Hun leven lang ontzag

1 Koningen 8:33-43

33 Wanneer uw volk Israël door de vijand is verslagen omdat het tegen U gezondigd heeft, en wanneer zij dan naar U terugkeren, uw naam prijzen en tot U in deze tempel bidden en smeken, 34 luister dan vanuit de hemel, vergeef uw volk Israël wat het heeft misdaan en breng hen terug naar het grondgebied dat U aan hun voorouders hebt gegeven. 35 Wanneer de hemel gesloten blijft en er geen regen valt omdat het volk tegen U gezondigd heeft, en wanneer zij dan een gebed richten naar deze tempel, uw naam prijzen en zich afkeren van hun zonden, omdat U hen antwoord geeft, 36 luister dan vanuit de hemel en vergeef uw dienaren, uw volk Israël, wat ze hebben misdaan. Wijs hun de juiste levensweg en laat het regenen op uw land, dat U uw volk als grondgebied gegeven hebt. 37 Wanneer er in het land hongersnood of pest uitbreekt, wanneer het gewas wordt getroffen door korenbrand, meeldauw of vraatzuchtige sprinkhanen, wanneer het volk in eigen land door de vijand bedreigd wordt, wanneer er kortom bij enige ramp of ziekte 38 ook maar iemand van uw volk Israël een smeekgebed tot U richt en zijn handen heft in de richting van deze tempel – ieder onder de druk van het leed dat hem persoonlijk treft –, 39 luister dan vanuit de hemel, uw woonplaats, en vergeef hem. Grijp in en geef hem wat hem toekomt, want U weet wat er in hem omgaat. U alleen immers kunt de mens doorgronden. 40 Dan zullen ze in het land dat U aan onze voorouders hebt gegeven hun leven lang ontzag voor U tonen. 41 Ook wanneer een vreemdeling, die niet tot uw volk Israël behoort en die uit een ver land hierheen is gekomen om uw naam eer te bewijzen 42 – want ook daar is de faam van uw sterke hand en opgeheven arm doorgedrongen –, wanneer een vreemdeling hierheen komt en een gebed richt naar deze tempel, 43 luister dan vanuit de hemel, uw woonplaats, en doe wat hij U vraagt. Dan zullen alle volken op aarde uw naam leren kennen en ontzag voor U tonen, zoals uw volk Israël dat doet, en zij zullen weten dat uw naam verbonden is aan deze tempel, die ik heb gebouwd. (NBV21)

Fouten maken hoort bij het leven. Fouten hebben wel gevolgen. Zeker als een volk als Israël fouten maakt in het nakomen van het verbond met de God van Israël. Het hebben van zo’n schitterende Tempel zal volgens Salomo niet leiden tot een foutloos handelen van het volk. En als het volk denkt de God van Israël niet meer nodig te hebben dan doet die God ook niets meer. Dan komen er vijanden van wie verloren wordt. Dan blijven de regens uit en droogt de grond op. Salomo vraagt daarom of God opnieuw met het volk wil beginnen als het volk inziet wat er fout is en naar de Tempel komt om van God te vragen op een nieuwe manier met elkaar te beginnen. Het is uitdrukkelijk niet een vraag of God de fouten door de vingers wil zien of zand er over als het volk er om vraagt. Vergeving is samen op een nieuwe manier opnieuw beginnen.

Er staan in dit gebed wel zeven verschillende smeekbeden. Maar steeds valt het woord terugkeren. Terugkeren van het volk, of het terugkeren van individuen naar het leven met de richtlijnen voor de menselijke samenleving, leven naar het verbond dat God met het volk heeft gesloten. Dat terugkeren moet niet door God worden gedaan, God immers laat nooit varen wat zijn hand is begonnen. Nee, dat terugkeren is een zaak van hen die dachten het ook wel zonder die God te kunnen. Dat moet ook niet voor de vorm, de fraaie gebeden of grote offers, dat moet oprecht van binnenuit komen. Salomo roept hier God op om zijn vermogen de mens te doorgronden te gebruiken. Daarmee wordt het natuurlijk ook een waarschuwing. Een terugkeren naar de leer van Mozes moet echt en oprecht zijn. God ziet het hart.

Israël heeft overigens niet het alleenrecht op de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Israël was als slavenvolk uitgekozen om een licht te zijn voor alle andere volken op de wereld. Als zo’n slavenvolk welvarend en machtig wordt door het nakomen van een verbond met de God van Israël dan valt ook voor andere volken te overwegen zo te gaan leven. Vreemdelingen horen dus zeer uitdrukkelijk bij de vraag of bij een schreeuw van hulp met een beroep op de God van Israël ook de vreemdelingen gehoord mogen worden. Uit de Hebreeuwse tekst blijkt dat niet alleen de vreemdelingen bedoeld worden die altijd al in Israël wonen en die hetzelfde moeten worden behandeld als de Israëlieten, maar ook de vreemdelingen die gevlucht zijn naar Israël. Gevlucht vanwege honger, oorlog, onderdrukking of vervolging. Daarom moeten wij misschien ook eens beginnen die vluchtelingen te behandelen alsof ze tot ons eigen volk horen.

 

Spreek recht over uw dienaren

1 Koningen 8:22-32

22 Toen wendde Salomo zich naar het altaar van de HEER, ten aanschouwen van de verzamelde Israëlieten, hief zijn handen ten hemel 23 en zei: ‘HEER, God van Israël, er is geen god zoals U, noch boven in de hemel, noch beneden op de aarde. U houdt u aan het verbond en blijft trouw aan uw dienaren die U met heel hun hart toegewijd zijn. 24 U hebt u gehouden aan wat U uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd. U hebt het niet bij woorden gelaten, maar U bent vandaag uw belofte daadwerkelijk nagekomen. 25 Daarom vraag ik U, HEER, God van Israël, of U zich ook wilt blijven houden aan wat U uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd, namelijk dat U zijn nakomelingen de troon van Israël nooit zult ontzeggen, zolang wij tenminste op het rechte pad blijven door U toegewijd te zijn, zoals ook hij U toegewijd was. 26 Welnu, God van Israël, moge de belofte die U uw dienaar, mijn vader David, hebt gedaan, bewaarheid worden. 27 Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan U niet bevatten, laat staan dit huis, dat ik voor U heb gebouwd. 28 HEER, mijn God, hoor het smeekgebed van uw dienaar aan en luister naar de verzuchtingen die ik vandaag tot U richt. 29 Wees dag en nacht opmerkzaam op wat er gebeurt in deze tempel, de plaats waarvan U zelf hebt gezegd dat daar uw naam zal wonen, en verhoor het gebed dat ik naar deze tempel richt. 30 Luister naar de smeekbeden die uw dienaar en uw volk Israël naar deze tempel richten, luister naar ons vanuit de hemel, uw woonplaats, luister en schenk ons vergeving. 31 Wanneer iemand een ander kwaad heeft gedaan en deze van hem eist dat hij een vervloeking over zichzelf uitspreekt, en wanneer hij dan naar uw altaar in deze tempel komt om zichzelf te vervloeken, 32 luister dan vanuit de hemel en grijp in. Spreek recht over uw dienaren, verklaar de boosdoener schuldig en geef hem zijn verdiende straf, maar spreek de onschuldige vrij en herstel hem in zijn recht. (NBV21)

Vandaag lezen we een gebed. Het langste gebed dat er in de Hebreeuwse Bijbel te vinden is. Het moet dus ook wel een belangrijk gebed zijn. Het wordt dan ook door de Koning uitgesproken in de Tempel van de God van Israël, de centrale plaats om die God te aanbidden. In dit gebed probeert Salomo onder woorden te brengen wat er nu van de Tempel verwacht mag worden. Die richtlijnen voor de menselijke samenleving, de leer van Mozes is duidelijk niet beperkt tot een centrale plaats van ontmoeting met de Eeuwige. De richtlijnen bestudeer je, die spijker je aan de deur en je draagt ze op je arm gebonden.

Maar die richtlijnen gaan er ook van uit dat je fouten kunt maken. Dat hoort natuurlijk niet maar het is in het dagelijks leven onvermijdbaar. Als je die fouten herkent, of er op gewezen wordt, dat zul je ze voortaan vermijden. Maar als je fouten gemaakt hebt met de richtlijnen voor de menselijke samenleving dan heb je ook een stukje verbond met de God van Israël gebroken en zul je moeten laten zien dat je dat weer goed wil maken. Dat kan in de Tempel, daar kun je een offer brengen, een deel van je bezit delen met degene die je dat bezit heeft geschonken en Salomo vraagt daar de hulp van God bij.

Salomo gooit geen problemen over de schutting bij God. Misoogsten, droogte, dreiging van oorlog daar moet je zelf oplossingen voor zoeken, de leer van Mozes geeft daarvoor veel aanknopingspunten. Maar als er macht over mensen worden uitgeoefend dan kan het verkeerd gaan. Dan kan de machtige de zwakke aan zich binden door deze een fout aan te praten. In sommige kerken ben je altijd zondaar en kan de voorganger alleen je daarvoor veroordelen. Salomo vraagt God om in de Tempel recht te doen aan mensen. Daar is er maar één machtig, God zelf, en God kan recht spreken over mensen en mensen tot hun recht laten komen. Als je wat fout doet dan weet je dat best. Een fout laten aanpraten is een aanslag op jouw integriteit. Oordeel dus niet over een ander, en veroordeel al helemaal niet. Volgens Lucas heeft Jezus dat zo gezegd.

Toen iedereen was gaan staan

1 Koningen 8:12-21

12 Toen sprak Salomo: ‘HEER, U hebt gezegd dat U in een donkere wolk wilde wonen. 13 Welnu, ik heb voor U een vorstelijk huis gebouwd, dat voor altijd uw woning kan zijn.’ 14 Hierna keerde de koning zich om en zegende de gemeenschap van Israël. Toen iedereen was gaan staan, 15 zei hij: ‘Geprezen zij de HEER, de God van Israël, die het niet bij woorden heeft gelaten maar zijn belofte aan mijn vader David daadwerkelijk is nagekomen. Hij heeft gezegd: 16 “Nooit, vanaf de dag dat Ik mijn volk Israël uit Egypte heb weggeleid, heb Ik een van de steden van Israëls stammen uitgekozen om er een tempel te laten bouwen waar mijn naam zou wonen. Wel heb Ik David gekozen om mijn volk Israël te regeren.” 17 Toen mijn vader David het plan opvatte om een tempel te bouwen voor de naam van de HEER, de God van Israël, 18 zei de HEER tegen hem: “Je hebt er goed aan gedaan een huis te willen bouwen voor mijn naam. 19 Toch zul jij de tempel niet bouwen. Je zoon, die uit jou zal voortkomen, die zal voor mijn naam een huis bouwen.” 20 En de HEER heeft zijn woord gestand gedaan. Ik ben mijn vader David opgevolgd en zit nu op de troon van Israël, zoals de HEER heeft beloofd. En ik heb voor de naam van de HEER, de God van Israël, een tempel gebouwd 21 als verblijfplaats voor de ark, die het verbond bevat dat de HEER met onze voorouders sloot toen Hij hen uit Egypte wegleidde.’(NBV21)

De bouw van de schitterende Tempel in Jeruzalem is het hoogtepunt van een lang bevrijdingsverhaal. Aan Abraham was beloofd dat die de vader zou worden van vele volken. Zijn directe afstammelingen zouden wonen in de vruchtbare vlakten van Kanaän. Maar zijn directe afstammelingen werden tot slaafgemaakten. In Egypte nog wel, het land waar de dood werd aanbeden. Het leven zou volgens de Egyptenaren de voorbereiding zijn op de dood. De God van Abraham, Izaäk en Jacob had zijn volk iets anders voor gehouden. Het leven was er om samen te leven. Die God had uiteindelijk de slaafgemaakten bevrijd, tot volk gemaakt en met dat volk een verbond gesloten.

De God van Israël woont in een donkere wolk. Niemand kan dus aanwijzen waar die God is en hoe die God er uit ziet. Niemand kan macht over die God uitoefenen, die God gaat elk verstand te boven. Nu is een God in of als een donkere wolk niet zo vreemd. De oppergod van Babel, Mardoek, was de god van het onweer en de wolken met onweer zijn de meest donkere wolken die we kennen. De God van Israël had zich echter ook aan zijn mensen geopenbaard. Die hadden mogen zien wat het belangrijkste van die God was: barmhartig, rechtvaardig en genadig. Dat blijkt uit de bevrijding en de bouw van de Tempel, zo zegent Salomo het volk van die God voor de Tempel waar niet een beeld van die God staat maar de richtlijnen voor de menselijke samenleving werden bewaard.

Waar die Tempel staat is overigens maar een indirecte keuze van God. Het was David die Jeruzalem tot hoofdstad van Israël had gemaakt. Strategisch gelegen tussen het Noorden en het Zuiden. David had vrede gebracht over Israël. God had hem tot Koning gekozen en hij was de Koning naar Gods hart geworden. In die hoofdstad had David de Tent der Ontmoeting met die bijzondere Ark centraal gesteld. Maar een vast gebouw, een Tempel kon pas na David, als de vrede voor lange tijd verzekerd was. De Tabernakel had langs diverse steden en plaatsen gezworven. De Ark was zelfs gebruikt om overwinningen in een oorlog af te dwingen, tevergeefs. Nu was het huis van David het Koningshuis en de godsdienst van de God van Israël de centrale godsdienst. Voor gelovigen is niet het beeld van God centraal maar de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Die richtlijnen zijn tot op vandaag het centrale in het geloof in de God van Israël.

De twee stenen platen

1 Koningen 8:1-11

1 Daarna liet koning Salomo de oudsten van Israël, de stamhoofden, allen die aan het hoofd van een familie stonden, in Jeruzalem bij zich komen om de ark van het verbond met de HEER over te brengen vanuit de Davidsburcht, de bergvesting op de Sion. 2 Alle Israëlieten kwamen in de maand etanim, de zevende maand, voor het feest naar koning Salomo.
3 Toen alle oudsten van Israël aanwezig waren, namen de priesters de ark op. 4 De ark van de HEER, de ontmoetingstent en de bijbehorende gewijde voorwerpen werden gedragen door de priesters en de Levieten. 5 Koning Salomo hield met de Israëlieten, die zich met hem rond de ark verzameld hadden, een offerplechtigheid waarbij zo veel schapen, geiten en runderen werden geofferd dat hun aantal niet vast te stellen was. 6 De priesters brachten de ark van het verbond met de HEER naar zijn nieuwe plaats in de achterste zaal van de tempel, het allerheiligste, en zetten hem neer onder de vleugels van de cherubs, 7 zodat de gespreide vleugels van de cherubs zich beschermend over de ark en zijn draagbomen uitstrekten. 8 Deze draagbomen staken een stuk uit, en vanuit het heilige, de grote zaal, kon men de uiteinden ervan alleen zien wanneer men vlak voor de toegang tot de achterzaal stond; van verder weg waren ze niet te zien. Ze bevinden zich daar tot op de dag van vandaag. 9 De ark bevat niets anders dan de twee stenen platen die Mozes er op de Horeb in heeft gelegd, de platen waarop is vastgelegd wat de HEER voor de Israëlieten heeft bepaald tijdens hun tocht uit Egypte. 10 Zodra de priesters uit het heiligdom naar buiten kwamen, vulde een wolk de tempel van de HEER. 11 De priesters konden hun dienst niet meer verrichten, want de majesteit van de HEER vulde de hele tempel.(NBV21)

In de eerste hoofdstukken van het boek 1 Koningen hebben we nauwkeurig en uitgebreid kunnen volgen hoe de Tempel van Salomo werd gebouwd en tot stand kwam. In de achtste maand was de bouw van de Tempel klaar staat er dan. Maar het in gebruik nemen van een Tempel van de machtigste God op aarde neemt nog al wat tijd in beslag. In het gedeelte van vandaag, dat zal gaan over dat in gebruik nemen van de Tempel, staat dat Koning Salomo de regering, de stamhoofden, de familiehoofden heeft uitgenodigd om het feest bij te wonen waarbij de Ark overgebracht zou worden van de Tent der Ontmoeting bij het paleis van wijlen Koning David, naar de nieuwe Tempel.

In die Tempel zou dus geen beeld van de God van Israël komen te staan. Het maken van beelden van een God was in de leer van Mozes zeer uitdrukkelijk verboden. Mensen leggen God niet vast en deze God verschijnt aan mensen op de manier waarop die mensen die God nodig hebben. We hebben het over een Ark die moet worden overgebracht. Wij denken dan aan de ark van Noach, of aan het biezen mandje waarin Mozes werd gered, die heten in het Hebreeuws met hetzelfde woord dat wij vertalen als Ark. Maar voor deze Ark gebruikt het Hebreeuws een ander woord. Het is een kist van accaciahout, gedekt door cherubs die met hun vleugels de ark beschermden en waaraan ringen zaten die met de draagstokken verhinderden dat de Ark zou worden aangeraakt.

Die Ark werd het centrum van de Tempel van Salomo. In die Ark lagen de twee stenen platen met daarop de tien hoofdregels van de leer van Mozes die God daar zelf had ingegrift. De regels voor de menselijke samenleving werden daarmee het centrum van de Tempel. Daar ging het om. Dat maakte die Tempel zo heilig dat zelfs de Priesters er niet meer konden werken. Een wolk vulde de Tempel, de majesteit van de Heer. Er waren nauwelijks woorden om het gebeurde onder woorden te brengen, wie zou die Goddelijke regels kunnen houden. De Tempel heeft de eeuwen niet doorstaan. Verschillende keren werd een nieuwe Tempel gebouwd. Maar de herinnering aan die goddelijke regels ging niet verloren. Toen het volk werd verspreid over het Romeinse Rijk riep Paulus op de richtlijnen maar in je hart te beitelen. Die oproep is er ook voor ons. Ook wij moeten blijven werken aan de menselijke samenleving die God voor ons bedoelde.

Gepolijst brons.

1 Koningen 7:40-51

40 Chiram maakte nog andere bekkens, scheppen en offerschalen, en daarmee was het werk dat koning Salomo hem voor de tempel van de HEER had opgedragen voltooid: 41 de twee zuilen met de twee bolvormige kapitelen erop, het vlechtwerk waarmee die kapitelen op de zuilen waren omhuld, 42 de vierhonderd granaatappels die in twee rijen aan het vlechtwerk om de bolvormige kapitelen op elk van de zuilen hingen, 43 de tien onderstellen en de tien spoelbekkens daarop, 44 de Zee, waarvan er maar één was, met de twaalf runderen eronder, 45 en de potten, scheppen en offerschalen. Al deze voorwerpen die Chiram in opdracht van koning Salomo voor de tempel van de HEER had gemaakt, waren van gepolijst brons. 46 De koning liet ze gieten in de Jordaanvlakte, tussen Sukkot en Saretan, waar volop vette klei te vinden was. 47 De hoeveelheid materiaal die in al deze voorwerpen was verwerkt, was zo groot dat koning Salomo ervan afzag ze te laten wegen: het gewicht aan brons was te groot om het te kunnen bepalen. 48 Ook voor het interieur van de tempel van de HEER liet Salomo allerlei voorwerpen maken: het met een laag goud bedekte altaar en de tafel voor het toonbrood, 49 de vergulde kandelaars die voor de achterste zaal stonden, vijf aan de linkerkant en vijf aan de rechterkant, met gouden bloemversieringen, gouden lampen en gouden snuiters, 50 de vergulde schotels, messen, offerschalen, kommen en vuurbakken. Ook het beslag van de deuren die toegang gaven tot de achterzaal van de tempel, het allerheiligste, was van goud, evenals het beslag van de deuren die toegang gaven tot de tempel zelf. 51 Toen al het werk dat koning Salomo aan de tempel van de HEER had laten verrichten voltooid was, liet hij de wijgeschenken van zijn vader David naar de tempel overbrengen. Hij borg het goud en zilver en de andere voorwerpen in de schatkamer van de tempel van de HEER. (NBV21)

Als die voorwerpen die Chiram voor de offerdienst in de voorhof van de Tempel had gemaakt schitterden aan je ogen. Alles was van brons. Gepolijst en dat betekent niet alleen gereinigd, je zag er elke smet op en moest dus voortdurend schoon gemaakt worden. Maar het weerspiegelde de zon ook maximaal. De windrichtingen die in het verhaal worden genoemd staan er niet voor niks. Bepaalde plaatsen ontvingen nu eenmaal meer zon dan andere. En voor de Grote Zee was het maar goed dat die op een schaduwrijke plaats was neergezet. De Priesters konden zich nu eenmaal niet in kokend water wassen en een bronzen wasbekken in de volle zon zetten zou het water tot grote hitte kunnen verwarmen.

Het maken van al die bronzen voorwerpen was een reusachtig werk. Voor de inrichting van de Tempel kwamen daar ook nog gouden en vergulde versieringen bij. Alles in de Tempel was van goud. Er was overigens zoveel brons gegoten dat het gewicht van alle brons in de Tempel niet meer te wegen was. Voor het gieten van al dat brons was een hele industrie ontstaan. In een gebied waar veel klei was. Er werden voor de voorwerpen mallen gemaakt van klei, daar werd het brons ingegoten en als het afgekoeld was werd de klei er om heen weggehakt. Het was geen wonder dat de bouw van de Tempel van Salomo wel zeven jaar duurde.

En toen de Tempel klaar was? Toen bleek er nog iets te ontbreken. De Tempelschat. Koning David had van de buit van alle veroveringen steeds een deel apart gezet voor de God van Israël. Wijgeschenken waren er zo verzameld. En ieder die een grote meevaller had zette een gedeelte opzij voor de God van Israël. Niet langer werden de wijgeschenken bewaard in een gedeelte van de Tent der Ontmoeting maar Salomo liet de vele gouden en zilveren, en andere voorwerpen naar de Tempel overbrengen. Wat wij er van leren? Sinds Jezus van Nazareth is ons lichaam de Tempel van God, daar wordt zijn Woord bewaard, de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Die Tempel verdient een goede verzorging. Dat lichaam wordt immers ingezet voor de zorg voor de armsten onder ons, de weduwen, de wezen en de vreemdelingen. Daar mogen we elkaar dus ook op aanspreken.

 

Geen cirkel

1 Koningen 7:27-39

27 Chiram maakte ook tien bronzen onderstellen voor verrijdbare spoelbekkens, elk vier el lang, vier el breed en drie el hoog. 28 Deze onderstellen bestonden uit panelen die in een lijstwerk waren gevat. 29 De panelen en het lijstwerk waren versierd met leeuwen, runderen en cherubs. Boven en onder deze reliëfs waren festoenen van drijfwerk. 30 Elk onderstel had vier bronzen wielen aan bronzen assen. Aan de vier hoekstijlen bevonden zich steunpunten, die tussen de festoenen gemonteerd waren. Hierop rustten de dragers van het spoelbekken. 31 Deze schraagden een bronzen ring van meer dan een el hoog en met een doorsnede van anderhalve el. Deze ring was gegraveerd. Daaromheen zaten de panelen van het onderstel, die een vierhoek vormden, geen cirkel. 32 De vier wielen waren onder aan de zijkanten van het onderstel gemonteerd. Ze waren elk anderhalve el hoog. 33 De wielen waren gemaakt als wagenwielen, met velgen, spaken en naven, die evenals de ophanging van gegoten brons waren gemaakt. 34 Op de hoekpunten rustten dus de vier dragers, die aan het onderstel vastzaten. 35 Boven op het onderstel was een ronde opstaande rand van een halve el hoog. Aan de bovenkant van de panelen zaten handgrepen. 36 Op de handgrepen en de panelen van het onderstel graveerde Chiram cherubs, leeuwen en palmetten met festoenen ertussen. 37 De tien onderstellen waren alle op dezelfde manier gegoten en hadden dezelfde maat en vorm. 38 Vervolgens maakte hij tien bronzen bekkens, elk met een inhoud van veertig bat en een middellijn van vier el: voor elk van de tien onderstellen een spoelbekken. 39 Vijf van de onderstellen werden aan de zuidkant van de tempel geplaatst, en vijf aan de noordkant. De Zee kreeg een plaats schuin voor de tempel, aan de zuidoostkant. (NBV21)

Er moeten naast de Grote Zee voor de priesters ook spoelbekkens komen voor alles wat er bij de offers, dat is de slacht, komt kijken. Het bloed was heilig en tot elke prijs moest worden voorkomen dat de slacht van offerdieren een bloedige aangelegenheid zou worden. Daar is water voor nodig. Waterleidingen zoals wij hebben hadden ze nog niet. Grote, verrijdbare wasbekkens waren er voor nodig. Dat kunnen heel lelijke ontsierende voorwerpen zijn. Niet in de Tempel voor de God van Israël. Daar was het mooiste nog niet mooi genoeg. Edelsmid Chiram uit Tyrus ging dus aan her werk met het maken van deze wasbekkens, die zowel functioneel als mooi moesten worden.

De omvang en de uitvoering van de wasbekkens worden nauwkeurig beschreven. Ze waren gegoten in brons. In de dagen van Salomo straalde brons rijkdom en welvaart uit. De tien wasbekkens waren van onder tot boven niet alleen van brons gemaakt maar ook met brons versierd. De wielen waren groot als wagenwielen. Met velgen, spaken en naven. Het leken wel strijdwagens zoals de Farao die ooit had gebruikt. Van onder tot boven bleven spoelbekkens een wonder voor het oog. Een bronzen onderstel droeg de panelen van het spoelbekken. De panelen konden worden verwijderd, er zaten handvaten aan. Maar de panelen, de handvaten, de hoeken, alles was versierd op een manier zoals ook de binnenkant van de Tempel was versierd.

Het belang van de spoelbekkens moet niet worden onderschat. Reinheid was een centraal begrip in de dienst in de Tempel. Alles moest schoon zijn van vreemde smetten vrij. De schoonheid, de prachtige versieringen onderstreepten deze vrijheid. Aan elke kant van de Tempel stonden vijf van deze spoelbekkens. We moeten niet vergeten dat het offeren uiteindelijk lopende bandwerk zou worden. Er waren kamers voor de priesters gebouwd, daar konden ze zich verschonen. In de Grote Zee konden de priesters, maar soms misschien ook wel gelovigen, zich wassen. En alles wat met het offeren te maken had kon voortdurend gereinigd worden. De Gibeonieten waren niet voor niets ook als waterdragers aangesteld. Wij hebben nog wel eens problemen met de reinheid. Corona noodzaakte tot een aantal extra maatregelen die ons vreemd voorkwamen. Maar wie wast de deurkrukken? We mogen wel eens net zo veel acht slaan op de reinheid van onze gebouwen en woningen als Chiram in de Tempel van de God van Israël deed.

 

Chiram uit Tyrus

1 Koningen 7:13-26

13 Koning Salomo liet een zekere Chiram uit Tyrus komen. 14 Deze Chiram was de zoon van een weduwe uit de stam Naftali. Zijn vader kwam uit Tyrus, waar hij bronsgieter was geweest. Chiram bezat alle kennis en vakmanschap die nodig zijn voor het vervaardigen van brons- en koperwerk. Hij trad bij Salomo in dienst en maakte al het brons- en koperwerk voor de koning.15 Chiram maakte twee bronzen zuilen, elk met een hoogte van achttien el en een omtrek van twaalf el. 16 Voor de bekroning van de zuilen maakte hij twee kapitelen van gegoten brons, allebei vijf el hoog. 17 Die kapitelen op de zuilen versierde hij met vlechtwerk, en de hals van elk kapiteel werd omkranst met zeven ketens. 18 Ook maakte hij granaatappels, die hij in twee rijen aan het vlechtwerk bevestigde waarmee beide kapitelen overtrokken waren. 19 De kapitelen op de zuilen, die bestemd waren voor de voorhal van de tempel, gaf hij de vorm van lotusbloemen. Ze waren vier el hoog. 20 Aan de bovenkant van elk van de kapitelen, aan de zoom van het vlechtwerk, hingen tweehonderd granaatappels in rijen om de uitstulping heen. 21 De zuilen werden opgesteld bij de voorhal voor de grote zaal. De rechterzuil kreeg de naam Jachin en de linkerzuil de naam Boaz. 22 Toen de lotusvormige kapitelen boven op de zuilen waren aangebracht, was het werk aan de zuilen voltooid. 23 Verder maakte Chiram de Zee, een bekken van gegoten brons van vijf el hoog, met een middellijn van tien el en een omtrek van dertig el. 24 Onder de rand liep een festoen van kolokwinten, tien per el; ze waren in twee rijen met het bekken meegegoten. 25 Het bekken rustte op twaalf runderen: drie met hun kop naar het noorden, drie met hun kop naar het westen, drie met hun kop naar het zuiden en drie met hun kop naar het oosten; hun achterlijven waren naar het midden gekeerd. Daarop rustte het bekken. 26 De wand was wel een handbreedte dik. De rand was gevormd als bij een beker, als een lotuskelk. Het bekken had een inhoud van tweeduizend bat. (NBV21)

Vandaag lezen we verder over de bouw van de Tempel van Salomo. Die Tempel zou in de loop van de geschiedenis een legendarische status verwerven. latere herbouwprojecten, zoals de Tempel van Herodes waar Jezus van Nazareth kwam, haalden het in de verhalen niet bij de Tempel van Salomo. Het beste was niet goed genoeg lijkt het motto van de bouw zijn. Maar wie hebben toch die Tempel vorm gegeven en gebouwd? Er waren buitenlandse invloeden te zien. Het kostbare hout kwam uit het buitenland en de bewerking van al het koper in de Tempel liet ook buitenlandse invloeden te zien. Voor de Bijbel maakt het niet uit wie, maar wat iemand doet. De Chiram uit Tyrus is dus de verpersoonlijking van die tradionele en buitenlandse invloeden. Hij had een moeder uit de stam Naftali en een vader uit Tyrus. Die vader had hem alles geleerd.

Als je later de Tempel binnen ging dan vielen er twee koperen zuilen op. Hier begint het bijzondere, het mooiste en dus het heilige van de Tempel van Israël. Die zuilen waren groot, ze waren bijzonder, dus prachtig versierd en waren zo uitzonderlijk dat ze allebei een naam kregen. Een naam die weergaf wat er in de Tempel te wachten stond. De ene kreeg de naam Boaz, dat betekent iets als “groot in macht”. De andere kreeg de naam Jakin en dat zou iets betekenen als “de Heer bevestigt”. Zeker van dit soort betekenissen zijn we nooit. Het Hebreeuws kent van ouds geen medeklinkers dat maakt dat een rij klinkers bij een andere invulling met medeklinkers ook een andere betekenis zou kunnen hebben. De Hebreeuwse tekst met klinkers en aanwijzingen over de medeklinkers kennen we pas uit de laatste twee eeuwen voor het begin van de jaartelling.

Als je dan de Tempel binnenkwam was het eerste wat je zag een geweldig groot wasbekken gevuld met water. Dat wasbekken was zo groot dat ze de naam “grote zee” kreeg. Ook de Tent der Ontmoeting, waarmee het volk de woestijn was doorgetrokken, had een dergelijk wasbekken gehad. Na een dag rondtrekken door een woestijn mag je je echt wel eerst wassen voor je aan je God gaat offeren. Het grote wasbekken bij de Tempel bracht in elk geval de boodschap dat je “rein”, schoon, van alle smetten vrij, je God moet benaderen. Geleerden nemen vaak aan dat de grote zee bij de Tempel gebruikt werd door de Priesters om zich te wassen voor ze de gelovigen gingen helpen om te offeren. Bij alles wat we lezen valt op dat de aanbidding van de God van Israël een bijzondere instelling vereiste. De richtlijnen voor de menselijke samenleving, liefde voor allen, zul je concreet tot uiting moeten brengen. En dat geldt ook voor ons, elke dag weer.

Het Woud van de Libanon

1 Koningen 7:1-12

1 Salomo liet ook een paleis voor zichzelf bouwen. Hij besteedde dertien jaar aan de bouw van het hele paleiscomplex. 2-3 Eerst bouwde hij een hal, die het Woud van de Libanon werd genoemd. Deze was honderd el lang, vijftig el breed en dertig el hoog. Het dak van cederhout rustte op vier rijen cederhouten zuilen, waarover cederhouten balken lagen. Daaroverheen lagen vijfenveertig dwarsbalken, vijftien per rij. 4 Er waren drie rijen vensteropeningen met vensters op drie passen afstand van elkaar. 5 Alle kozijnen waren rechthoekig, en ze waren aangebracht op drie passen afstand van elkaar. 6 Vóór deze ruimte, ervan afgescheiden door zuilen en een hekwerk, liet hij een zuilenhal bouwen van vijftig el breed en dertig el diep. 7 Hij liet ook een troonzaal maken, waarin hij rechtsprak. Het hele plafond van de rechtszaal was van cederhout. 8 Achter deze zaal, aan een andere hof, lagen zijn woonvertrekken, die op dezelfde manier waren gebouwd. Voor zijn vrouw, de dochter van de farao, liet hij soortgelijke vertrekken maken. 9 Al deze gebouwen, vanaf de buitenzijde van het complex tot aan de grote hof, waren van de fundamenten tot aan de daklijst opgetrokken van nauwkeurig op maat gezaagde blokken natuursteen. 10 De fundering bestond uit enorme blokken natuursteen, blokken van tien el en blokken van acht el. 11 De muren waren van behouwen natuursteen en cederhout. 12 De grote hof was ommuurd met drie lagen gehouwen steen met daarbovenop een laag cederhouten balken. Datzelfde gold voor de binnenhof van de tempel van de HEER en voor de voorhal. (NBV21)

In het gedeelte dat hiervoor staat wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van de Tempel die Salomo voor de God van Israël zou moeten bouwen. Die Tempel wordt zo groots en geweldig dat die niet te bouwen is door een Koninkje die met een grachtenpand genoegen moet nemen. Nee daar hoort een prachtig en groots Paleis bij. Pre-Fab is er niet bij, alles moet met de hand worden gemaakt en daarom duurt de bouw van het Paleis wel 13 jaar. Maar daar had hij dan ook een geweldig paleis voor. Eigenlijk zelfs twee paleizen in één want de Egyptische Prinses waar hij mee getrouwd was kreeg haar eigen gebouw in het nieuwe Paleis.

De bouw van de Tempel zou slechts 7 jaar duren zullen we later lezen. Aan de bouw van de Tempel werkten veel bondgenoten van Salomo mee die goederen maar ook ervaren bouwers en smeden beschikbaar stelden. Dat Salomo dus eerst een paleis liet bouwen dat van hem gelijk een belangrijke koning liet lijken is dus niet zo vreemd. Ook onze regeerders trekken uniformen aan om zich belangrijk te laten lijken. Een pak met colbert en stropdas is toch wel het minste. Een zwart of blauw pak wel te verstaan. En als een lid van de Tweede Kamer in ons parlement eens zijn colbert jasje achterwege laat wordt hij berispt door de voorzitter. Hoe je er als belangrijk persoon uitziet maakt dus wat uit.

En daarmee geeft de Bijbel gelijk een waarschuwing. Laat je niet onder de indruk brengen door uiterlijkheden, kijk naar wat men doet voor de armsten in de samenleving. Salomo is zich kennelijk zeer bewust van het effect van die uiterlijkheden. Hij liet de entree van zijn Paleis precies lijken op de entree die de Tempel zou krijgen. Maar pas op, die Egyptische prinses had haar eigen godsdienst meegebracht. In het Paleis van de Koning werd dus niet uitsluitend en exclusief de God van Israël aanbeden. Salomo is het symbool van de grootsheid van Israël. Het centraal stellen van de richtlijnen van de God van Israël geeft welvaart en vrede aan het volk. Maar er ligt ook de kiem voor de aftakeling van het land en uiteindelijk het verlies van het land en de ballingschap. Laten wij ons dus door die richtlijnen laten leiden.

Integendeel

Lucas 12:49-59

49 Ik ben gekomen om op aarde een vuur te ontsteken, en wat zou Ik graag willen dat het al brandde! 50 Ik moet een doop ondergaan, en Ik word hevig gekweld zolang die niet volbracht is. 51 Denken jullie dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde? Integendeel, Ik zeg jullie dat Ik verdeeldheid kom brengen. 52 Van nu af aan zullen vijf in één huis verdeeld zijn: drie tegen twee en twee tegen drie. 53 De vader zal tegenover zijn zoon staan en de zoon tegenover zijn vader, de moeder tegenover haar dochter en de dochter tegenover haar moeder, de schoonmoeder tegenover haar schoondochter en de schoondochter tegenover haar schoonmoeder.’ 54 Tegen de menigte zei Hij: ‘Wanneer jullie een wolk zien opkomen in het westen, zeggen jullie meteen dat er regen op komst is, en dat is ook zo. 55 En wanneer jullie merken dat de wind uit het zuiden komt, zeggen jullie dat er hitte op komst is, en dat is ook zo. 56 Huichelaars! De aanblik van de aarde en de hemel kunnen jullie duiden, hoe kan het dan dat jullie deze tijd niet kunnen duiden? 57 Waarom bepalen jullie niet uit jezelf wat juist is? 58 Als je met je tegenstander op weg bent naar een hoge autoriteit, doe dan moeite om nog onderweg tot een vergelijk met hem te komen, anders sleept hij je voor de rechter, en de rechter zal je uitleveren aan de gerechtsdienaar, en die zal je in de gevangenis gooien. 59 Ik zeg je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt.’ (NBV21)

Nou hoor je toch allerlei voorgangers beloven dat je de vrede in je hart kunt krijgen als je Jezus maar je in leven toelaat, als je een persoonlijke relatie met Jezus zal krijgen. En nu lees je dat die Jezus helemaal niet gekomen is om vrede te brengen maar verdeeldheid. Die belofte van die voorgangers over vrede in je hart is inderdaad een leugen, een duivelse leugen want het klinkt zo geweldig en als je je ogen en je oren sluit voor alles wat er om je heen gebeurd dan lijkt het inderdaad vredig in je hart te worden en als je dan heel vaak halleluja roept en over Gods Liefde zingt dan lijkt het ook nog of het van Jezus zelf afkomstig is. Maar het blijft bedrog, schone schijn die met de Bijbel weinig van doen heeft. Vandaag lezen we een stuk dat volgt op de gelijkenis over knechten die het huis op orde moeten hebben voordat de Heer van het huis terug komt van een bruiloft. Als onze Heer terugkomt treft die niet een aarde aan zoals die eens door die Heer geschapen was: En God keek en zag dat het goed was, staat er geschreven. Als wij kijken is het helemaal niet goed. Gelovigen in de Here Jezus, in de God van Israël, echte gelovigen, worden daar onrustig van.

Gelovigen kunnen niet stil blijven zitten wachten tot alles wel een keer nieuw wordt. Die laten het opruimen van het huis van God niet aan God over als die terug zal komen. Die gaan aan de slag, met vuur in hun lijf om de aarde te ontdoen van het kwaad, die spoelen schoon waar vuil in eeuwen is aangekoekt. Die lijden zelf honger en dorst, honger en dorst naar gerechtigheid. Die staan op tegen medebewoners van hun huis als die bij de pakken neer willen zitten, als die gemakkelijk over problemen heen willen stappen. De vader tegen de zoon, de moeder tegen de dochter, de schoonmoeder tegen de schoondochter. Geloven in de God van Israël geeft onrust, dan neem je een kruis op achter Jezus aan, dan moet er veel veranderen en dat kost moeite en pijn. Maar het is het waard want ons is een aarde beloofd waar zelfs de dood niet meer heerst. We weten het wel zegt het verhaal van Lucas. We weten toch ook van het weer? Als er donkere wolken komen op een warme zomerdag komt er gedonder, dan breekt een onweer los. En een onweer hoeft niet altijd slecht te zijn. Natuurlijk als er windstoten komen die bomen ontwortelen, dan lopen mensen gevaar, dan kunnen mensen verongelukken. Maar we zagen het aankomen.

Een onweersbui op een drukkend warme zomerdag kan ook zeer verfrissend uitwerken. Het koelt niet af maar er komt als het ware weer lucht en adem, je kunt je weer bewegen en wordt niet langer terneergedrukt. Met de wolk in het westen die regen brengt duidt Jezus nog op een ander verhaal. Zeven jaar was het droog in Israël. Toen gingen de priesters van de vruchtbaarheidsgoden de strijd aan met de profeet van de God van Israël, die liet zijn knecht uitkijken naar de wolkje in het westen en wist toen het verscheen dat de droogte voorbij was, dat verfrissend water het land zou schoonspoelen zodat het gewas weer kon groeien en de honger gestild kon worden. We weten best dat overeten tot allerlei ziekten leidt, dat drank meer kapot maakt dan je lief is, dat onveilig vrijen tot allerlei ellende kan leiden, dat het niet laten inenten van je kinderen niet alleen je eigen kinderen maar ook andere kinderen in gevaar kan brengen. En je weet dat een oorlogszuchtige houding tegen anderen tot oorlog en geweld kan leiden. De eerste Christenen hebben dat meegemaakt in de grote opstand in het jaar 70 toen de Tempel verwoest werd en het volk werd verspreid over het hele Romeinse Rijk.

Sta klaar

Lucas 12:35-48

35 Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, 36 en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt. 37 Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen voor de maaltijd nodigen en hen bedienen. 38 Gelukkig degenen die hij zo aantreft, ook al komt hij midden in de nacht of kort voor het aanbreken van de dag. 39 Besef wel: als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. 40 Ook jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.’ 41 Petrus vroeg: ‘Heer, is deze gelijkenis alleen voor ons bedoeld of voor iedereen?’ 42 De Heer antwoordde: ‘Wie is de betrouwbare en verstandige rentmeester die de heer zal aanstellen over zijn knechten om hun op tijd het eten te geven dat hun toekomt? 43 Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn heer komt. 44 Ik verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. 45 Maar als die dienaar bij zichzelf zegt: Mijn heer komt maar niet, en als hij de knechten en dienstmeisjes gaat slaan, en zich te buiten gaat aan voedsel en drank, 46 dan komt de heer van die dienaar op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent, en dan zal hij hem de zwaarste straf opleggen en hem het lot van de trouwelozen doen ondergaan. 47 De dienaar die weet wat zijn heer wil, maar geen voorbereidingen treft en niet overeenkomstig zijn wil handelt, zal veel slagen te verduren krijgen. 48 Maar wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt dat hij slaag verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen. Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem worden gevraagd. (NBV21)

Vandaag lezen we een stuk over knechten die het huis op orde moeten hebben voordat de Heer van het huis terug komt van een bruiloft. De eerste vraag van Petrus is of het dan over hen gaat, de volgelingen van Jezus van Nazareth. En dat gaat het dus. Alle mensen zijn werktuigen in Gods hand, ze zijn knechten en dienstmeisjes van de God van Israël. Daar kun je dus twee dingen mee doen, je kunt ze te eten en te drinken geven, goed voor ze zorgen of je kunt ze uitbuiten en onderdrukken, zorgen doen ze maar voor zichzelf als jij maar aan je trekken komt. Kijk eens om je heen, heeft iedereen te eten? Heeft iedereen een dak boven het hoofd? Mag iedereen meedoen in onze samenleving? Hoeven er geen gezinnen angstig door bossen te zwerven? Is er nergens op aarde meer oorlog of geweld, geen onderdrukking meer van mensen die zichzelf niet mogen zijn? We kunnen op die vragen niet vol trots met ja antwoorden, zelfs in ons eigen land is er genoeg ellende, geweld, honger, verwaarlozing en uitbuiting.

Als dus de Heer terugkomt treft die niet een aarde aan zoals die eens door die Heer geschapen was: En God keek en zag dat het goed was, staat er geschreven. Als wij kijken is het helemaal niet goed. Gelovigen in de Here Jezus, in de God van Israël,. echte gelovigen, worden daar onrustig van. Die kunnen niet stil blijven zitten wachten tot alles wel een keer nieuw wordt. Die laten het opruimen van het huis van God niet aan God over als die terug zal komen. Die gaan aan de slag, met vuur in hun lijf om de aarde te ontdoen van het kwaad, die spoelen schoon waar vuil in eeuwen is aangekoekt. Die lijden zelf honger en dorst, honger en dorst naar gerechtigheid. Die staan op tegen medebewoners van hun huis als die bij de pakken neer willen zitten, als die gemakkelijk over problemen heen willen stappen.Jezus beschrijft hier de slavenmaatschappij. De maatschappij zoals die onder de Romeinen vorm had gekregen. Deftige en rijke families die konden floreren door de slaven die ze hadden.

Zelfs hun huishouding hing af van de kwaliteit en de inzet van de slaven. Wij kijken soms raar aan tegen de beelden die Jezus hier gebruikt om het antwoord op de vraag van Petrus duidelijk te maken. Werknemers, loonslaven van onze tijd, kunnen niet meer zo behandeld worden als de Romeinen hun slaven behandelden. Maar de manier waarop de Romeinen hun slaven behandelden maakte veel duidelijk. Het hoofd van de huishouding werd de rentmeester. Die kreeg ook de verantwoording over de uitgaven die voor de huishouding nodig waren. Maakte die rentmeester er een zootje van dan stond het de Heer van het huis vrij hem ter dood te brengen. De slaven die ook hun werk hadden verzaakt konden gestraft worden met stokslagen. Jezus neemt de onwetenden in bescherming, die kunnen aan de rootzooi in de wereld weinig doen. Maar wij weten dat het anders kan, dat het anders moet. Dat betekent voor gelovigen in het verhaal van Jezus dat ze de handen uit de mouwen moeten steken om er een betere wereld, een wereld van vrede, eerlijk delen en iedereen laten meedoen, van te maken. Elke dag mogen we daar aan werken. Aarzel dus niet.