder rollen, de HEER boven de wijde wateren, 4 de stem van de HEER vol kracht, de stem van de HEER vol glorie. 5 De stem van de HEER splijt ceders, de HEER splijt de ceders van de Libanon. 6  Opspringen doet hij de Libanon als een kalf en de Sirjon als het jong van een wilde stier. 7  De stem van de HEER ontbrandt in vurige vlammen, 8 de stem van de HEER brengt de woestijn tot beven, beven doet de HEER de woestijn van Kades. 9 De stem van de HEER doet de hinden kalven en de geiten hun jongen werpen. Majesteit! roept heel zijn paleis. 10  De HEER heeft zijn troon boven de vloed, ten troon zit de HEER als koning voor eeuwig. 11  De HEER zal macht aan zijn volk verlenen, de HEER zal zijn volk zegenen met vrede. (NBV)

Vandaag zingen we mee met een Psalm die begint met een oproep aan de goden. Zijn die er dan? We geloven toch dat er maar één God is? Vertalers hebben het dan ook lang moeilijk gehad met de vertaling van het Hebreeuwse origineel. In de Statenvertaling gaat de oproep uit naar de “kinderen der machtigen”, in de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1951 staat “hemelingen”, ook leest men wel “zonen van God” of “zonen van goden” en in de Groot Nieuws Bijbel zelfs “leden van het hemelse hof”. Maar zoals een dominee uit Zeeland eens treffend opmerkte: je hoeft niet in een god te geloven om die god te aanbidden. Wij kennen vele goden, de goden van winst en profijt voorop. Wat aan die goden allemaal wel niet geofferd moet worden. En dan zijn er nog de geesten en machten met wie we denken te kunnen communiceren via geestenfluisteraars en mediums. Ook maken we onze carrière soms tot een god, of ons bezit, of ons huis, of zelfs onze auto.

De psalmdichter heeft dat haarfijn aangevoeld en roept ons op om al die zogenaamde goden in dienst te stellen van de God van Israël. Want niet die goden hebben macht over ons, uiteindelijk hebben wij macht over al die zogenaamde goden. Die macht krijgen we pas echt als we de God van Israël als Heer erkennen. Dan zien we in dat wij zelf die goden maken die ons leven beheersen. De god van de agenda, de god van de telefoon, de god van de sociale media die ons elke ogenblik vertellen waar ons mee bezig te houden, de god van meer en hoger en beter. Wij zijn de baas over die goden. Want de God van Israël geeft ons de macht om alles wat we bereiken te delen met de mensen die het in het leven niet kunnen bereiken. Die God geeft ons de macht onze naaste lief te hebben als onszelf.

En zeg nu zelf, van al die goden die we in de samenleving tegenkomen gaat toch geen liefde uit? Die goden maken mensen tot slaven, die drijven mensen voort, die maken mensen kapot als het nodig is, die goden leiden alleen tot de dood. De God van Israel bevrijdt ons daarvan. Die wil niet meer en niet anders van ons dan dat we onze handen uitsteken naar de mensen die het nodig hebben. Dat we luisteren naar de roep van hongerenden, de klacht van de verdrukten in de wereld, de klop op onze deur van vluchtelingen. De beelden die we in deze Psalm tegenkomen zijn beelden die ook voorkomen in liederen die in de volken werden gezongen die Israël omringden. Daar werd gezongen over de angst voor het onweer, daar werd gezongen over de noodzaak de god van de vruchtbaarheid gunstig te stemmen. Die angst is overbodig, de God van Israël bevrijdt van die angst voor de natuur, voor vreemdelingen en voor je vijanden. Vruchtbaarheid krijg je pas als je deelt. Daarom kunnen we altijd deze Psalm meezingen, zelfs als het donker is.

Luister en kom tot inzicht

Matteüs 15:1-20

1 Toen kwamen er vanuit Jeruzalem Farizeeën en schriftgeleerden naar Jezus. Ze vroegen hem: 2 ‘Waarom overtreden uw leerlingen de tradities van onze voorouders? Ze wassen hun handen niet voor ze hun brood eten.’ 3 Hij gaf hun ten antwoord: ‘En waarom overtreedt u het gebod van God, alleen om uw eigen traditie in stand te houden? 4 Want God heeft gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en moeder, ”en ook: “Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden.” 5 Maar u leert: “Wie tegen zijn vader of moeder zegt: ‘Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn, bestem ik tot offergave,‘ 6 die hoeft zijn ouders geen eerbied te tonen.” Zo ontkracht u het woord van God uit eerbied voor uw eigen traditie. 7 Huichelaars, wat is Jesaja’s profetie toch toepasselijk op u: 8 “Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; 9 tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer,
voorschriften van mensen.”’ 10 Nadat hij de mensen bij zich geroepen had, zei hij tegen hen: ‘Luister en kom tot inzicht. 11 Niet wat de mond ingaat maakt een mens onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt een mens onrein.’ 2 Daarop kwamen de leerlingen bij hem en zeiden: ‘Weet u dat de Farizeeën uw uitspraak gehoord hebben en dat ze die stuitend vinden?’ 13 Hij antwoordde: ‘Elke plant die niet door mijn hemelse Vader is geplant, zal met wortel en al worden uitgerukt. 14 Laat ze toch, die blinde blindengeleiders! Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze samen in een kuil.’ 15 Toen stelde Petrus de vraag: ‘Wilt u ons die uitspraak uitleggen?’ 16 Jezus zei: ‘Begrijpen ook jullie het dan nog steeds niet? 17 Zien jullie dan niet in dat alles wat de mond ingaat in de maag terechtkomt en in de beerput weer verdwijnt? 18 Wat daarentegen de mond uitgaat komt uit het hart, en die dingen maken een mens onrein. 19 Want uit het hart komen boze gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster. 20 Dat maakt een mens onrein, niet eten met ongewassen handen.’ (NBV)

Iemand heeft eens gezegd dat de regels voor de anderen zijn en de uitzonderingen voor wie de regels heeft gemaakt. Multatuli schijnt eens gezegd te hebben dat principes regels zijn om dingen waar je een hekel aan hebt na te kunnen laten. Twee voorbeelden die laten zien dat het met de regels in alle samenlevingen nogal scheef kan toegaan. Jezus kwam dat tegen toen hij er op gewezen werd dat zijn volgelingen hardnekkige wetsovertreders waren. In het verhaal dat hierboven staat mept Jezus met dezelfde regels terug. Wie vader en moeder niet eert moet ter dood worden gebracht, en dan niet schijnheilig dat wat van vader en moeder was, of voor vader en moeder bestemd, bestemmen voor het offer in de tempel. Klinkt wel vroom maar je spaart je eigen bijdrage aan de tempeldienst uit en vader en moeder verhongeren evengoed wel. Daarmee is het ook het hart van de regels blootgelegd. De mensen zijn er niet voor de regels maar de regels zijn er voor de mensen. Zoals in deze dagen hoog bejaarden en dementen beschermd moeten worden doordat iedereen zich aan de coronaregels moet houden. We moeten dat voorzichtig zeggen want hard spreken over falende politici moeten we aan Jezus overlaten. Zoals over de Farizeeën: “huichelaars”, zo scheld hij hun uit. Natuurlijk hoef je niet te zwijgen, maar vraag je steeds af of je iets oplost of dat je een probleem veroorzaakt.

Als je moet wachten op een smalle gracht omdat er iets uitgeladen moet worden, waarom dan niet even helpen met uitladen? Wel eens zien gebeuren? Heb je naaste lief als jezelf, jezelf niet vergeten lief te hebben en van binnenvetten wordt je maar dik, maar er is niets tegen af en toe een hand uit te steken, het is vaak vruchtbaarder dan een grote mond op te zetten. Dat is ook het bezwaar tegen die hele discussie over fatsoensnormen. Daarbij lijkt het er op dat de normen zelf belangrijker zijn dan de mensen en de pijn die verkeerde normen mensen kunnen aandoen. Wie geen geld heeft om kleding te kopen kan zich moeilijk kleden naar de geldende normen. Wie nauwelijks geld heeft om eten te kopen kan moeilijk uitgaan in een duur restaurant. Aardig zijn voor elkaar alleen omdat het zo hoort neemt problemen niet weg. Proberen tot overleg te komen ook al is dat pijnlijk is een vruchtbaarder weg. Een hand uitsteken naar iemand die dat nodig heeft is pas echt fatsoenlijk. Nederland en haar vroegere koloniën zijn al weer meer dan 60 jaar vrij van vreemde bezetting, dezer dagen herdenken we het echte einde van de Tweede Wereldoorlog. Die koloniën moesten daar soms nog een paar jaar voor door vechten, tegen de Nederlanders ook. Direct na de Tweede Wereldoorlog riepen de Indonesiërs weliswaar de onafhankelijkheid uit maar Nederlanders dachten dat de inlanders daar het bestuur niet zouden aankunnen.

Vierhonderd jaar hadden wij uitgemaakt wat goed voor hen was. Het zal duidelijk zijn dat ze in ruim 60 jaar de schade nog niet geheel hebben ingehaald. Voor Suriname geld dat overigens ook. En we vergeten maar al te gemakkelijk dat Surinamers hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid, hier in Europa en in de Oost. De Bevrijdingsdag in augustus trekt overigens van Nederlanders altijd al maar weinig aandacht. Als de een zich beter acht dat de ander dan krijg je dat. Het is een dag om te blijven gedenken, al was het alleen maar omdat we nog steeds soldaten er op uit willen sturen om te vechten voor de vrede. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, soms kan het niet anders, maar het vergt goede beslissingen ontdaan van propaganda. Propaganda wordt in het bovenstaande Bijbelstukje als het meest onrein beschreven. Dat wat uit de mond komt is verkeerd, niet wat er in gaat. Jezus had nog steeds discussies met de leiders van tempel over het houden van de Thora. Onder ons zijn er viruswaanzinnigen die zo bang zijn voor besmetting dat ze het bestaan van het virus ontkennen. Zij vormen een direct gevaar voor onze volksgezondheid. Let er op en spreek ze zo nodig tegen.

Liep over het water

Matteüs 14:22-36

22 Meteen daarna gelastte hij de leerlingen in de boot te stappen en alvast vooruit te gaan naar de overkant, hij zou ook komen nadat hij de mensen had weggestuurd. 23 Toen hij hen weggestuurd had, ging hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en hij was daar helemaal alleen. 24 De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd. 25 Tegen het einde van de nacht kwam hij naar hen toe, lopend over het meer. 26 Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst. 27 Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’ 28 Petrus antwoordde: ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ 29 Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. 30 Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ 31 Meteen strekte Jezus zijn hand uit, hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ 32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen. 33 In de boot bogen de anderen zich voor hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’ 34 Toen ze overgestoken waren, gingen ze aan land bij Gennesaret. 35 De mensen daar herkenden hem en maakten zijn komst overal in de omgeving bekend, en men bracht allen die ziek waren bij hem. 36 Die smeekten hem alleen maar de zoom van zijn kleed te mogen aanraken. En iedereen die dat deed werd genezen en was volkomen gezond. (NBV)

Wie liep over het water? Jezus? Misschien wel maar dat staat niet echt in het verhaal dat Matteüs ons vertelt. Petrus liep over het water toen Jezus hem toestond uit te stappen maar hij zonk weg toen hij bang werd van de storm. En over die storm ging het verhaal. Nu is het zeer eng om tijdens een storm in een klein bootje op een meer te varen, ook al is dat meer zo ondiep dat je er in zou kunnen lopen. De valwinden die in Israël aan de orde zijn zo af en toe maken het er niet beter op. Maar moet je dan bang zijn? Jezus lijkt de regel te handteren die later op brandvoorschriften in het grootwinkelbedrijf zouden verschijnen “Paniek is erger dan brand”. Dat was naar aanleiding van een grote brand in een warenhuis in Antwerpen. Daar brak zo’n geweldige paniek uit dat er meer mensen omkwamen door ongevallen ten gevolge van de paniek dan door de brand. Bij branden in discotheken geldt dat ook nog vaak, in paniek probeert iedereen de uitgang te bereiken en daarbij worden de zwaksten onder de voet gelopen.

Paniek en angst leiden altijd tot meer slachtoffers dan misschien nodig was geweest. Bij brand in hele hoge gebouwen springen er ook mensen uit ramen van verdiepingen beneden de brand, die mensen zouden wellicht gered hebben kunnen worden. De storm bezweren betekent dus ook heel vaak de paniek bezweren. Daarmee is het probleem van een brand of een storm niet opgelost maar het geeft wel de mogelijkheid samen naar een oplossing te zoeken. Je moet je dan natuurlijk niet van je voeten laten blazen zoals Petrus overkwam. Simon de rots zoals hij werd genoemd is niet zo standvastig als zijn bijnaam doet vermoeden. Hij bezwijkt in dit verhaal onder zijn angst voor de storm, later zal hij schijnbaar bezwijken onder de angst voor autoriteiten en die laatste angst kennen we allemaal wel eens. Veel mensen accepteren zaken in hun werk uit angst hun baan te verliezen of een promotie niet te krijgen. Zelfs het lidmaatschap van een vakbond wordt soms vermeden of verzwegen uit angst voor autoriteiten. En juist die vakbond kan de angst voor het onrecht doen overwinnen. De Nederlandse vakbeweging is vrijwel altijd uit op redelijk overleg en weet in individuele gevallen tot een uitstekende hulpverlening te komen.

Lid van de vakbond zijn is gemakkelijker dan over water lopen, maar soms vraagt het dezelfde standvastigheid en het voorkomt dat je in een onverwachte storm geen bescherming hebt. Zoek vandaag maar eens naar FNV of CNV en als je lid bent steek ze eens een hart onder riem. En als je echt een misstand in de samenleving of op je werk kent dan kun je altijd nog klokkenluider worden. Het is overigens niet aan te raden in je eentje klokkenluider te worden. De storm die zeker zal gaan opsteken als je misstanden aan de kaak stelt die men liever geheim had gehouden, of zelfs in stand wil houden, is zo sterk dat bij vergelijkbare stormen menig klokkenluider het hoofd heeft moeten buigen. Hulp van een vakorganisatie kan dan van beslissende betekenis zijn, evenals advies van betrouwbare vertrouwenspersonen. Juist in het verhaal van Jezus van Nazareth past dat je niet je mond houdt als mensen het slachtoffer worden van misstanden maar het verhaal over de storm laat zien dat je niet alleen op jezelf hoeft te vertrouwen, je mag het samen doen. En het verhaal leert ons die aan de kant staan ook om mensen die in een storm verzeild zijn geraakt, ook een maatschappelijke storm, de hand toe te steken.

Met een zuiver hart

Psalm 78:52-72

52 Maar zijn volk liet hij wegtrekken als een kudde, hij voerde hen door de woestijn als schapen en geiten, 53 hij leidde hen veilig, zij hadden niets te vrezen, het water van de zee had hun vijanden bedekt. 54 Hij bracht hen naar zijn heilig domein, naar de berg, met eigen hand verworven, 55 hij joeg vreemde volken voor hen uit, verdeelde hun land met het meetlint en liet Israëls stammen wonen in hun tenten. 56 Maar zij daagden God uit en tergden hem, namen de Allerhoogste en zijn richtlijnen niet ernstig, 57 ze werden afvallig en ontrouw zoals hun voorouders, ze faalden als een bedrieglijke boog, 58 griefden hem met hun offerdienst op de hoogten en wekten met hun godenbeelden zijn afgunst. 59 Toen God dit hoorde, werd hij verbolgen en wierp hij Israël ver van zich af. 60 Hij gaf zijn woning in Silo op, de tent waar hij woonde onder de mensen. 61 Hij liet zijn volk gevangen wegvoeren, leverde zijn sieraad uit aan de belager, 62 gaf zijn sterke mannen prijs aan het zwaard. Hij was verbolgen op zijn eigen bezit. 63 Het vuur verslond zijn jonge mannen, zijn jonge vrouwen werden niet bejubeld, 64 zijn priesters kwamen om door het zwaard, zijn weduwen vonden geen tranen meer. 65 De Heer ontwaakte als uit een slaap, als een strijder uit de roes van de wijn, 66 hij joeg zijn belagers terug, bedekte hen met eeuwige smaad. 67 Hij verwierp de tent die bij Jozef stond, de stam Efraïm koos hij niet, 68 nee, de stam Juda koos hij, de Sionsberg heeft hij lief. 69 Hij bouwde zijn heiligdom, hoog als de hemel, en zette het vast als de aarde, voor eeuwig. 70 Zijn keuze viel op David, zijn dienaar, hij riep hem weg bij de schapen, 71 haalde hem achter de zogende ooien vandaan en maakte hem herder van Jakob, zijn volk, van Israël, zijn eigen bezit. 72 Hij was een herder met een zuiver hart, met vaste hand heeft hij hen geleid. (NBV)

De geschiedenis les die in deze Psalm bezongen wordt begint met de uittocht uit Egypte en eindigt met de bouw van de Tempel in Jeruzalem. Het is een les in de vorm van een gedicht  en je moet af en toe even door de regels heen weten te lezen om het te zien. Maar er is een volk dat een geschenk heeft gekregen, de leer van heb je naaste lief als jezelf. Dat volk verwerpt dat geschenk voortdurend. Steeds weer moet het opnieuw onderwezen te worden in die leer. Steeds weer mag dat ook weer opnieuw. Door de Woestijn heen naar het beloofde land. Daar verdeelde Jozua het land tussen de families van het volk. Zo kon iedereen voor zichzelf zorgen en zou er geen armoede in het land zijn. Dat zou natuurlijk niet zo blijven maar elke vijfig jaar werden de stukken land die verloren waren gegaan weer aan de oorspronkelijke familie teruggegeven en kon iedereen weer opnieuw beginnen. Dat was de verdeling van het land met het meetlint.

Dit teruggeven en opnieuw beginnen is volgens veel geleerden nooit in de praktijk gebracht. Toch vindt je door de hele Bijbel heen sporen van dit bijzondere idee. Het volk werd echter ontrouw aan de leer van eerlijk delen. Ze volgden afgoden van vruchtbaarheid, de goden van Winst en Profijt heten ze in onze dagen. In plaats van het anti-egoïsme van de Bijbel hangen we de god van het Egoïsme aan. Het kan er niet mooi genoeg uitzien. Zelfs ons lichaam, van top tot teen, modeleren we tegenwoordig naar de wetten van schoonheid en succes. De les van de ondergang die dat meebrengt hebben we dus nooit willen leren. De echte God woonde in Silo, daar was de Tent van de Ontmoeting opgericht na de intocht in het beloofde land, daar werd de leer van Mozes onderwezen waar iedereen zich naar zou moeten richten. Maar pas toen vreemde volken de oogsten kwamen roven herinnerden sommigen zich weer de leer van Mozes en riepen ze God te hulp.

Uiteindelijk werd Israël een Koninkrijk onder David, kwam er vrede en werd onder Salomo de Tempel gebouwd  op de berg Sion in Jeruzalem. Daar hebben we het nog steeds over. Het zou volgens Joden en Christenen nog steeds het hart van de Wereld moeten zijn. Overigens is het ook voor Moslims een zeer Heilige stad. Voor ons gaat het niet om de stenen en gebouwen die er te vinden zijn maar om de Geest van God die er van uitgaat. Als je je went tot Jeruzalem, ziet op de berg Sion, dan kijk je naar de minsten op aarde, dan leef je volgens de leer van eerlijk delen, van heb je naaste lief als jezelf. Dan zorg je dat iedereen op hele aarde daaraan kan meedoen, dat niemand achterblijft, vergeten wordt of sterft van honger en ellende. Dan wordt je als David een herder van het volk. Dan accepteer je geen andere regering dan één die zich opstelt als herder van het volk. Een herder met een zuiver hart die het niet om  eigen roem of macht te doen is maar om de zorg voor de allerminsten.

Zodra er doden vielen

Psalm 78:32-51

32 Toch bleven zij zondigen, op zijn wonderen vertrouwden zij niet. 33 En hun dagen eindigden in leegte, hun jaren liepen uit op een verschrikking. 34 Zodra er doden vielen, zochten zij God, zij kwamen tot inkeer en verlangden naar hem, 35 dachten eraan dat God hun rots was, God, de Allerhoogste, hun bevrijder. 36 Maar zij bedrogen hem met hun mond, met hun tong logen zij hem voor, 37 hun hart was niet aan hem gehecht, zij waren zijn verbond niet trouw. 38 Uit erbarmen bedekte hij hun zonde, hij wilde geen dood en verderf, dikwijls bedwong hij zijn toorn en joeg hij het vuur van zijn woede niet aan. 39 Dan dacht hij: Ze zijn maar vlees, adem die gaat en niet terugkeert. 40 Hoe vaak tergden zij God in de woestijn, kwetsten zij hem in dat dorre land, 41 hoe vaak keerden zij zich af en daagden zij hem uit, krenkten zij de Heilige van Israël! 42 Zij dachten niet aan zijn helpende hand, aan de dag dat hij hen verloste van hun belager 43 en in Egypte tekenen verrichtte, wonderen in de vlakte van Soan. 44 Hij veranderde hun rivieren in bloed, uit geen waterstroom was meer te drinken. 45 Hij stuurde de steekvlieg die hen opvrat, en de kikvors die verderf bracht. 46 Hij gaf hun gewas aan de sprinkhaan, aan de kaalvreter hun oogst. 47 Hij doodde hun wijnstokken met hagel, hun vijgenbomen met ijzel. 48 Hij gaf hun vee aan de hagel prijs, hun kudden aan het vuur van de bliksem. 49 Hij liet zijn woede op hen los, toorn, razernij, verschrikking, en zond hun rampen en onheil. 50 Hij baande een weg voor zijn toorn, hij behoedde hen niet voor de dood, gaf hun leven prijs aan de pest. 51 Hij doodde in Egypte elke oudste zoon, de eerstgeboren mannen in de tenten van Cham. (NBV)

Denk nu niet dat de mensen van hun fouten iets leren. Ooit was er een Franse Koning die verveelt uitriep dat de geschiedenis zich steeds herhaalt. Eigenlijk staat dat ook in de passage die we vandaag lezen. Alle fouten van het volk Israël worden nog eens herhaald en alle wonderen die ze hadden meegemaakt worden opgesomd. Maar het enige dat het volk had geleerd was bidden als er nood aan de man kwam. Wij hebben daar zelfs een spreekwoord van gemaakt: “Nood leert bidden.” Maar dat helpt dus mooi niet. Je moet kijken waar het in je geschiedenis goed ging en waar verkeerd. Na de eerste wereldoorlog weigerden de volken zich te verzoenen en met elkaar te delen en samen een nieuwe samenleving op te bouwen. Dat liep dus uit op een nieuwe wereldoorlog. Na die wereldoorlog werd er wel naar verzoening gestreefd en werd er wel gedeeld.

Bij de wederopbouw werd het onderscheid tussen winnaars en verliezers niet meer gemaakt en bij de vorming van een nieuw verenigd Europa was en is er plaats voor alle volken uit Europa. Dat maakt ons een zeer welvarend en rijk werelddeel. Leren we dat nu ook te doen met arme volken zoals die bijvoorbeeld in het Midden Oosten wonen? Nee dus niet. Bewoners van het Midden Oosten die door en in rijke landen opgeleid zijn om geweld en sabotage te plegen, zoals Osama Bin Laden, keren zich tegen het rijke westen dat hen uitsluit en hen geen recht wil doen. De slachtoffers die daarbij vallen zijn het gevolg van onze eigen uitsluitingspolitiek. De allerarmsten uit Afrika bestormen inmiddels in toenemende mate onze grenzen en in plaats van oplossingen voor hun armoede te zoeken besteden we ons geld aan strengere maatregelen en meer grensbewaking. Terwijl we weten dat delen helpt.

We hebben een tijdje gedeeld met de Polen, die hier kwamen werken omdat het er thuis niet meer was. Nu is de klacht dat de Polen thuis een economie hebben opgebouwd en onze tuinders een te kort aan werknemers hebben. Dat we een oplossing voor onze tuinders moeten bedenken die ook op een lange duur houdbaar is komt nog steeds niet bij politici op. De fout van het verleden wordt keer op keer herhaald. Dat ook die vreemdelingen onze broeders en zusters zijn, dat delen rijk maakt en niet arm, zijn Bijbelse begrippen die niet doordringen in de maatschappelijke werkelijkheid. Eerst moeten er doden vallen, moeten mensen have en goed verliezen, moet er nood aan de man zijn, voor we inzien dat we onze samenleving ook op wereldniveau ingrijpend moeten veranderen. Dat we samen staan voor de problemen die er zijn, voor alles wat ook de minsten onder ons raakt. Dan pas worden we niet meer getroffen door rampen en onheil.

Het koren van de hemel

Psalm 78:17-31

17 Maar zij bleven tegen hem zondigen, de Allerhoogste tergen in de woestenij. 18 Met opzet daagden zij God uit en riepen om eten zoveel als ze wilden. 19 Zij beledigden God en zeiden: ‘Zou God in staat zijn een tafel te dekken in de woestijn? 20  Toen hij op de rots sloeg, vloeide er water, stroomden er beken-maar zou hij zijn volk ook brood en vlees kunnen geven?’ 21 Toen de HEER dat hoorde, ontstak hij in woede, een vuur laaide op tegen Jakob, tegen Israël ontbrandde zijn toorn. 22 Want zij hadden God niet geloofd, niet vertrouwd op zijn hulp. 23 Hij gaf een bevel aan de hoge wolken en de deuren van de hemel gingen open, 24 manna om te eten regende op hen neer. Hij schonk hun het koren van de hemel, 25 zij aten het brood van de engelen, hij stuurde voedsel dat hen verzadigde. 26 Hij liet uit de hemel de oostenwind los, de zuidenwind wakkerde hij aan, 27 en vlees regende als stof op hen neer, vogels zo talrijk als zandkorrels aan de zee, 28 hij liet ze vallen midden in zijn kamp, in een kring om zijn tabernakel. 29 Zij aten en werden meer dan verzadigd, hij gaf hun zoveel ze begeerden. 30 Maar nauwelijks was hun honger gestild, hun mond was nog vol eten, 31  of tegen hen ontbrandde Gods toorn, hij sloeg de vraatzuchtigen dood en bracht de sterksten van Israël om. (NBV)

De leer van Mozes, die je vindt in de eerste vijf boeken van de Bijbel, heeft natuurlijk ook het verhaal van de woestijn. In deze Bijbelpassage kun je ook spreken van het lied van de Woestijn. Hoe ging het daar met de bevrijding van de armen, met het onvoorwaardelijk delen en alles voor elkaar over hebben? Dan blijkt er nog veel te leren te zijn in het leven. Vanaf het vertrek uit het dal van Soar tot de intocht in het beloofde land was er één groot leerproces. Soar betekent “plaats van vertrek”, in het Grieks Tanis, het was een bekende verblijfplaats van de Farao. Daar vond volgens deze psalm de doortocht door de Rode Zee plaats, de ontsnapping uit de slavernij. En waren ze toen blij? Welnee, Mozes moest op de rotsen slaan om water tevoorschijn te brengen.

Toen het ongezuurde brood op was moesten ze leren brood te maken van het Manna dat ze elke morgen voor de tent vonden. En toen ze dachten nooit meer vlees te eten kregen ze kwartels in een zo grote overvloed dat de gulzigaards, de onverzadigbaren, dood gingen van het schrokken. Nooit waren ze tevreden. De dichter van deze Psalm heeft de verhalen uit het boek Numeri niet alleen op een rij gezet maar ook in verband gebracht met de les die je moet leren. De les is dat egoïsme normaal is, de mens zorgt eerst en meestal ook maar alleen voor zichzelf. De Bijbel leert je anti-egoïsme, niet jij mens alleen staat voorop, maar de mensen staan samen, met iedereen. In het anti-egoïsme staat het delen voorop en moet er voor iedereen een plaats zijn in de samenleving. Dan zorg je er voor dat van overvloed wat bewaard wordt voor tijden van schaarste, dan rust je niet voordat iedereen mee kan doen met de gemeenschap.

Het recht van de sterkste betekent dan onrecht en voert regelrecht tot de dood, maar ieder mens tot zijn recht doen komen verzekert je van leven. In die samenleving zouden we geen moment rusten voor iedereen in Afrika bevrijdt zal zijn van de zorg om voedsel als we een anti-egoïsme beleid zouden hebben. Dan zouden we elke regering wegjagen en elke Europese Commissie, die weigert de Europeese markten open te stellen voor producten uit de armste landen zodat we onze welvaart kunnen delen met de mensen daar. Dan mislukt er geen enkele Wereld Handels conferentie meer omdat eerlijk delen en de zorg dat iedereen in de wereld mee kan doen voorop staat. Dan zijn er geen eigen belangen meer die eerlijk delen verhinderen omdat juist dat eerlijk delen het enige eigen belang is dat we nog kennen. Dan verdrinken er geen armen meer in de zeeën rond Europa, wanhopig op weg naar een beetje welvaart omdat wij onze welvaart met hun eigen land hebben gedeeld. Dan kunnen we samen dit lied zingen als bewijs dat we de les hebben willen leren.

Luister, mijn volk

Psalm 78:1-16

1 Een kunstig lied van Asaf. Luister, mijn volk, naar wat ik leer, hoor de woorden uit mijn mond. 2 Ik open mijn mond voor een wijze les, spreek uit wat sinds lang verborgen is. 3 Wij hebben het gehoord, wij weten het, onze ouders hebben het ons verteld. 4 Wij willen het onze kinderen niet onthouden, wij zullen aan het komend geslacht vertellen van de roemrijke, krachtige daden van de HEER, van de wonderen die hij heeft gedaan. 5 Hij stelde een richtlijn vast voor Jakob en kondigde in Israël een wet af. Onze voorouders gaf hij de opdracht die aan hun kinderen te leren. 6 Zo zou het volgende geslacht ervan weten, en zij die nog geboren moesten worden, zouden het weer aan hun kinderen vertellen. 7 Dan zouden zij op God vertrouwen, Gods grote daden niet vergeten en zich richten naar zijn geboden. 8 Dan zouden zij niet worden als hun voorouders, een onwillig en opstandig geslacht, onstandvastig van hart en geest, een geslacht dat God ontrouw was. 9 De mannen van Efraïm, bewapend met pijl en boog, trokken zich terug op de dag van de strijd. 10 Zij hielden zich niet aan het verbond met God en weigerden te leven naar zijn wet. 11 Zij vergaten zijn grote daden, de wonderen die hij had getoond. 12 In het land Egypte, in de vlakte van Soan zagen hun voorouders hoe hij een wonder verrichtte: 13 hij spleet de zee en voerde hen erdoor, als een dam hield hij het water tegen. 14 Hij leidde hen met een wolk overdag, in de nacht met een lichtend vuur. 15  Hij spleet de rotsen in de woestijn en leste hun dorst met een watervloed, 16 uit de steen ontsprongen beken, het water stroomde als rivieren. (NBV)

Vandaag zingen we mee met Psalm 78, het eerste gedeelte daarvan. Een kunstig lied zet de Nieuwe Bijbelvertaling er boven. Die Asaf was waarschijnlijk iemand die belangrijk is geweest in de Tempeldienst. Misschien had die wel een aantal liederen verzameld en in een bundel gezet. Maar dat kunstig lied dan. Ons doet het denken aan de Rederijkers, dichters rond de Middeleeuwen die volgens strakke regels gedichten maakten. Maar dat is hier toch ook niet helemaal van toepassing. In de Bijbelvertaling van 1951 en in de Statenvertaling wordt gesproken van onderwijzing of leerdicht. Ook de Naardense Bijbel noemt deze Psalm een onderwijzing. En over leren en onderwijzen gaat het in dit lied in elk geval. De Psalm is een les op zich, waard om naar te luisteren. Niet nieuw, maar het moet worden doorverteld. En wat moet er dan worden onderwezen en geleerd. De Psalm noemt het een wonder, de richtlijnen voor de menselijke samenleving die in de woestijn waren ontvangen, de richtlijn voor Jakob, de richtlijnen voor de samenleving van Israel.

Jakob staat hier niet voor een meneer maar voor het volk dat uit hem was voortgekomen, het volk dat zijn nieuwe naam had gekregen, Israel. Die richtlijnen hadden de nakomelingen van Jakob gekregen in de woestijn toen ze de slavernij van Egypte waren ontvlucht. Samengevat luidden die dat je je naaste lief moet hebben als jezelf, dat is God liefhebben boven alles. Dan pas valt er te overleven. Nu hebben wij onderwijs geleerd te zien als het uit het hoofd leren van kennis. Rijtjes woorden, wetten over taal en rekenen, formules uit natuur en scheikunde en woorden en zinnen uit vreemde talen. Het leren van die richtlijnen van God gaat anders. Het is een richtlijn die je moet doen en aan je kinderen leren. Maar hoe leren ouders iets aan hun kinderen. Dat wat ouders in onze dagen aan hun kinderen leren hebben ze niet in een boekje, ze overhoren hun kinderen niet en ze geven geen proefwerken over dat wat ze aan hun kinderen hebben geleerd. Ze doen dat door het hun kinderen voor te leven. En dat geldt ook voor de les die hier wordt bedoeld. Je moet je naaste liefhebben als jezelf wil je dat ook aan je kinderen leren. Je moet bereid zijn onvoorwaardelijk te delen met de minsten wil je je kinderen duidelijk kunnen maken waar het in het leven om gaat.

Dat je zelf vreemdeling bent en niet doet zoals in de huidige wereld gewoon is moet je zelf voelen wil je het op je kinderen kunnen overbrengen. Dat bleek al toen het volk werd bedreigd. De mannen van Efraïm hadden geen zin in een gevecht voor mensen die ze niet kenden. Zoals velen de ontwikkelingssamenwerking, de hulp aan de Grieken of de Italianen en de bescherming van vluchtelingen maar onzin vinden, ver van ons bed. Dat het in verbinding met God gaat om je in te zetten voor de zwaksten, voor de minsten wordt dan vergeten. Dat niet vergeten en dus jezelf wel inzetten is de manier waarop je het je kinderen leert. Dan gaat dat verhaal door, dan komt het lied niet tot zwijgen. Even doet de Psalm ons herinneren hoe het ook al weer ging toen dat groepje slaven uit Egypte werd bevrijd om een volk te worden dat de grootheid van de God van Israël zou uitdragen. Het water van de zee spleet uiteen zodat de vluchtelingen droog konden oversteken. Zouden wij dat vandaag de dag ook niet proberen met de Middellandse zee? God heeft ons schepen gegeven en mensen om te helpen. Bouw geen hekken en muren om vluchtelingen tegen te houden, dat helpt niet, maar zorg dat ze een land krijgen waar ze in vrede en vrijheid zelf hun leven kunnen opbouwen. Daar mag dit begin van deze Psalm ons toe oproepen.

Geven jullie hun maar te eten

Matteüs 14:13-21

13 Toen Jezus hiervan hoorde, week hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze hem over land. 14 Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen en hij genas hun zieken. 15 Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’ 16 Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ 17 Ze antwoordden hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’ 18 Hij zei: ‘Breng ze mij.’ 19 En nadat hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. 20 Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol. 21 Er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld. (NBV)

Geleerden zeggen het, het valt na te rekenen, er is voedsel genoeg op de aarde, en er kan nog zeer lange tijd voldoende voedsel verbouwd worden. Waarom dan die hongerende kinderen op de TV? Waarom dan die wanhopige smeekbeden om hulp van hulporganisaties. Waarom dan die eindeloze onderhandelingen bij de Wereld Handels Organisatie? Niet zo lang geleden is er weer een onderhandelingsronde mislukt. Dat heeft 3 oorzaken, de eerste is het weer. De ene zomer hebben we een overvloedige aardappeloogst in de Wieringermeer, de volgende zomer een gewone oogst, en soms rotten de aardappelen op het land weg voordat ze geoogst worden. De aardappels worden duur als de oogst is tegengevallen, maar wij schakelen rustig over op pasta en rijst. De tweede oorzaak is de verdeling. Die rijst komt niet uit Nederland maar uit verre landen, Indonesië of Suriname. Wij weten het te organiseren dat de rijst wordt bewerkt en hierheen vervoerd en omdat de rijst moet concurreren met aardappels en pasta hoeven we er niet te veel voor te betalen.

Het graan voor de pasta komt voor een groot deel uit Oost Europa, of uit landen waar ze met weinig mensen veel graan kunnen produceren, ook dat is goedkoop dus, en dus blijven de mensen die alleen rijst kunnen telen arm. Als daar de oogst eens wat tegenvalt is er direct een groot probleem. Wij zorgen dat iedereen die niet in de landbouw werkt toch meebetaalt aan onze boeren zodat de prijzen laag kunnen blijven, de concurrentie groot is en de armen arm blijven. Die subsidies staan wel ter discussie maar we weigeren er een eind aan te maken. De derde reden is onze invoerpolitiek. Rijst en graan, maar ook koffie en cacao zijn welkom als ze maar niet bewerkt zijn, dat geldt voor bijna alle grondstoffen uit de arme landen. Chocolade en gebrande koffie zijn niet welkom, daar rust een hoge invoerprijs op. Zodat wij kunnen blijven werken en de mensen die er van afhankelijk zijn arm blijven. En er dreigt zelfs een vierde reden bij te komen. Sommige producten uit de landbouw kunnen wij omvormen tot brandstof voor onze auto’s, biobrandstof noemen we dat. Je kunt die producten dan niet meer eten, en omdat wij ze zelf omvormen verdient er in de arme landen niemand wat aan.

Jezus van Nazareth gaf het voorbeeld hoe het anders kan. Het was even schrikken geweest na dat bericht over de stiekeme dood van neef Johannes, maar Jezus was zo populair dat de mensen hem achterna bleven gaan. En als mensen op stap gaan nemen ze als het even kan eten mee, een zakje brood, een visje, je ziet het bijna niet. Twaalf manden vol bleef er over, het leek de voedselbank wel die met overgebleven voedsel duizenden te eten geeft. Als je nu gewoon in groepen bij elkaar gaat zitten en alles deelt is er genoeg te eten, zoals Mozes in de woestijn al de mensen bij elkaar zette om met hun vertegenwoordigers te kunnen overleggen. Deden we dat gewoon op de hele wereld maar, dan hoefden we tijdens het diner niet meer op TV naar stervende kinderen te kijken. Dus maar bidden dus dat onze regering bij die onderhandelingen op de Wereld Handels Conferentie het been stijf houdt en blijft pleiten voor het afschaffen van landbouwsubsidies en het open gooien van onze markten voor producten uit arme landen. Vijf broden en twee vissen is genoeg om te delen en zuinig met brandstof kunnen we zelf alvast ook zijn.