Het feest van het Ongedesemde brood

Matteüs 26:17-56
1  Op de eerste dag van het feest van het Ongedesemde brood kwamen de leerlingen naar Jezus toe en vroegen: ‘Waar wilt u dat wij voorbereidingen treffen zodat u het pesachmaal kunt eten?’ 18  Hij zei: ‘Ga naar de stad en zeg tegen de persoon die jullie bekend is: “De meester zegt: ‘Mijn tijd is nabij, bij jou wil ik met mijn leerlingen het pesachmaal gebruiken.’ ”’ 19  De leerlingen deden wat Jezus hun had opgedragen en bereidden het pesachmaal. 20  Toen de avond was gevallen, lag hij samen met de twaalf aan voor de maaltijd. 21  Onder het eten zei hij tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie zal mij uitleveren.’ 22  Dit bedroefde hen zeer, en de een na de ander vroegen ze hem: ‘Ik toch niet, Heer?’ 23  Hij antwoordde: ‘Hij die samen met mij zijn brood in de kom doopte, die zal mij uitleveren. 24  De Mensenzoon zal heengaan zoals over hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.’ 25  Toen zei Judas, die hem zou uitleveren: ‘Ik ben het toch niet, rabbi?’ Jezus antwoordde: ‘Jij zegt het.’ 26  Toen ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en gaf de leerlingen ervan met de woorden: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam.’ 27  En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: ‘Drink allen hieruit, 28  dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden. 29  Ik zeg jullie: vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.’ 30  Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg. 31 Onderweg zei Jezus tegen hen: ‘Jullie zullen mij deze nacht allemaal afvallen, want er staat geschreven: “Ik zal de herder doden, en de schapen van zijn kudde zullen uiteengedreven worden.” 32  Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea.’ 33  Petrus zei daarop tegen hem: ‘Misschien zal iedereen u afvallen, ik nooit!’ 34  Jezus antwoordde hem: ‘Ik verzeker je: deze nacht zul je, nog voor de haan gekraaid heeft, mij driemaal verloochenen.’ 35  Petrus zei: ‘Al zou ik met u moeten sterven, verloochenen zal ik u nooit.’ Alle andere leerlingen vielen hem daarin bij. 36 Vervolgens ging Jezus met zijn leerlingen naar een olijfgaard die Getsemane genoemd werd. Hij zei: ‘Blijven jullie hier zitten, ik ga daar bidden.’ 37  Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met zich mee. Toen hij zich bedroefd en angstig voelde worden, 38  zei hij tegen hen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier met mij waken.’ 39  Hij liep nog een stukje verder, knielde toen en bad diep voorovergebogen: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’ 40  Hij liep terug naar de leerlingen en zag dat ze lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Konden jullie niet eens één uur met mij waken? 41  Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’ 42  Voor de tweede maal liep hij van hen weg en bad: ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan mij voorbijgaat zonder dat ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals u het wilt.’ 43  Toen hij terugkwam, zag hij dat ze weer sliepen, want ze waren door vermoeidheid overmand. 44  Hij liet hen achter, liep opnieuw wat verder en bad voor de derde maal, met dezelfde woorden als daarvoor. 45  Daarna voegde hij zich weer bij de leerlingen en zei: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? En dat terwijl het ogenblik nabij is waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan zondaars. 46  Sta op, laten we gaan; kijk, hij die mij uitlevert, is al vlakbij.’ 47  Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de twaalf, in gezelschap van een grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters en de oudsten van het volk was gestuurd. 48  Met hen had zijn verrader een teken afgesproken. ‘Degene die ik kus, ‘had hij gezegd, ‘die is het, die moet je gevangennemen.’ 49  Hij liep recht op Jezus af, zei: ‘Gegroet, rabbi!’ en kuste hem. 50  Jezus zei tegen hem: ‘Vriend, ben je daarvoor gekomen?’ Daarop kwam de bende naderbij, ze grepen Jezus vast en namen hem gevangen. 51  Nu greep een van Jezus’ metgezellen naar zijn zwaard. Hij trok het, haalde uit en sloeg de dienaar van de hogepriester een oor af. 52  Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. 53  Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en dat hij mij dan onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen? 54  Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?’ 55  Toen zei Jezus tegen de omstanders: ‘Met zwaarden en knuppels bent u uitgetrokken om mij te arresteren, alsof ik een misdadiger ben! Dagelijks was ik in de tempel om onderricht te geven, en toen hebt u me niet gevangengenomen. 56  Maar dit alles gebeurt opdat de geschriften van de profeten in vervulling gaan.’ Daarop lieten alle leerlingen hem in de steek en vluchtten weg. (NBV)
Vandaag lezen we verhaal dat in de kerken op Witte Donderdag wordt gelezen. In kerkelijke taal spreken ze dan over de instelling van het Avondmaal of de Eucharistie maar helemaal juist is dat niet. In het verhaal van Matteüs lezen we eerst over het feest van het Ongedesemde brood. En dat is een bijzonder en belangrijk feest in de Joodse religie. Dat feest herinnert aan de uittocht uit het dodenland Egypte. Daar had het volk in slavernij gewoond. De religie van Egypte draaide om de dood. De Pyramides zijn er nu, eeuwen na hun bouw, nog de getuigen van, net als de mummies van mensen en dieren. Die doodsreligie had voor het volk Israel wrede slavernij betekent.
In het verhaal van de bevrijding klonk het dat op een avond er een lam geslacht moest worden. Het bloed van het Lam moest aan de deurposten gesmeerd worden en ze moesten ongedesemd brood eten, matzes noemen we die tegenwoordig, waar dus geen gist in zit. Dat brood blijft lang goed en kan bijna niet bederven. De maaltijd op die avond moest staande worden genuttigd terwijl alles wat ze mee konden en wilden nemen moest zijn ingepakt. Een laatste beker wijn kon bij dat brood worden gedronken, zodat je verkwikt en warm in de koude nacht aan de reis zou kunnen beginnen. In die nacht stierf in elk huis in Egypte de eerstgeboren zoon. Behalve in die huizen waar het bloed van het lam aan de deurposten was gesmeerd.
Die maaltijd wordt nog altijd gevierd ter herinnering aan de bevrijding uit het dodenland van Egypte. Maar die bevrijding komt nu volgens Jezus van Nazareth uit zijn eigen handelen. Zoals dat brood wordt gebroken en gedeeld met iedereen aan tafel, en zoals de beker wijn rondgaat langs iedereen aan tafel zo zet hij zichzelf in, ja zo deelde hij zichzelf voor iedereen in de wereld, zo werd zijn lichaam gebroken en zijn bloed vergoten. Zover kun je gaan als je je naaste liefhebt als jezelf. Dat kan je je leven kosten. Maar juist als je niet meer met de dood te maken wilt hebben, als je onvoorwaardelijk kiest voor het leven kun je dat opbrengen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *