Ik wil zingen over trouw en recht

Psalm 101
1 Van David, een psalm. Ik wil zingen over trouw en recht in een lied voor u, o HEER, 2  nadenken over de volmaakte weg-wanneer zult u bij mij komen? Ik handel met een zuiver hart, ook in mijn paleis, 3  niets staat mij voor ogen wat boosaardig is. Gedraai, ik haat het, ik laat mij er niet mee in, 4  sluwheid houd ik ver van mij, het kwaad wil ik niet kennen. 5  Wie heimelijk een vriend belastert, leg ik het zwijgen op, een trotse blik, een aanmatigend hart verdraag ik niet. 6  Mijn oog zoekt de getrouwen in het land, met hen wil ik mijn woning delen. Wie de volmaakte weg bewandelt, mag mij dienen. 7 In mijn paleis is geen plaats voor wie liegt en bedriegt, wie onwaarheid spreekt komt mij niet onder ogen. 8  De schuldigen in het land breng ik elke morgen tot zwijgen, uit de stad van de HEER verdrijf ik allen die onrecht begaan.(NBV)
We hebben al weer een aantal jaren een nieuw Liedboek in de kerken in Nederland. Langzaamaan zij de kerken in Nederland dat Liedboek in gebruik gaan nemen. Veel liederen gaan over trouw en recht. Al tijdens de reformatie in de zestiende eeuw werden psalmen op rijm gezet zodat ze gezongen konden worden in de kerken. Vooral de verzameling melodieën die er in Geneve voor werden uitgekozen en gecomponeerd kreeg grote bekendheid. Alle 150 psalmen zijn nog eind jaren 60 van de vorige eeuw opnieuw op rijm gezet zodat ze op die melodieën kunnen worden gezongen. Het zijn nu de eerste 150 liederen van dat nieuwe liedboek, dat overigens meer dan 1000 liederen telt. Is dat zingen belangrijk? Volgens het lied dat we vandaag met de kerk meezingen wel. Je wordt door het zingen van zo’n lied weer eens bepaald bij waar het ook al weer om gaat: om het goede te doen en niet dan het goede, reine harten en reine daden zingt de berijming uit het Liedboek.
En het lied dat we vandaag meezingen is niet zomaar een liedje. Het is het lied van de Koning. Want wie anders kan overzien waar in het Rijk in het geheim mensen worden belastert. In onze dagen zijn het toch de overheden en bestuurders die weten waar de anonieme beschuldigingen worden geuit. En anoniem moet het want zelfs als een ambtenaar corruptie in zijn dienst meldt dan loopt hij een grote kans als vervelende klokkenluider te worden ontslagen. Dat zou onder een overheid die deze Psalm meezingt niet voorkomen. Want die overheid neemt zich voor elke ochtend alle boosdoeners tot zwijgen te brengen, uitroeiend uit de stad van de Heer. En we weten het allemaal, list en bedrog kan gemakkelijk onze samenleving regeren. Een handjevol bankiers kan met leugens de hoogte van de hypotheekrente in eigen voordeel bepalen. Van schadevergoeding aan de slachtoffers is als het uitkomt geen sprake.
Zo’n kleine Psalm als die we vandaag meezingen doet ons dus nog weer eens beseffen dat we er goed aan doen voor een overheid te zorgen die er op let dat er geen boosaardigheid voorkomt. Die niets moet hebben van gedraai en sluwheid. Die van anonieme beschuldigingen zonder bewijs niets moet hebben. Maar die ook niet de mensen op straat zet die het niet in haar land wil hebben. Die naast mensen blijft staan om het goede te doen en niet dan het goede. Als je wil dat mensen naar een ander land gaan moet je zorgen dat het gebeurt, dat ze papieren krijgen en de kans om een nieuwe start in dat andere land te maken. Als je ze op straat zet vervallen ze te gemakkelijk tot het kwade of worden ze slachtoffer van het kwaad dat de straat nu eenmaal beheerst. Zingen en als nieuw zingen is dus niet onbelangrijk. Elke zondag kan dat in de Protestantse Kerken in Nederland, in elk dorp en elke stad zijn die kerken te vinden, stap gerust eens binnen en zing mee. Zodat we een land krijgen waar het goede heerst, elke dag van de week.

U kent uw dienaar

2 Samuel 7:17-29
17  Natan bracht alles wat hij had gezien en gehoord aan David over. 18  Koning David ging het heiligdom binnen, nam plaats voor de HEER en bad: ‘Wie ben ik, HEER, mijn God, wat is mijn familie, dat u mij zo ver hebt gebracht? 19  En alsof dat nog niet genoeg was, HEER, mijn God, hebt u ook gesproken over de toekomst van mijn koningshuis. Moge dit de mensheid tot wet worden gesteld, HEER, mijn God. 20  Wat kan ik verder nog zeggen? U kent uw dienaar, HEER, mijn God. 21  U hebt al deze grootse dingen gedaan en ze aan mij bekendgemaakt omdat u handelt naar uw woord en u houdt aan wat u zich hebt voorgenomen. 22  Daarom bent u groot, HEER, mijn God. Het is zoals ons altijd is voorgehouden: zoals u is er geen, er bestaat geen andere God dan u. 23  En wie kan zich meten met Israël, uw volk? Het is het enige volk op aarde waarvoor een god zich heeft ingezet om het vrij te kopen en tot zijn volk te maken, om zo voor zichzelf een naam te vestigen door middel van grootse en indrukwekkende daden: omwille van uw volk, dat u hebt bevrijd, hebt u vreemde volken en hun goden op de vlucht gedreven. 24  U hebt uw volk Israël voor altijd aan u toegewijd, en u, HEER, bent hun tot God. 25  Welnu, HEER, mijn God, houd u dan ook aan de belofte die u aan mij en mijn koningshuis hebt gedaan en doe uw woord voor altijd gestand. 26  Dan zal uw naam voor altijd in ere worden gehouden en zal men zeggen: “De HEER van de hemelse machten is God over Israël, ”en dan zal het koningshuis van uw dienaar David altijd standhouden. 27  U, HEER van de hemelse machten, God van Israël, hebt aan uw dienaar onthuld dat u voor mij een huis zult bouwen. Daarom durf ik dit gebed tot u te richten. 28  U, HEER, mijn God, hebt me zo’n grootse toekomst beloofd. U alleen bent God, uw woorden zullen zeker in vervulling gaan. 29  Welnu, zegen dus mijn koningshuis opdat het altijd standhoudt. Dat hebt u, HEER, mijn God, immers beloofd. Moge het koningshuis van uw dienaar voor altijd door u gezegend zijn.’ (NBV)
David had dus wat op de borst te kloppen. Hij mocht weliswaar geen Tempel bouwen maar de God van Israël zou er voor zorgen dat zijn huis eeuwenlang over Israël zou regeren. Op basis van die belofte bleven en blijven de Joden geloven dat de bevrijder van Israël een afstammeling van David zal zijn. Daarom spreekt de Christelijke Bijbel over Jezus van Nazareth als geboren uit het huis en het geslacht van David. Daarom gingen Jozef en Maria naar Bethlehem omdat daar het grondstuk lag dat aan de voorouders van David was toegewezen na de intocht in het beloofde land. Nog steeds geloven Joden dat er een messias zal komen die het land Israël voorgoed verlossen zal van al haar vijanden. Zeer conservatieve Joden erkennen zelfs de staat Israël niet omdat die niet is gesticht door een Messias, een bevrijder, die de afstammeling van Koning David is en die het huis van David opnieuw heeft gevestigd in Jeruzalem. Bij alle discussies over de Staat Israël en het volk van God moeten we dus niet al te gemakkelijk de beloften van de Bijbel plakken op de actuele politieke situatie in Palestina.
David gaat na het krijgen van de belofte naar het Heiligdom om God te danken. Dat dankgebed heeft ook het karakter van een verbond. U kunt dat wel beloven maar zorg dan ook dat die belofte waargemaakt wordt, want eigenlijk heb ik die belofte helemaal niet verdient, laat het dankgebed van David zich samenvatten. David zit hierbij voor de Ark, dat was per slot het enige dat in dit heiligdom stond voorzover wij weten. De Ark werd beschouwd als de voetenbank van God en daarom kan er staan dat David plaats nam voor de Heer, of voor het aangezicht des Heren, of voor het aanschijn van de Heer. Geleerden worstelen dan met de vraag hoe het komt dat David gewoon kan gaan zitten. Maar kennelijk gebruikt David het Heiligdom zoals Mozes het Heiligdom gebruikte, als een Tent der Ontmoeting. Met dat beeld krijgt David dezelfde trekken als waarmee Mozes werd beschreven. David is de leider van het volk die als instrument van God het volk vrede en veiligheid zou schenken.
Ook de vraag van David om de belofte tot een wet voor de mensen te maken verwart veel Bijbelgeleerden. Het is God die de belofte doet en zal houden, daar komen geen mensen aan te pas. Maar wij zijn besmet met het Romeinse denken over recht, wij moeten ons aan wetten houden. Het Bijbelse denken over recht en gerechtigheid zet mensen in beweging. Als wij het huis van David willen erkennen als Koning, als Heer, van de wereld dan zullen wij in beweging moeten komen. Geloven we echt dat Jezus van Nazareth de waarheid sprak toen hij zei dat hem alle macht in hemel en op aarde gegeven was? Jezus van Nazareth beroept zich op de belofte aan David gedaan, want echte vrede is er pas als er vrede voor iedereen is, als iedereen een veilige plaats op aarde heeft, als honger is gestild, als naakten zijn gekleed en de armen bevrijd. Dan zullen alle tranen gedroogd zijn en kan God zijn Tent op aarde spannen staat er in het slot van de Bijbel. Om dat te bereiken zullen we dus in beweging moeten komen, dan vervullen we de belofte van God aan David gedaan. Dat doen we dus door onze naaste lief te hebben als onszelf. Elke dag opnieuw mogen we daar mee beginnen, ook vandaag weer.

Hij zal een huis bouwen voor mijn naam.

2 Samuel 7:1-16
1 Toen de koning zijn intrek had genomen in het paleis en de HEER hem rust had gegeven door hem van al zijn vijanden te verlossen, 2  zei de koning tegen de profeet Natan: ‘Kijk nu toch! Ik woon in een paleis van cederhout, terwijl de ark van God in een tent staat.’ 3  ‘Doe wat uw hart u ingeeft, ‘antwoordde Natan, ‘de HEER staat u immers ter zijde.’ 4 Maar diezelfde nacht richtte de HEER zich tot Natan: 5  ‘Zeg tegen mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de HEER: Wil jij voor mij een huis bouwen om in te wonen? 6  Ik heb toch nooit in een huis gewoond, vanaf de dag dat ik de Israëlieten uit Egypte heb geleid tot nu toe! Al die tijd trok ik rond in tent en tabernakel. 7  Overal heb ik met de Israëlieten rondgetrokken, en heb ik ooit aan een van de herders van Israël, die ik had aangesteld om mijn volk te weiden, gevraagd om voor mij een huis van cederhout te bouwen?” 8 Welnu, zeg tegen mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik heb je achter de kudde vandaan gehaald om mijn volk, Israël, te leiden. 9  Ik heb je bijgestaan in alles wat je ondernam, ik heb al je vijanden voor je uitgeschakeld en ik heb je naam gevestigd als een van de groten der aarde. 10  Ik heb aan mijn volk, Israël, een gebied toegewezen. Daar heb ik het geplant en daar kan het nu onbevreesd wonen. Het wordt niet langer door misdadige volken onderdrukt, zoals toen het er pas woonde 11  en ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Jou heb ik rust gegeven door je van je vijanden te verlossen. De HEER zegt je dat hij voor jou een huis zal bouwen: 12  Wanneer je leven voorbij is en je bij je voorouders te ruste gaat, zal ik je laten opvolgen door je eigen zoon en hem een bestendig koningschap schenken. 13  Hij zal een huis bouwen voor mijn naam, en ik zal ervoor zorgen dat zijn troon nooit wankelt. 14  Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor mij een zoon: als hij zondigt, zal ik hem kastijden met stok- en zweepslagen, zoals een vader doet, 15  maar hij zal nooit bij mij uit de gunst raken zoals Saul, die ik verstootte omwille van jou. 16  Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.”’ (NBV)
Het lijkt soms jammer dat de Bijbel in een andere taal, zelfs in een andere taalsoort, geschreven is dan die wij spreken en verstaan. Maar het dwingt ons ook om nauwkeuriger te lezen en bij het vertalen van de oorspronkelijke tekst goed te letten op wat er in de tekst eigenlijk gebeurt. Het verhaal dat we vandaag lezen is daar een goed voorbeeld van. We kennen het misschien, David wil een tempel bouwen voor de God van Israël maar David mag dat niet. tot troost krijgt hij de belofte dat zijn zoon die Tempel mag bouwen. Zo wordt het verhaal van vandaag vaak samengevat. Maar als we de oorspronkelijke tekst lezen en we laten daarbij ook de Tora, de eerste boeken van de Bijbel, meeklinken, dan wordt er een ander verhaal verteld. Het verhaal van David die in zijn huis rust heeft gevonden verlost van al zijn vijanden en nu een huis voor de Naam van God wil bouwen. David wil doen wat in Deuteronomium staat, als het volk intrek in het land van God heeft genomen en rust heeft gevonden verlost van zijn vijanden dan zal er een huis voor de Naam van God gebouwd worden.
Geen wonder dus dat de profeet Natan zegt dat David zijn hart moet volgen omdat de God van Israël bij hem is. Maar als de nacht valt en ook de profeet rust vindt komen de woorden van de God van Israël nog duidelijker tot hem. Niet de Koning moet een huis voor God bouwen, maar God moet een huis voor de Koning bouwen. Het eerste koningshuis was immers ten onder gegaan. Voor ons lijkt het een woordspel, maar het gaat om de inhoud van de Naam van God en de inhoud van de Tempel. Ook voor het volk Israël gekozen werd heeft God nooit in een Tempel gewoond, een psalmist dichtte eens dat de Tempel de voetenbank van God was. De Naam van God was de belofte met het volk te zijn, met de gelovigen mee te gaan en stok en steun te zijn in tijden van beproeving, het volk tegen vijanden te beschermen. Daarom was die God nooit ergens vast te leggen, daarom was er die Tent der ontmoeting waar geen beeld stond maar waar de Ark stond die de richtlijnen voor de menselijke samenleving bevatte. Pas als die richtlijnen gevestigd waren in het land kon je zeggen dat je daar overal de God van Israël tegen kwam. Dat is het verhaal dat Natan aan David ging vertellen.
Ook David moet weten dat terwijl hij overal heeft rondgetrokken, in het veld bij de schapen, aan het hof bij Saul, in de woestijn van Zif waar hij Saul had kunnen doden, in het land van de Filistijnen waar hij een stad had gekregen, steeds de God van Israël bij hem was geweest. De richtlijnen voor de menselijke samenleving in een tent in de hoofdstad, laten ook zien hoe vluchtig de aanwezigheid van die richtlijnen kunnen zijn. Voor je het weet zijn ze vastgelegd in wetten en regels waar mensen zich aan moeten onderwerpen in plaats van door bevrijd te worden. Pas als er een Koningshuis is naar Gods hart dan kan er een centrum ontstaan waar God ontmoet kan worden, waar met de armen, de familie, de levieten, de vreemdelingen maaltijd kan worden gehouden als een offer aan de God van Israël. De belofte dat het huis van David, dat huis naar Gods hart, eeuwig zal bestaan is voor Christenen vervult in Davids Zoon, Jezus van Nazareth die, zoals Paulus het uitdrukte, zijn Tempel bouwde in de harten van de gelovigen en daar de richtlijnen voor de menselijke samenleving in beitelde. Vervult van die richtlijnen, heb je naaste lief als jezelf, vervult van de liefde van God, mogen we elke dag weer op pad gaan om te zorgen voor de minsten in onze samenleving, om voor hen een huis te zijn, ook vandaag weer.

Vol overgave danste hij voor de HEER

2 Samuel 6:12-23
12 Toen koning David hoorde dat de HEER Obed-Edom en zijn familie en bezittingen had gezegend vanwege de aanwezigheid van de ark van God, ging hij naar het huis van Obed-Edom om de ark feestelijk in te halen in de Davidsburcht. 13  Telkens als de dragers van de ark van de HEER zes passen gedaan hadden, offerde hij een stier en een vetgemeste koe. 14  Vol overgave danste hij voor de HEER, slechts gekleed in een linnen priesterhemd. 15  Onder gejuich en stoten op de ramshoorn brachten David en de Israëlieten de ark van de HEER de berg op. 16  Toen de ark de Davidsburcht werd binnengedragen, stond Michal, de dochter van Saul, al op de uitkijk bij haar venster. Ze zag koning David dansen en springen voor de HEER, en haar hart vulde zich met minachting. 17  De ark van de HEER werd neergezet in de tent die David ervoor had opgericht, en David bracht de HEER brandoffers en vredeoffers. 18  Na afloop daarvan zegende hij het volk in de naam van de HEER van de hemelse machten. 19  Aan heel het volk, aan alle aanwezige Israëlieten, zowel de mannen als de vrouwen, liet hij brood, gedroogde dadels en rozijnen uitdelen. Daarna ging iedereen naar huis. 20 Ook David ging naar huis, om zijn familie en bedienden te zegenen. Michal kwam hem tegemoet en zei: ‘De koning van Israël heeft zich vandaag wel bijzonder waardig gedragen! Als de eerste de beste dwaas heeft hij zich voor de ogen van zijn slavinnen en onderdanen ontbloot!’ 21  David antwoordde: ‘Dat deed ik voor de HEER, die mij heeft aangesteld als vorst over het volk van de HEER, over Israël, en mij zo heeft verkozen boven jouw vader en heel zijn familie; voor de HEER danste ik! 22  En al zou ik me nog erger vernederen, al zou ik me zelfs in mijn eigen ogen verlagen, dan nog zou ik in aanzien staan bij de slavinnen over wie je spreekt.’ 23  Michal, de dochter van Saul, zou kinderloos blijven tot op de dag van haar dood. (NBV)
Maar die Ark van het Verbond schonk voorspoed. De richtlijnen voor de menselijke samenleving die in die Ark werden bewaard leiden tot een land dat overvloeit van melk en honing. Na drie maanden, de tijd was vol, haalde David de Ark opnieuw op. Maar nu zoals de Ark was bedoeld, je draagt de richtlijnen voor de menselijke samenleving zelf, je laat zien dat ze vreugde schenken. Niks deftigheid, niks verering van voorwerpen. Religie zoals de Heidenen hebben speelt bij de verering van de God van Israël geen rol.  Wat een grote rol speelt is de bereidheid te delen. Daarom al die offers. Maar na elke 6 passen volgt de zevende. De pas van de Sabbat, de dag die God geheiligd heeft om de mens van alle slavernij te bevrijden. Dat hoort bij de richtlijnen voor de menselijke samenleving net als het delen. Die offers zijn dan ook tekenen aan God dat je bereid bent alles te delen.
Het volgen van de richtlijnen voor de menselijke samenleving is de basis  van de regering van David. Dat blijkt ook als David uiteindelijk thuis komt om te zorgen dat van zijn huis het goede zal uitgaan, om zijn huis te zegenen. De Koningin, Michal, dochter van Saul, verweet David onvoldoende deftigheid te hebben laten zien. En David laat zien begrepen te hebben waar het bij de dienst aan de God van Israël eigenlijk om gaat: om te dienen, om je niet te verheffen boven de minsten maar een hand uit te steken naar de minsten in de samenleving, om te beseffen dat je door de God van Israël bevrijd bent van de slavernij.  Leiderschap begint bij het wassen van de voeten van hen aan wie leiding moet worden gegeven, dat is de boodschap die ook Jezus, zoon van David, heeft gegeven.
Deftigheid leidt tot onvruchtbaarheid, Michal zal dan ook geen kinderen krijgen. Gelukkig dat ook wij tot op de dag van vandaag af mogen zien van al die deftigheid maar onze hand uit mogen steken naar de minsten, ook vandaag weer, met vreugde. Leiderschap als een eigenschap van iemand tegen wie je moet opkijken is een vals en heidens leiderschap. Er wordt tegenwoordig wat af gediscussieerd over Christelijk leiderschap. Maar de termen Christelijk en leiderschap sluiten elkaar eigenlijk uit. Een koning dans met het volk voor de God van Israël. Een echte koning erkent dat niet hij maar God de eigenlijke koning, de eigenlijke leider is. Dat laat je zien in je doen en laten. Dat verkondigen in woord en dat is echt leiderschap. Opdrachten, oordelen en veroordelen horen daar niet bij. Samen mag je aan Gods schepping werken, werken aan een aarde waar niemand zich verheven acht boven de ander.

Tamboerijnen, rinkelbellen en cimbalen.

2 Samuel 6:1-11
1 Weer riep David alle weerbare mannen van Israël bijeen; het waren er dertigduizend. 2  Hij ging met zijn gevolg op weg om de ark van God op te halen uit Baäla in Juda, de ark waaraan een bijzondere naam verbonden is: die van de HEER van de hemelse machten, die op de cherubs troont. 3-4 Ze haalden de ark van God uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel ligt, en laadden hem op een nieuwe wagen. Abinadabs zonen Uzza en Achio leidden de wagen; Achio liep voor de ark uit.5  David en de Israëlieten speelden voor de HEER op allerlei muziekinstrumenten van hout en op lieren en harpen, op tamboerijnen, rinkelbellen en cimbalen. 6 Toen ze langs de plek kwamen waar Nachon zijn graan dorste, gingen de ossen daar op af. Uzza stak zijn hand uit en greep de ark van God vast. 7  De HEER ontstak in woede tegen Uzza en strafte hem ter plekke voor zijn onachtzaamheid, zodat hij op slag dood was. 8  David werd kwaad omdat de HEER Uzza had doorkliefd. Hij noemde die plaats Peres-Uzza, en zo heet het daar tot op de dag van vandaag. 9  Toen werd David bang voor de HEER en hij vroeg zich af: Hoe kan de ark van de HEER ooit bij mij in Jeruzalem komen? 10  Hij durfde de ark niet meer terug te leiden op de weg naar de Davidsburcht, en liet de wagen afslaan naar het huis van Obed-Edom, een Gatiet. 11  De ark van de HEER bleef drie maanden in het huis van Obed-Edom, en de HEER zegende Obed-Edom en zijn hele huishouden. (NBV)
§ De machtigen en de rijken willen altijd wat hebben om te laten zien. Mooie villa’s, schitterende gewaden, in onze tijd mooie auto’s en fraaie jachten. Dat was ook al zo in de dagen van David. Hij had een mooie hoofdstad, Jeruzalem met daarin een prachtig nieuw paleis, de Davidsburcht. Dat fraaie paleis dat hij ook gekregen had van naburige koningen. Hij had een harem met vruchtbare vrouwen. En als Koningin een dochter van de vorige Koning van Israël, Saul. Maar er ontbrak nog wat. David had het altijd gehad over de God van Israël. Hij had een profeet van die God in zijn gevolg en een priester die hem ook hielp antwoorden van die God te vinden op de vragen die David had voor de oorlogen die hij voerde.
§ Van die God was echter niets te zien in de mooie hoofdstad. Het werd dus tijd om daar wat aan te doen. Maar wat en hoe? Toen herinnerde men zich de Ark van het Verbond. Een geheimzinnige kist die ooit in een tent had gestaan, een tent die ook als Heiligdom had gediend. Een tent die ze apart hadden moeten bouwen in de Woestijn om een heiligdom te worden voor het hele volk. David zette dus bij zijn paleis ook een tent op en besloot de Ark op te halen. Daarmee kon hij een begin maken met de centralisatie van de godsdienst. Elke stam had eigen heiligdommen voor de God van Israël maar met de Ark zou daarvan alleen het heiligdom in Jeruzalem overblijven. Die Ark had ooit dienst gedaan in de oorlog tegen de Filistijnen. Die hadden de Ark veroverd maar er alleen maar ellende van ondervonden.   Op een kar met twee stieren er voor hadden ze de Ark uiteindelijk teruggestuurd naar Israël.
§ En ook in Israël bleek dat je de Ark niet zomaar kon vereren en zo was de Ark bij Abinadab in een schuur terecht gekomen. De schuur werd het heiligdom. David nam het hele leger van Israël mee om de Ark op te halen. Muziekkorpsen voorop en de Ark op een kar zoals de Filistijnen hadden gedaan. Maar de Ark was geen godenbeeld en toen de Ark langs een dorsvloer kwam ging het mis. Een dorsvloer was een heiligdom van de vruchtbaarheidsgoden van Kanaän. Later zou de Tempel van Salomo ook op een dorsvloer worden gebouwd. De Ark verzette zich tegen die religiositeit en dreigde van de kar te vallen. Dat kostte de redder van de Ark het leven, de arme man die de Ark voor vallen behoedde. Mensen kunnen de God van Israël niet redden. En zo belandde de Ark weer in een schuur. Wij willen nog wel eens beweren te weten wat God wel of niet zou willen maar buiten de Liefde weten we niks.

Ga op hen af!

2 Samuel 5:17-25
17 Toen de Filistijnen hoorden dat David tot koning van Israël was gezalfd, rukten ze met al hun troepen uit omdat ze hem wilden overmeesteren. Zodra David dit vernam, verschanste hij zich in de bergvesting. 18  De hele vallei van Refaïm stond al vol Filistijnen. 19  David wendde zich tot de HEER en vroeg: ‘Zal ik de Filistijnen aanvallen? Zult u ze aan mij uitleveren?’ De HEER antwoordde: ‘Ga op hen af! Ik verzeker je dat ik de Filistijnen aan je zal uitleveren.’ 20  David ging naar Baäl-Perasim. Daar versloeg hij hen, en sprak de woorden: ‘De HEER is voor mij door de vijandelijke linies gebroken zoals plotseling opkomend water zich een baan breekt.’ Daarom wordt die plaats Baäl-Perasim genoemd. 21  De godenbeelden die door de Filistijnen waren achtergelaten, werden door David en zijn soldaten meegenomen. 22  De Filistijnen waagden nog een tweede aanval. Opnieuw stond de hele vallei van Refaïm vol. 23  Opnieuw wendde David zich tot de HEER, en deze zei: ‘Ga niet recht op hen af. Maak een omtrekkende beweging tot bij de moerbeibomen en val hen in de rug aan. 24  Zodra je in de boomkruinen het geluid van een aanstormend leger hoort, moet je toeslaan, want dan gaat de HEER voor je uit om het leger van de Filistijnen te verslaan.’ 25  David deed wat de HEER hem had bevolen en sloeg de Filistijnen terug van Geba tot Gezer. (NBV)
David is nu dus niet alleen koning van Juda maar koning van heel Israël, alle stammen samen onder één koning. Een geduchte vijand. Dat kunnen de Filistijnen niet op zich laten zitten . Als dan de Filistijnen dus massaal tegen de nieuwe vorst optrekken went hij zich eerst tot de God van Israël om hulp en raad. Zijn bergvesting Jeruzalem stond bekend als onneembaar, David had het door een list weten te veroveren. Maar ja, als David met zijn legers de Filistijnen overspoelt in het dal waar zijn hun leger hadden gelegerd dan is de winst verzekerd. Het vertrouwen in de God van Israël geeft kracht. Maar de Filistijnen geven niet op, tot aan het eind van zijn leven blijft David last hebben van de Filistijnen.
Ook daarom werd eerst Jeruzalem veroverd, zo heeft de herder van Israël een uitkijkpost op de hoogste berg om de gevaren voor Israël waar te nemen. De Filistijnen staan in de vallei, David komt van de bergen het bedreigde volk te hulp. Als hij bij de tweede keer een omtrekkende beweging maakt en gebruik maakt van een valwind die de bomen doet klinken als een aanstormend leger, dan wint Israël opnieuw. We moeten dus uitkijkplaatsen hebben waar we de gevaren voor de minsten en de zwaksten in de samenleving kunnen overzien.
In veel kerken worden in deze dagen niet alleen bondgenootschappen gesmeed met de voedselbanken maar worden ook spreekuren ingericht voor de armen zodat hun hulpgeroep gehoord kan worden en versterkt kan worden door de Kerken, zodat de kerken de armen in onze samenleving te hulp kunnen komen. Jezus van Nazareth heeft ons niet voor niets geleerd dat een hekel aan armen, een hekel aan kreupelen en blinden, het best kan worden bestreden door bevrijding van de armen en genezing van kreupelen en blinden. Elke dag opnieuw mogen we daarvoor strijden zoals David deed, ook vandaag mag dat weer.

Wie heeft zal nog meer krijgen

Lucas 19:11-28
11 Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde hij nog een gelijkenis, aangezien hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken.12  Hij zei: ‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. 13  Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen honderd drachme en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.” 14  Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!” 15  Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. 16  De eerste kwam en zei: “Heer, uw geld heeft het tienvoudige opgeleverd.” 17  Zijn meester zei: “Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden.” 18  De tweede kwam zeggen: “Uw geld, heer, heeft het vijfvoudige opgebracht.” 19  Tegen hem zei hij: “Jij krijgt het bestuur over vijf steden.” 20  Toen kwam de derde dienaar, die zei: “Heer, hier is uw geld, ik heb het in een doek voor u bewaard. 21  Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.” 22  Zijn meester zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? 23  Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opvorderen.” 24  En tegen degenen die erbij stonden zei hij: “Neem hem de honderd drachme af en geef ze aan de knecht die het tienvoudige verworven heeft.” 25  Ze zeiden tegen hem: “Heer, hij heeft al het tienvoudige!” 26  “Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft worden ontnomen. 27  En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.”’ 28  Na deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem. (NBV)
Het grootste geschenk dat we gekregen hebben is de Liefde. Nu is het zo dat die softe Liefde gemakkelijk verwaarloosd kan worden. Wat moet je er mee zeggen veel mensen. Met Liefde wordt de wereld niet beter, mensen zijn immers boosaardig en denken alleen om zichzelf. In de verhalen van Jezus van Nazareth wordt geprobeerd ons en iedereen te overtuigen van het tegendeel. Daarom kan ook gezegd worden dat wie heeft nog meer zal krijgen. Want wie Liefde voor de naaste heeft, zal nog meer Liefde krijgen, liefde in ruil voor de liefde gegeven, maar je leert ook nog nog meer mensen lief te hebben. Want mensen zijn niet altijd boosaardig en denken alleen om zichzelf. Als we leren luisteren naar mensen en als we proberen te verstaan wat ze echt nodig hebben dan is onze liefde zeer op z’n plaats. We moeten dan wel bereid zijn om echt te delen en mensen echt een plek te geven in onze samenleving.
Het ergste wat je mensen aan kan doen is ze een aalmoes te geven. De gift die uitdrukt dat de gever rijk is en de ontvanger arm. Dat is niet delen maar dat is tot uitdrukking brengen dat je ongelijk bent. Daarom wordt in dit verhaal ook verteld dat de dienaren werken met het geld dat hun werd toevertrouwd. Natuurlijk kan de een meer verdienen dan de ander. Mensen zijn gelijkwaardig, zijn broeders en zusters, maar zijn niet gelijk. Er zijn mensen die handig zijn en er zijn mensen die slim zijn. Er zijn mensen die lang hetzelfde kunnen volhouden en er zijn mensen die veel dingen tegelijk of kort na elkaar kunnen doen. Al die mensen zijn nodig in onze samenleving. Al die mensen kunnen elkaar aanvullen en elkaar rijker maken. Daarom is het ook onrechtvaardig als mensen hun eigenschappen tot de meest belangrijke verklaren en daarvoor het grootste deel van de winst in hun zak steken.
Maar wie de Liefde ter zijde schuift en daar niets mee wil doen die wordt vanzelf boosaardig en kan niets anders meer dan alleen aan zichzelf denken. Die deelt niet, die profiteert alleen. Wees niet bang door zo iemand uitgebuit en voor de gek gehouden te worden. Als je werkelijk let op de armsten, op de minsten onder ons, dan zul je zien dat die liefdeloze mensen nooit iets voor iemand anders over hebben, nooit willen delen, geen stap voor een ander willen zetten, maar ook nooit de ander zien of horen. Doof zijn ze en blind voor wat er om hen heen met hun broeders en zusters gebeurd. Daarom kan hen zelfs het beetje liefde dat ze zouden kunnen krijgen van jou en mij worden ontnomen. Het kan ze immers gestolen worden zeggen ze zelf. Wie een schat wil hebben in het leven, wie werkelijk blijvend rijk wil worden, die werkt dag in dag uit met het grootste geschenk dat we ooit kregen, met de liefde.

Ook hij is een zoon van Abraham

Lucas 19:1-10
1 Jezus ging Jericho in en trok door de stad. 2  Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. 3  Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. 4  Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij voorbijkwam. 5  Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.’ 6  Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. 7  Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ 8  Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Kijk, Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.’ 9  Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. 10  De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’ (NBV)
Kan een rijke die ook nog met de vijand samenwerkt een rechtvaardige zijn en bij het Koninkrijk horen waar Jezus van Nazareth toe oproept? Het kan, leren we in dit verhaal over de zuivere hoofdman van de Tollenaars. Want de naam Zacheüs betekent “zuivere”. In onze armzalige vertalingen valt soms veel weg, soms ook te veel. We kunnen niet beter en verhalen als deze over Zacheüs zijn al zo lang verteld dat ook vertalers niet ontkomen aan de traditie waarin ze zijn opgegroeid. We hebben immers altijd gehoord over dat kleine mannetje dat ze er niet door wilden laten en dat niks zag als hij achteraan stond omdat hij te klein was. In zo’n mannetje kunnen we ons nog wel verplaatsen. We hebben bij de intocht van Sint Nicolaas, het bloemencorso of een andere optocht ook wel eens achteraan gestaan en niks kunnen zien.
Opgeschoten jongens klimmen dan wel eens in een lantaarnpaal. Zo klom Zacheüs in een vijgenboom. Waarom nu juist een vijgenboom. Daar hebben we al een spreekwoord dat in de vertaling verloren gaat. De Naardense Bijbel heeft gewoon vertaald wat er stond “iemands vijgen schudden” maar dat spreekwoord kennen we niet en dan zou het mogelijk zijn dat we de betekenis over het hoofd zien. Bij de Nieuwe Bijbelvertaling zien we de betekenis namelijk iemand afpersen. Als je in een vijgenboom van iemand anders klimt dan kun je natuurlijk per ongeluk wel een aantal vruchten uit de boom schudden en zo schade aan de oogst toebrengen. In de leer van Mozes staat de straf daarvoor: je hoort viervoudig de schade vergoeden. Dat belooft Zacheüs dus, zoals de Nieuwe Bijbelvertaling aangeeft. Maar er zijn ook geleerden die zeggen dat je eigenlijk zou moeten vertalen met “zoals ik gewoon ben te doen”. Het is dus een rijke, die ook nog als belastinginner voor de vijand werkt, die zich aan de richtlijnen uit de Woestijn houdt.
Hij deelt met de armen en als hij per ongeluk iemand nadeel bezorgd dan vergoed hij dat viervoudig zoals de leer van Mozes hem dat voorschrijft in het boek Leviticus. Geen wonder dus dat Jezus van Nazareth bij hem wil eten. Dat geeft de arme Zacheüs die achteraan moet staan weer een nieuwe plaats in de samenleving, als voorbeeld namelijk. Zo hoort het, delen met de armen en de schade vergoeden die je veroorzaakt. Deze Zacheüs hoort dus niet bij de Romeinen maar bij het volk van Israel. Daarmee is de belastingbaas van Jericho ineens het lichtend voorbeeld voor het volk geworden dat ooit Jericho veroverde. Jezus hoefde dus inderdaad niet om Jericho heen te trekken om het te veroveren, hij trok Jericho in om onderdak te vinden voor de nacht en veroverde Jericho in het hart van de stad. Het roept natuurlijk wel de vraag op hoe wij dat doen, we houden ons wellicht verre van onchristelijke goddelozen, maar delen we ook met de armen van ons bezit en vergoeden we de schade die we veroorzaken? Doen we wat tegen de afbraak van het regenwoud? Tegen de woestijnvorming door de aanleg van tijdelijke plantages? Doen we wat tegen al die milieuschade waar wij geen last van hebben maar die de armen steeds armer maken op deze wereld?

Wat wilt u dat ik voor u doe?

Lucas 18:31-43
31 Hij nam de twaalf apart en zei tegen hen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven zal men de Mensenzoon laten ondergaan. 32  Want hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen en worden bespot en mishandeld en bespuwd. 33  En nadat hij is gegeseld, zal hij worden gedood, maar op de derde dag zal hij opstaan.’ 34  De leerlingen begrepen er niets van. De betekenis van Jezus’ woorden bleef voor hen verborgen, en ze konden maar niet bevatten wat hij had gezegd. 35 Toen hij in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. 36  Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. 37  Ze zeiden tegen hem: ‘Jezus uit Nazaret komt voorbij.’ 38  Daarop riep de blinde: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 39  Degenen die voorop liepen, snauwden hem toe dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 40  Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij hem moest brengen. Toen deze voor hem stond, vroeg hij hem: 41  ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Heer, zorg dat ik weer kan zien.’ 42  Jezus zei: ‘Zie weer! Uw geloof heeft u gered.’ 43  Onmiddellijk kon hij weer zien en hij volgde hem terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God. (NBV)
Het hele Evangelie van Lucas draait om de tocht naar Jeruzalem. Na de geboorte van Jezus van Nazareth wordt deze naar de Tempel gebracht en vanaf het moment dat hij teruggaat met zijn ouders, na de mensen in te Tempel versteld te hebben doen staan van zijn wijsheid, gaat het hele verhaal over de tocht van Jezus naar Jeruzalem. Daar in Jeruzalem liggen immers de richtlijnen van God waar volgens de prediking van Jezus van Nazareth alles om draait. Heb Uw naaste lief als Uzelf. Maar mensen zien dat niet of willen dat vaak niet zien. Softies die steeds maar opkomen voor hun naaste worden bespot en beschimpt. Jezus van Nazareth zelf zou aan een kruis terecht komen. Hijzelf voorziet al dat het niet goed zou aflopen met iemand die steeds maar het goede doet en niets dan het goede. De leerlingen zien het, nog, niet. Dan moet Jezus van Nazareth hen maar de ogen openen.
Hoe werkt dat, oog hebben voor de mensen die dat nodig hebben. Nou, het gaat niet alleen om oog te hebben voor mensen in nood maar ook om hen te horen. Langs de kant zit een blinde bedelaar. Die zit te roepen en dat geschreeuw stoort. We kennen dat, van die verwarde mensen in onze binnensteden die stinken, bedelen en soms de mensen naroepen in de hoop tot zwijgen te worden gebracht met een gift. In onze ordelijke maatschappij storen die mensen. Zo horen eigenlijk in een psychiatrische setting heet het maar we kunnen ze niet dwingen. Daarom zijn er speciale teams die de straat op gaan en hen toe moeten zien te leiden naar die psychiatrische hulpverlening. Natuurlijk lukt dat maar matig. Ze willen immers door ons gezien en gehoord worden. Ze willen opgenomen worden in de gemeenschap die wij pretenderen te vormen en niet ze willen niet buitengesloten worden in het hokje van de psychiatrische voorziening.
Hun angsten en dromen moeten onderdeel uitmaken van ons leven van alle dag. Dan pas kunnen die angsten leefbaar worden en de dromen vervangen worden door de realiteit. Jezus van Nazareth legde de ordelievende leerlingen het zwijgen op. Hij luisterde naar de man langs de kant van de weg. Het vertrouwen van de man dat het gezien worden door Jezus van Nazareth, een geëerd en gerespecteerd prediker met een schare volgelingen, hem weer een echte plaats in de samenleving zou geven redde hem. Dat deed hem de ogen openen, daardoor durfde hij weer onder ogen te zien wat er gedaan moest worden. De Liefde voor de minste maakte dat mogelijk. Daarom brachten alle mensen die er om heen stonden hulde aan God. Dat was dus de weg die gegaan moest worden. Altijd zullen er mensen zijn die de roependen langs de kant van de weg het zwijgen op willen leggen, altijd zijn er mensen die de mensen die goed willen doen daar vanaf willen brengen. Maar als we blijven geloven dat het kan, dat het moet, dan zal het waarachtig ook lukken, ook vandaag weer.

Wat is het moeilijk voor rijken

Lucas 18:18-30
18 Een hooggeplaatst persoon vroeg hem: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 19 Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, alleen God. 20  U kent de geboden: pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, leg geen vals getuigenis af, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’21  De man zei: ‘Aan dat alles heb ik me sinds mijn jeugd gehouden.’ 22  Toen Jezus dat hoorde, zei hij: ‘Nog één ding ontbreekt u. Verkoop alles wat u hebt en verdeel de opbrengst onder de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg mij!’ 23  Toen de man dat hoorde, werd hij diepbedroefd. Hij was namelijk zeer rijk. 24  Toen Jezus zag dat de man zo bedroefd werd, zei hij: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan. 25  Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 26  Daarop zeiden zijn toehoorders: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ 27  Jezus zei: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ 28  Toen zei Petrus: ‘Maar wij hebben alles wat we bezaten achtergelaten om u te volgen.’ 29  Jezus zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die huis of vrouw, broers of zusters, ouders of kinderen heeft achtergelaten omwille van het koninkrijk van God, 30  zal reeds in deze tijd het veelvoudige ontvangen en in de tijd die komt het eeuwige leven.’ (NBV)
Wat is het moeilijk voor rijken om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Jezus van Nazareth is niet tegen de rijken maar tegen de armoede. Voorop staan de richtlijnen zoals die in de boeken van Mozes staan opgetekend: geen overspel plegen, niet moorden, niet stelen, geen valse getuigenis afleggen en niet verloochenen wie je vader en moeder zijn. Als je dat allemaal gedaan hebt dan zou er eigenlijk geen armoede meer moeten zijn, maar die is er wel. Die armoede kun je ook opheffen, daar kun je tenminste wat aan doen. De hypotheekrente afschaffen zodat niet de rijksten in het land de meeste subsidie krijgen. Het geheel van aftrek van hypotheekrente en huurtoeslagen vervangen door individuele woonsubsidie. Woonkosten naar draagkracht. Dat zou in ons land de armoede al een heel eind bestrijden en gedwongen verkoop van woningen niet meer nodig maken. Ook huurachterstanden zouden dan veel minder voorkomen. Op twee fronten zou je dan veel verdriet en ellende voor mensen voorkomen.
Ook de onrechtvaardige tolmuren kunnen worden afgeschaft. De armen in de wereld zullen dan hun producten tegen een eerlijke prijs op onze markten kunnen aanbieden. Daarmee vergroten we hun koopkracht en verminderen we dus oorlog, ziekte, hongersnood en andere ellende die de arme landen nu nog teisteren. Dan blijft natuurlijk nog de werkloosheid.  Volgens Jezus van Nazareth is dit delen van inkomen, werk en kennis namelijk economisch zeer voordelig. In een samenleving waar de problemen zijn opgelost behoor je tot de allerrijksten. In de samenleving zoals we die nu kennen moeten rijken nog steeds diep willen buigen voor ze mee kunnen doen in het Koninkrijk van God. Dat oog van de naald is namelijk niet dat kleine oogje uit het naaldje van de naaister of de kleermaker, maar het kleine poortje in de muur van de stad. Dat kleine poortje dat ook staat voor het kleine beetje rechtvaardigheid dat nodig is om gezonde mensen met veel ervaring weer een volwaardige plaats in de samenleving te geven.
Het volgen van Jezus van Nazareth is het dienen van de armsten in de samenleving voorop te stellen. Hoe daarbij je huis, je vrouw of je man, je broers of zusters, je ouders of kinderen er uit zien en bijlopen is daarbij van veel minder belang. Die stellen we niet voorop. Maar zijn we echt bereid om zo diep te bukken dat we delen met de minsten onder ons? Jezus belooft ons wel dat we reeds tijdens ons leven het veelvoudige zullen ontvangen wat we als rijken opgeven maar er zijn toch geen villabewoners te vinden die daar konden gaan wonen omdat ze zoveel hebben weggegeven. De belofte aan Petrus is dan ook een andere. Als je werkelijk de weg van Jezus van Nazareth volgt dan is materiële welvaart ineens totaal niet meer belangrijk. Vogels hebben nesten maar de Zoon van God had geen huis of een plek om zijn hoofd ter ruste te leggen. De rijkdom zit in het geluk dat je ziet opbloeien bij een ieder die je goed hebt gedaan. Dat geeft een rijk gevoel, zo rijk dat niemand je meer iets kan doen. Dat is ook door niemand af te nemen en elke dag mag het weer opnieuw, ook vandaag weer.