Dwarsstangen van zilver

Exodus 27:9-21

9 De ruimte rond de tabernakel moet worden afgeschermd. Aan de zuidkant moeten over een lengte van honderd el doeken van getwijnd linnen komen, 10 en twintig bijbehorende palen op twintig bronzen voetstukken, met krammen en dwarsstangen van zilver. 11 Evenzo aan de noordkant: doeken over een lengte van honderd el en twintig bijbehorende palen op twintig bronzen voetstukken, met krammen en dwarsstangen van zilver. 12 Aan de westkant: doeken over een breedte van vijftig el, met tien palen op tien voetstukken. 13 Aan de oostkant moet de breedte van de afgeschermde ruimte eveneens vijftig el zijn. 14-15 Daar moeten aan weerszijden over een breedte van vijftien el doeken komen en drie bijbehorende palen die elk op een voetstuk staan. 16 Scherm de ingang af met een vakkundig geborduurd gordijn van twintig el breed, van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen; daar komen vier palen bij, elk op een voetstuk. 17 Alle palen van de omheining krijgen zilveren dwarsstangen, verzilverde krammen en bronzen voetstukken. 18 De omheining moet honderd el lang zijn, vijftig el breed en vijf el hoog. De doeken zijn van getwijnd linnen, de voetstukken van brons. 19 Al het gereedschap dat nodig is voor het opbouwen van de tabernakel moet van brons zijn, evenals de pinnen van zowel de tabernakel als de omheining. 20-21 Draag de Israëlieten op om je voor de verlichting zuivere olijfolie te brengen: er moeten in de ontmoetingstent, buiten het voorhangsel dat de ark met de verbondstekst afschermt, altijd lampen branden. Aäron en zijn nakomelingen moeten ervoor zorgen dat ze de hele nacht voor de HEER blijven branden. Dit voorschrift blijft voor de Israëlieten voor altijd van kracht, voor alle komende generaties. (NBV)

Je kunt een paleis niet zomaar benaderen en binnengaan. Op z’n minst is er voor een paleis een plein dat weer is afgezet met een hek. Vaak ook is er een voortuin met een lange oprijlaan. Het Paleis van de Godkoning van Israël kent een voorplein, meestal de Voorhof genoemd. Met een bijzonder hek, verplaatsbaar, maar duidelijk kostbaar. Een hek dat het bijzondere van dit paleis markeert. De beschrijving die we vandaag lezen lijkt wel heel nauwkeurig maar is in onze dagen niet meer zomaar na te bouwen. Wat in elk geval opvalt is dat de ingang van de Voorhof vijf el hoog is en dat de Tabernakel zelf 10 el hoog was. De Tabernakel stak dus met kop en schouders boven de Voorhof uit. Die Voorhof was dan ook niet iets geheimzinnigs. Daar had de ontmoeting tussen het volk een haar God plaats.

Het hek rond de Voorhof straalt al de kostbaarheid uit die in de Tabernakel terug te vinden is. Het fijnste linnen wordt gebruikt. Het staat als in brons gegoten en koper houd het overeind. De dwarstangen zijn van zilver. Het schittert daarmee aan alle kanten. Nu was het in de dagen van Mozes niet ongebruikelijk dat een verplaatsbaar heiligdom een voorhof had waar de gelovigen zich konden verzamelen. Wat er zich dan binnen het heiligdom afspeelde bleef dan verborgen behalve voor de priesters. In Israël wist iedereen precies wat er in de Tabernakelstond. Maten en materialen waren bekend. Iedereen die er om heen liep kon aanwijzen wat waar stond en wat daar gebeurde. Het begon bij de geborduurde gordijnen bij de ingang van de Voorhof die een weerspiegeling geweest moeten zijn met de geborduurde gordijnen die het Heilige afschermden.

In tegenstelling tot de Heiligdommen van de andere volken kent het Heiligdom van het volk van Israël geen beeld van de God die bij de Tabernakel aanbeden wordt. In plaats van een beeld wordt er de tekst van het verbond bewaard. Dat verbond tussen God en zijn volk is het allerbelangrijkste. De dichter van Psalm 119 riep later uit dat de tekst van dat Verbond een licht op zijn pad zou zijn, een lamp voor zijn voet. Uit de Tabernakel schijnt dat licht dat de richting van je levenspad aangeeft. In dat licht kun je de armen zien, de weduwen en de wees, de minsten in de samenleving. In onze dagen zien we in dat licht de 500 weeskinderen uit Griekse vluchtelingenkampen en zien we de slachtoffers van de ramp in de Libanon die aan het opruimen zijn maar geholpen moeten worden bij het opbouwen van een nieuwe haven en een nieuwe stad. Het zijn de gelovigen die dit licht brandend moeten houden. In de Tabernakel moet daarom dag en nacht een lamp branden. Het is het volk dat de brandstof, de olie, voor die lamp moet leveren. Wij weten daardoor wat ons te doen staat.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *