Een dwaas veracht de wijsheid

Spreuken 1:1-19
1 Hier volgen de spreuken van Salomo, zoon van David en koning van Israël. 2  Ze bieden wijsheid en zijn een leidraad in het leven, verdiepen het inzicht 3  en bevatten wijze lessen over recht, rechtvaardigheid en eerlijkheid. 4  Ze vormen het ongeoefende verstand en geven de jeugd kennis en bezonnenheid. 5  Laat wie wijs is goed naar deze spreuken luisteren en nog wijzer worden. Laat wie verstandig is meer en meer de vaardigheid verwerven 6  deze spreuken en diepzinnigheden te begrijpen, deze woorden en scherpzinnigheden van de wijzen te doorgronden. 7  Het begin van alle kennis is ontzag voor de HEER; een dwaas veracht de wijsheid en weigert elk onderricht. 8  Mijn zoon, luister naar de lessen van je vader, verwaarloos niet wat je moeder je leert. 9  Hun lessen zijn een sierlijke krans om je hoofd, ze zijn een ketting om je hals. 10  Mijn zoon, als zondaars je proberen in te palmen, geef er niet aan toe. 11  Luister niet naar hen als ze je willen overhalen met hen mee te gaan, als ze zeggen: ‘We willen bloed vergieten, we gaan onschuldigen de dood in jagen, zonder reden, 12  we verslinden ze met huid en haar, zoals het dodenrijk de levenden verslindt, het graf de doden opslokt. 13  Hoeveel kostbaarheden zullen we niet vinden, we vullen onze huizen met een rijke buit. 14  Kom, sluit je bij ons aan,
we zullen alles delen.’ 15  Mijn zoon, ga niet met hen op pad, mijd de weg die zij gaan, 16  want ze haasten zich om kwaad te doen en zijn op bloed belust. 17  Het net wordt tevergeefs gespannen als de vogels het bespieden. 18  Alleen hun eigen bloed zal vloeien, hun eigen leven is hun prooi. 19  Dat is het lot van allen die uit zijn op roof,  hun pad voert naar de dood. (NBV)
We beginnen vandaag te lezen in het boek Spreuken. Een aparte vorm van beschrijving van het geloof. Hier gaat het niet over voorbeelden van de omgang van God met mensen, van mensen met God, hier staan geen liederen, het wordt niet verteld over hoe de wereld eigenlijk in elkaar zit, maar hier gaat het om de Wijsheid, een eigen vorm van de verschijning van God aan de mensen. In dit boek staat de zin “Wijsheid roept in de straten, over de pleinen klinkt haar stem” Wie wel eens aan een demonstratie heeft deelgenomen herkent dit beeld ongetwijfeld. Niet dat de straat nou moet gaan regeren. Het stemhokje moet dat doen daar niet van, maar dat machthebbers eens wat meer naar gewone mensen moeten luisteren wordt steeds meer duidelijk. Dat de huidige machthebbers in onze samenleving, en met name onze regering dat volstrekt niet doen dringt gelukkig ook steeds meer door. Het begin van alle kennis is ontzag voor de Heer. Voor machthebbers is dat ontzag al heel moeilijk op te brengen omdat ze zichzelf zo graag als Heer zien, en zo gezien willen worden. Buiten die ene Heer is er echter geen.
En die ene Heer heeft maar 1 uitgangspunt, in duizenden regels uit te leggen maar in 1 zin samen te vatten, dat je je naaste lief moet hebben als je zelf. Neem nu de jongeren waar we ook in dit gedeelte van het boek Spreuken over lezen. Problemen met jongeren zijn eeuwenoud. Elke generatie weer vergeten we dat jongeren vaak door schade en schande wijs moeten worden. Dat je dus niet moet ophouden jongeren te vertellen wat goed en wat slecht is. Dat elke ouwe lul er gewoon bij hoort en pas een gewaardeerde oudere is als de jongere zelf een ouwe lul is geworden. Dit begin van het boek Spreuken geeft in heldere hedendaagse taal aan waar het over gaat. Jongeren luistert naar je vader en moeder. Oubolliger kan het bijna niet maar wie zelf grootvader of grootmoeder is weet dat het een waarheid is als een koe, jongeren moeten dat eerst nog ondervinden. Natuurlijk komen jongeren slechte vrienden tegen. Maar slechte vrienden zijn nooit een excuus voor ontsporen. Ouders doen er daarom goed aan de vrienden van hun kinderen te leren kennen en het onderscheid tussen goede en kwade vrienden te maken voor hun kinderen tot de ontdekking komen dat ze de verkeerde keus hadden gemaakt.
Het gaat dan volgens de Spreukenschrijver over vrienden die je overhalen bloed te gaan vergieten, zinloos geweld te plegen, en dat staat er heus, te roven en in te breken. Dat moet je dus allemaal niet doen, dat pad voert naar de dood. Het lijkt er tegenwoordig op dat we het alleen nog maar over deze zaken hebben. Waar wordt er met jongeren nog gediscussieerd over wat goed en wat kwaad is?. Welke school heeft nog tijd om de vrienden(M/V) keus van hun leerlingen ter discussie te stellen?. Waar worden jongeren nog weerbaar gemaakt tegen zinloos geweld, alcohol en drugsgebruik?. Het roken onder jongeren neemt af, het gebruik van soft drugs stabiliseert en het gebruik van hard drugs neemt heel langzaam af. Maar het gebruik van alcohol neemt nog steeds toe, het gebruik van geweld neemt ook toe. Scholen met detectiepoortjes zijn al bijna geen uitzondering meer. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee die detectiepoortjes en kluiscontroles worden aanvaard doet je je hart vasthouden. Leerlingen voor wie deze maatregelen nodig zijn, hun pad voert naar de dood. Zij moeten vastgepakt en vastgehouden worden tot de maatregelen niet meer nodig zijn. We leven echter in een wegwerpmaatschappij, als die leerlingen worden ontdekt worden ze van school verwijderd, in plaats van tot nuttige leerling omgevormd. Die weg voert uiteindelijk naar de dood van de samenleving.

Hij oordeelt de volken

Psalm 96
1 Zing voor de HEER een nieuw lied, zing voor de HEER, heel de aarde. 2 Zing voor de HEER, prijs zijn naam, verkondig van dag tot dag dat hij ons redt. 3 Maak aan alle volken zijn majesteit bekend, aan alle naties zijn wonderdaden. 4 Groot is de HEER, hem komt alle lof toe, geducht is hij, meer dan alle goden. 5 De goden van de volken zijn minder dan niets, maar de HEER: hij heeft de hemel gemaakt. 6 Glans en glorie gaan voor hem uit, macht en luister vullen zijn heiligdom. 7 Erken de HEER, stammen en volken, erken de HEER, zijn majesteit en macht, 8 erken de HEER, de majesteit van zijn naam, draag geschenken zijn voorhoven binnen. 9 Buig u voor de HEER in zijn heilige glorie, huiver, heel de aarde, als hij verschijnt. 10  Zeg aan de volken: ‘De HEER is koning. Vast staat de wereld, zij wankelt niet. Hij oordeelt de volken naar recht en wet.’ 11 Laat de hemel verheugd zijn, de aarde juichen, de zee bruisen en alles wat daar leeft. 12 Laat het veld verblijd zijn en alles wat daar groeit, laten alle bomen jubelen 13 voor de HEER, want hij is in aantocht, in aantocht is hij als rechter van de aarde. rechtvaardig zal hij de wereld berechten, de volken oordelen, trouw aan zijn woord.(NBV)
De almachtige God, schepper van hemel en aarde doet het tegenwoordig niet meer zo goed. Als je God almachtig noemt dan rijst direct de vraag waarom die zo machtige God al dat leed en ellende toelaat. Die vraag is met name opgekomen na de Tweede Wereldoorlog toen het langzaam doordrong dat er 6 miljoen Joden vermoord waren. En daarnaast Zigeuners, Jehova’s Getuigen, Vrijmetselaars, Homosexuelen en politieke tegenstanders van de Nazi’s. Die Joden hoorden toch tot het door God uitverkoren volk? In de geschiedenis van de Kerk was er wel gesproken over straf die Joden verdiend zouden hebben voor de kruisiging van Jezus van Nazareth, maar de moord op 6 miljoen Joden, jongeren, ouderen, mannen, vrouwen, kinderen, zieken en gezonden, stond in geen verhouding met de Lijdende Knecht des Heren die volgens diezelfde christelijke kerkgeschiedenis ook de zonden van de Joden op zich had genomen.
Toch zingen we vandaag met de kerk mee een psalm waarin God als de Heer van hemel en aarde wordt bezongen. Hoe zit dat dan? De sleutel zit misschien in het noemen van de goden van alle volken. Het bestaan van andere goden wordt in de Bijbel vaak niet ontkend. Maar de God van Israel is altijd machtiger, de goden van de volken zijn minder dan niets. Die God die kan wat. Maar kennelijk toch niet de Holocaust tegenhouden, of de Tsunami, die van de kerst nog wel. Holocaust en Tsunami zijn twee heel verschillende verschijnselen. Bij de Holocaust ging het om een plan van mensen. Mensen die dat plan ten uitvoer lieten brengen en mensen die zich tot die uitvoering lieten leiden. Maar ook mensen die zich tegen die uitvoering verzetten en mensen die zich niet tegen die uitvoering hebben verzet. Nog steeds worden in Israel de rechtvaardigen uit de volken herdacht en nieuwe rechtvaardigen uit de volken genoemd. Rechtvaardigen uit de volken zijn die mensen die met inzet en gevaar voor eigen leven Joodse levens hebben gered van de Holocaust.
Bij de Tsunami ging het om een van de natuurrampen die nu eenmaal voor komen, maar waardoor we geroepen worden tot hulp. Als we in deze Psalm lezen dat God de volken zal oordelen dan betekent dat dus dat van alle volken geweten zal worden of die wilden delen met de minsten in de wereld, met de hongerigen, de naakten, de zieken, de slachtoffers van oorlog en geweld. Ieder volk mag zich afvragen hoe dat oordeel zal uitvallen. Van individuele mensen wordt gevraagd dat ze doen wat ze kunnen en dat ze daar telkens weer opnieuw mee mogen beginnen. Een volk dat het houden van je naaste als van jezelf tot norm en regel heeft verheven is daar natuurlijk een steun bij en een lichtend voorbeeld voor andere volken. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als de volken van de wereld de handen in elkaar zouden slaan en de armoede de wereld uit zouden helpen. We leven in een tijd dat de volken besloten hebben de armoede te halveren. Dat is één stap, laten wij werken aan de volgende stap, zingend van deze psalm.

Alle volken zullen je gerechtigheid zien

Jesaja 62:1-12

1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem ben ik niet stil, totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de fakkel van haar redding brandt. 2 Alle volken zullen je gerechtigheid zien, alle koningen je majesteit. Men zal je noemen bij een nieuwe naam die de HEER zelf heeft bepaald. 3 Je zult een schitterende kroon zijn in de hand van de HEER, een koninklijke tulband in de hand van je God. 4 Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Troosteloos oord, maar je zult heten Mijn verlangen en je land Mijn bruid. Want de HEER verlangt naar jou en je land wordt ten huwelijk genomen. 5 Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal je God zich over jou verheugen.6 ¶ Jeruzalem, ik heb wachters op je muren gezet die nooit zullen zwijgen, dag noch nacht. Jullie die een beroep doen op de HEER, gun jezelf geen rust 7 en gun hem evenmin rust, totdat hij Jeruzalem weer heeft gegrondvest en haar roem op aarde heeft bevestigd. 8 De HEER heeft gezworen bij zijn rechterhand en bij zijn sterke arm: ‘Nooit meer geef ik jullie graan aan je vijanden te eten, nooit meer zullen vreemdelingen de wijn drinken waarvoor jullie je hebben afgemat. 9 Zij die het graan oogsten, zullen er ook van eten en ze zullen de HEER erom prijzen; zij die de druiven plukken, zullen ervan drinken in de voorhoven van mijn heiligdom.’ 10 ¶ Ga door de poorten, ga erdoorheen, maak de weg vrij voor het volk. Ruim baan! Effen de weg en verwijder de stenen, steek het vaandel op voor de volken. 11 De HEER laat overal horen, tot aan de einden der aarde: ‘Verkondig aan vrouwe Sion: “Je redder komt! Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.”’12 Dan noemt men hen ‘Het heilige volk’, ‘Volk dat door de HEER is vrijgekocht’, en jij zult ‘Geliefde’ heten, ‘Nooit verlaten stad’. (NBV)
Waar is die God van Israël? Bestaat die God van Israël wel? Moet je nagaan, het hele volk wordt weggevoerd. Een ander volk komt er zelfs voor in de plaats. De Tempel is verwoest , de tempelschatten zijn geroofd en als buit door overwinnaars meegevoerd. De God van dat volk en van die stad die deugt niet, die heeft het onderspit gedelfd. Dat is de reactie van de ongelovigen die rondom Israël woonden. Hoewel een volk als de Edomieten zelfs nog als broedervolk werd beschouwd deden ook die mee, zij aanbaden immers ook de God van Israël niet. Maar een handjevol achterblijvers en een grote groep ballingen bleef geloven dat de God van Israël de machtigste en eigenlijk de enige God op aarde was.
Opnieuw moest hun godsdienst worden doordacht. Opnieuw moesten de verhalen verzameld worden en bestudeerd. Zo is een groot deel van de Bijbel ontstaan in Babel waarheen de ballingen waren gevoerd. Daarheen had men de oude verhalen en oude geschriften van Tempel en paleis meegenomen. Opnieuw werden ze geredigeerd, fouten er uit gehaald en nieuw op een rij gezet. Daar werd weer ontdekt dat de God van Israël een God is die met je meetrekt en dat je daar op moet rekenen. Zoals Abraham op weg ging, zoals het volk Israël door de woestijn trok, zo zou ook die God van Israël mee gaan in de ballingschap. Er waren mensen geweest, profeten, als Jesaja, Jeremia en Ezechiël die hadden gezegd dat als het volk weer opnieuw zou gaan geloven in de God van Israël ze een nieuwe kans in hun land zouden krijgen. En uiteindelijk gebeurde dat ook, na lange tijd, toen Cyrus de opdracht gaf om de Tempel en Jeruzalem te herbouwen en de ballingen die terugkeerden de geroofde tempelschatten weer teruggaf.
In het boek Jesaja vinden we vandaag de reactie op de spotternij van de omringende volken. Jeruzalem zal niet langer een verlatene genoemd worden. Er is nog steeds een God die zich over Jeruzalem ontfermt, een God die voor de herbouw zorgt, die zorgt voor een heilig volk. Alle volken mogen dat horen, op de Tempelberg Sion verschijnt weer de Tempel en het volk, de stad en Tempel worden er naar genoemd, Sion. Maar het is en blijft dezelfde bijzondere Tempel van die bijzondere godsdienst. Geen beeld staat er in, maar het is het huis van de Liefde. Gerechtigheid gaat er van uit. Het is de Tempel van heb Uw naaste lief als Uzelf. Zo mogen ook wij dus antwoorden op onze vraag waar onze God is, dat die meetrekt als wij de minsten op de aarde helpen, de slachtoffers van overstromingen en hongersnoden, de armsten in ons eigen land en in de wereld, als we huizen bouwen voor daklozen en boeren kansen geven eerlijke landbouwprodukten te bouwen en te verhandelen tegen een eerlijke beloning. Daar is onze God aanwezig die ons elke dag opnieuw op weg stuurt om voor zijn kinderen te zorgen, ook vandaag weer.

Een genadejaar van de HEER

Jesaja 61:1-11
1 De geest van God, de HEER, rust op mij, want de HEER heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding, 2 om een genadejaar van de HEER uit te roepen en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten, 3 om aan Sions treurenden te schenken een kroon op hun hoofd in plaats van stof, vreugdeolie in plaats van een rouwgewaad, feestkledij in plaats van verslagenheid. Men noemt hen ‘Terebinten van gerechtigheid’, geplant door de HEER als teken van zijn luister.4 Wat eertijds vernield werd, zullen zij herbouwen, de lang verlaten streken weer bevolken; ze herstellen de vervallen steden, verlaten sinds mensenheugenis. 5 Vreemden staan je ten dienste en hoeden je schapen, vreemdelingen worden je dagloner of wijnbouwer. 6 En jullie worden priester van de HEER genoemd, dienaar van onze God zul je heten. Je zult je te goed doen aan de rijkdom door vreemde volken vergaard, je zult je met hun luister bekleden.7 De smaad die je verdiende loon werd genoemd, je schande wordt je dubbel vergoed. Daarom erven zij dubbel van het land en is eeuwige vreugde hun deel. 8 Want ik, de HEER, heb het recht lief, ik haat offers van roofgoed. Ik zal hen getrouw belonen, een eeuwig verbond sluit ik met hen. 9 Hun kinderen zullen vermaard zijn bij alle volken, heel de aarde kent hun nageslacht. Dan zullen allen die hen zien erkennen: ‘Dat zijn de kinderen die de HEER heeft gezegend.’10 Ik vind grote vreugde in de HEER, mijn hele wezen jubelt om mijn God. Hij deed mij het kleed van de bevrijding aan, hulde mij in de mantel van de gerechtigheid, zoals een bruidegom een kroon opzet, zoals een bruid zich tooit met haar sieraden. 11 Want zoals de aarde haar gewassen voortbrengt, zoals een tuin het gezaaide laat ontkiemen, zo laat God, de HEER, gerechtigheid ontkiemen en glorie voor het oog van alle volken. (NBV)
Het klinkt mooi vroom. De geest van God, de Heer, die op de profeet rust. God de Heer die de profeet zelf heeft gezalfd. De profeet mag vast wel preken, voor de zieligerds, de armen in de samenleving, daar heeft hij goed nieuws voor. Een genadejaar voor de Heer. Nou dat is prachtig maar wat hebben we er aan. Als we dit Bijbelgedeelte zo lezen dan hebben we de hele Bijbel niet helemaal begrepen. Of misschien wel helemaal niet. De profeet spreekt hier over een nieuw begin, een nieuwe start voor zijn samenleving. De ballingen zijn teruggekeerd uit de ballingschap, de Tempel en Jeruzalem zijn herbouwd en nu kan het beginnen, de samenleving zoals de God van Israël die altijd al heeft bedoeld. Dat is het goede nieuws, want eindelijk zal aan de armen recht worden gedaan.
Niet, net als bij ons de regering doet, de armen zelf de schuld geven van hun armoede, maar ze de kansen geven om uit de armoede te komen, ze uitdagen om aan de samenleving mee te doen en ze daar ook de ruimte voor te geven. Dan krijgen verslagen harten hoop, mensen die bij de pakken neer zitten en geen uitweg meer zien staan op en gaan weer aan de slag om er uit te komen. Mensen die gevangen zitten in hun ellende worden daarvan bevrijd, je zit niet langer vast aan je schulden, aan de fouten die je in je leven hebt gemaakt, de samenleving zorgt voor bevrijding en een nieuwe start. Ooit was het in Israël al beloofd, elke 50 jaar zou het genadejaar van de Heer worden uitgeroepen. Schulden werden kwijtgescholden, slaven vrijgelaten en als je familie het land was kwijtgeraakt dat onder Jozua was gegeven dan zou je dat weer terugkrijgen om een nieuwe start te kunnen maken. De nieuwbouw van de Tempel en de Stad is nu het sein om de treurenden om het verlies en de ballingschap te troosten. De profeet voelt zich meer en meer verbonden met de God die dat mogelijk heeft gemaakt.
In een nieuwe samenleving zoals die is beloofd, zoals die mogelijk is gemaakt zal gerechtigheid ontkiemen, daar zullen alle volken jaloers op worden. Veel later, in de donkerste uren van de Romeinse bezetting van Israël, zal Jezus van Nazareth zich deze woorden toe-eigenen, blinden zullen zien, lammen zullen lopen, bedroefden worden getroost en bevrijding aan de armen verkondigd. Dat is het gevolg van zijn roep om een nieuwe samenleving op te bouwen. Een samenleving waartoe ook Johannes de Doper toe had opgeroepen. Dat gaat er dus gebeuren als we ernst maken met het heb Uw naaste lief als Uzelf, als we werkelijk weten te delen met de armsten in plaats van de armen nog armer te maken. Daarvoor zullen we deze regering misschien moeten afwijzen zodra we de kans daarvoor hebben. Daarvoor zullen we samen moeten gaan werken met iedereen die verlangt naar die rechtvaardige samenleving, Maar dat kunnen en mogen we elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Ik stel de vrede aan als wachter

Jesaja 60:15-22
15 Eens was je verlaten en gehaat en werd je door niemand bezocht, maar ik zal je eeuwige roem verlenen, geslacht op geslacht zul je een bron van vreugde zijn. 16 Je zult de melk van vreemde volken drinken, je wordt gezoogd door koninklijke borsten. Dan zul je beseffen dat ik, de HEER, je redder ben, je beschermer, de Machtige van Jakob. 17 In plaats van koper zal ik je goud brengen, in plaats van ijzer breng ik zilver, koper in plaats van bomen, ijzer in plaats van stenen. Ik stel de vrede aan als wachter en de gerechtigheid als het gezag. 18 Van geweld in je land wordt niets meer vernomen, noch van verwoesting en rampspoed binnen je grenzen. Je zult je muren Redding noemen en je poorten Faam. 19 Overdag is het licht van de zon niet meer nodig, de glans van de maan hoeft je niet te verlichten, want de HEER zal je voor altijd licht geven en je God zal voor je schitteren. 20 Je zon zal niet meer ondergaan, je maan niet meer verbleken, want de HEER zal je voor altijd licht geven. De dagen van je rouw zijn voorbij. 21 Je volk telt enkel nog rechtvaardigen, zij zullen het land voorgoed bezitten. Zij zijn de eerste scheuten van wat ik heb geplant, ik heb hen gemaakt om mijn luister te tonen. 22 De geringste groeit uit tot een duizendtal, de kleinste tot een machtig volk. Ik, de HEER, zal dit spoedig volvoeren, wanneer de tijd is gekomen.(NBV)
..en gerechtigheid als gezag vervolgt Jesaja de zin die hier als titel staat. In zo’n land wil iedereen toch wel wonen? Dat het vrede is is de garantie dat het vrede blijft. In onze dagen geldt nog steeds dat wie vrede wil voorbereid moet zijn op oorlog. Daarom hebben we een leger en een ministerie van defensie. Dat ondanks alle samenwerking, in Europees verband en in de Verenigde Naties. Wij gaan er van uit dat we nog steeds getroffen kunnen worden door oorlog en sturen soldaten de wereld rond om te vechten. Vrede als garantie voor vrede durven wij niet aan. Misschien komt dat ook omdat wij gerechtigheid niet erkennen als gezag. Voor ons is het gezag afhankelijk van het belang dat wordt gediend. Als het gezag in strijd is met het eigen belang dan komen we in opstand, zelfs geweld wordt gebruikt tegen hen die we als gezagsdrager hebben aangemerkt en de ene keer beschermt de regering de zwakken en de andere keer de rijken.
Recht en gerechtigheid gaan eigenlijk nooit van het gezag uit. Maar het zal duidelijk zijn dat Jesaja hier een ideale samenleving schetst. Een samenleving waar het voor altijd licht zal zijn, waar geen dagen van rouw meer voorkomen, een samenleving waar geen boeven meer voorkomen want er wonen alleen nog rechtvaardigen. Een land waar terroristen ontbreken omdat ook hun doelen zijn bereikt. Ooit was het land onder het volk Israël verdeeld en hield men er rekening mee dat elke familie om de vijftig jaar weer opnieuw zou moeten kunnen beginnen, dat is niet meer nodig want het land blijft voorgoed in het bezit. De rechtvaardigen uit de dagen van de profeet zijn de eersten, de rechtvaardigen uit onze dagen volgen en we weten maar al te goed dat er nog velen zullen moeten volgen voor we kunnen zeggen dat in onze wereldsamenleving alleen rechtvaardigen wonen. Het is geen reden om het maar op te geven.
Het ideaal van een samenleving waarin geen rouw meer is, waar alle tranen zijn gedroogd, waar hongerigen zijn gevoed en dorstigen voldoende drinken hebben gehad, waar geen kinderen meer sterven voor hun tijd en vrouwen niet meer worden verkracht, waar wapens zijn omgesmeed tot ploegscharen en waar alle volken het heb Uw naaste lief als Uzelf tot grondregel hebben verklaard, die samenleving is te mooi om waar te zijn maar ook te mooi om los te laten. Misschien is de tijd nog niet gekomen dat we er als mensheid aan toe zijn, maar altijd zijn er mensen die er voor opstaan, die er voor in beweging komen, die er zelfs hun leven voor over hebben. Als we niet als dood aan de kant willen blijven zitten kunnen we ook in beweging komen voor die samenleving, elke dag opnieuw, dat geeft pas zin aan het leven, ook vandaag weer.

Sta op en schitter

Jesaja 60:1-14
1 Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de HEER. 2 Duisternis bedekt de aarde en donkerte de naties, maar over jou schijnt de HEER, zijn luister is boven jou zichtbaar. 3 Volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel. 4 Open je ogen, kijk om je heen: ze stromen in drommen naar je toe; je zonen komen van ver, je dochters worden op de heup gedragen. 5 Je zult stralen van vreugde als je het ziet, je hart zal van blijdschap overslaan. De schatten van de zee zullen je toevallen, de rijkdom van vreemde volken valt je in de schoot. 6 Een vloed van kamelen zal je land overspoelen, jonge kamelen uit Midjan en Efa. Uit Seba komen ze in groten getale, beladen met wierook en goud. Zij verkondigen de roemrijke daden van de HEER. 7 Alle schapen en geiten van Kedar worden voor jou bijeengedreven, Nebajots rammen staan je ter beschikking; ze zijn weer welkom als offer op mijn altaar. Mijn tempel zal ik in alle luister herstellen. 8 Wie zijn het die daar zweven als een wolk, die komen aanvliegen als duiven naar hun til? 9 De kustlanden hebben hun hoop op mij gevestigd. De schepen uit Tarsis gaan voorop om je kinderen van verre terug te brengen; ze hebben zilver en goud bij zich ter ere van de HEER, je God, de Heilige van Israël, die jou deze luister heeft verleend.10 Vreemdelingen zullen je muren herbouwen, hun koningen staan je ter beschikking. Ik heb je geslagen in mijn woede, in mijn mededogen zal ik me over je ontfermen. 11 Je poorten zullen nooit gesloten worden, dag en nacht zullen ze openstaan, zodat de rijkdom van vreemde volken kan binnenstromen, met de koningen die worden meegevoerd. 12 Elk volk of koninkrijk dat weigert jou te dienen, zal ten onder gaan; al die volken zullen worden verdelgd en vernietigd. 13 De luister van de Libanon, den, kamperfoelie en cipres, ze zullen bij je komen, om mijn heiligdom luister bij te zetten; zo eer ik de plaats waar mijn voeten rusten. 14 Met gebogen hoofd zullen ze komen, de zonen van je onderdrukkers, en iedereen die jou verachtte zal zich aan je voeten neerwerpen. Ze noemen je ‘Stad van de HEER’, ‘Sion van de Heilige van Israël’. (NBV)
Het is natuurlijk verleidelijk om de oproep waarmee het gedeelte van vandaag begint als een gebod voor de individuele gelovige te beschouwen. Zo is en wordt er vaak ook in kerken over gepreekt. Mooi optimistisch en als je succes hebt dan bewijst dat maar weer eens dat God je handelen welgevallig is. Maar het slaat de plank over de betekenis van dit Bijbelgedeelte helemaal mis. De oproep is niet tot een mens gericht, zelfs niet tot een koning. De oproep is tot een stad gericht. Niet zomaar een stad, maar een bijzondere stad met een bijzondere taak. Het gaat hier om Jeruzalem, het Jeruzalem van na de ballingschap, het Jeruzalem waar de Tempel van de God van Israël weer herbouwd wordt. Wij vergeten zo gemakkelijk het uitermate bijzondere van die Tempel en daarmee van die stad.
Wij kennen in onze wereld geen overvloed van Tempels met godenbeelden, voor elk probleem een andere god met een andere Tempel en andere riten en andere offers. Daar tussen stond Jeruzalem met een Tempel waar je één God kon ontmoeten voor alle problemen die maar voorstelbaar zijn. Maar daar stond geen beeld van die God. De manier waarop de meeste problemen kunnen en konden worden opgelost was te vinden in de richtlijnen van die God voor een menselijke samenleving, die richtlijnen die in die Tempel werd bewaard als een heilig geschenk dat de mensheid had gekregen van die God. Voor een wereld vol van de Liefde, een wereld van delen, van recht en gerechtigheid, een wereld vol vrede en de keus voor het leven. Die richtlijnen maakte die Tempel tot het middelpunt van de aarde, die richtlijnen en die Tempel maakten dat Jeruzalem kon gaan schitteren voor alle volken. Op de Tempelberg schitterde het licht voor alle volken en daarom heette de hele stad wel naar die berg, Sion van de Heilige van Israël.
Ooit had Salomo als koning een eerste Tempel mogen bouwen en daarvoor de kostbaarste materialen uit de buurlanden laten komen. Soms zelfs kostbare bouwmaterialen van ver weg. De profeet voorspelt nu dat als de ballingen terugkomen van de ballingschap en de Tempel en de Stad weer herbouwen de buurvolken vrijwillig komen om kostbare bouwmaterialen aan te dragen. Dat doen ze omdat ze willen genieten van de schittering van de richtlijnen, omdat recht en gerechtigheid onder de volken alle mensen vrede zullen geven. En dat is in onze dagen natuurlijk niet anders. Vrede bevordert de welvaart en recht en eerlijk delen het welzijn van alle mensen. Als we dat weten op te brengen voor alle mensen op aarde dat breekt overal de vrede uit en zijn honger en ellende verdwenen, dan wordt eindelijk recht gedaan aan de armen. Dan hoeven niet alleen de voeten van God op aarde te rusten, dan kan God zijn tenten op deze aarde opzetten zoals in het boek Openbaring wordt beloofd. Wij mogen alvast aan die aarde werken, ook vandaag weer

Hij zal ieder naar zijn daden vergelden

Jesaja 59:15b-21

Maar de HEER zag het, en het was slecht in zijn ogen dat er geen recht meer was. 16 Hij zag dat er niemand was, hij was geschokt dat niet één mens zijn zijde koos. Op eigen kracht bracht hij redding en zijn gerechtigheid spoorde hem aan. 17 Hij gordde het harnas van de gerechtigheid aan en zette de helm van de redding op zijn hoofd. Hij deed het kleed van de vergelding aan en hulde zich in de mantel van de strijdlust. 18 Hij zal ieder naar zijn daden vergelden: woede voor zijn vijanden, wraak voor zijn tegenstanders; ook op de eilanden wreekt hij zich. 19 In het westen zal men de naam van de HEER vrezen en in het oosten zijn majesteit. Want hij zal komen met de kracht van een rivier in een smalle bedding, voortgestuwd door de adem van de HEER. 20 Hij zal als bevrijder naar Sion komen, naar allen uit Jakobs nageslacht die met de misdaad breken- spreekt de HEER. 21 Dit verbond sluit ik met hen-zegt de HEER: mijn geest, die op jou rust, en de woorden die ik je in de mond heb gelegd, zullen uit jouw mond niet wijken, noch uit de mond van je kinderen, noch uit de mond van je kindskinderen, van nu tot in eeuwigheid-zegt de HEER. (NBV)
Als de mensen het niet doen dan moet God het zelf maar doen. Het is niet eerlijk, niet gerechtvaardigd, dat de wandaden van de bozen voortduren. Daarom het harnas van gerechtigheid aangetrokken, de helm van redding op het hoofd, het kleed van vergelding omgeslagen en gehuld in de mantel van strijdlust ging de God van Israël tekeer tegen het onrecht. Al die volken rond Israël, al die mensen in het land, die de God van Israël hadden bespot, die de teruggekeerde ballingen en vluchtelingen hadden uitgelachen werden op hun plaats gezet. Het volk van Israël werd eindelijk recht gedaan. Want de God van Israël zal naar Sion komen. Naar Sion? Het ging toch om Jeruzalem, de stad die met zoveel moeite was opgebouwd? Jazeker, maar in het midden van de stad ligt de heuvel Sion. En op die heuvel was vanouds de Tempel gebouwd. Daar werden de richtlijnen voor een menselijke samenleving bewaard. Daar draaide heel de godsdienst van Israël om, heb uw naaste lief als uzelf.
Die richtlijnen waren voor een deel zelfs in steen gehouwen, het waren de richtlijnen die het volk had gekregen, had ontdekt in de woestijn op de vlucht voor slavernij op weg naar een land dat zou overvloeien van melk en honing. Daar moet je je dus aan houden als je mee wil doen met de God van Israël. Het wordt beschreven als een verbond, een verdrag, een overeenkomst tussen twee partijen, het volk en de God van Israël. Bij andere goden moet je maar afwachten of die goden wat willen doen als je aan hen offert. Als je je hele leven in dienst stelt van de goden van winst en profijt moet je maar afwachten of je rijk wordt, de een lukt het wel de ander lukt het niet. De goden zelf zijn niet te beïnvloeden. Maar bij de God van Israël ben je er van verzekerd dat je het geluk ontmoet als je je aan zijn richtlijnen houdt. Je ziet het geluk in de ogen van hen die jouw hand nodig hebben en aan wie jij je hand uitsteekt. Je ziet de glimlach op de gezichten van de hongerigen met wie jij je voedsel hebt gedeeld, de opluchting van de dorstigen die jij hebt gelaafd, de warmte bij de gevangenen die jij hebt bevrijdt.
Alles wat jij doet in de geest van de God van Israël blijkt het goede te zijn en vraagt om meer van het goede. Je doet het dus niet voor jezelf. Je beloning is het geluk voor de anderen, is de betere wereld die er met jouw hulp ontstaat. Jij mag God dankbaar zijn dat je daaraan deel mag hebben, zelf zou je het niet hebben aangedurfd, zelf zou je er misschien niet eens opgekomen zijn. Daarom kan de profeet zeggen dat de woorden over het heb uw naaste lief als uzelf niet zullen wijken uit je mond, dat je het je kinderen wil leren en doorgeven, dat je oplet dat ook je kleinkinderen het te horen krijgen en zullen overnemen. Want dan komt er een nieuwe aarde, waar God zelf zijn tenten zal spannen, waar de God van Israël zelf wil wonen en waar alle tranen gedroogd zullen zijn. Telkens weer zullen we er een stukje van mogen zien en ervaren. Elke dag als we weer werken aan de richtlijnen van die God, zijn richtingwijzers volgen, ook vandaag weer.

We zijn belust op bedrog en onderdrukking.

Jesaja 59:9-15a
9 Daarom blijft het recht ver van ons en is gerechtigheid voor ons onbereikbaar. Wij hopen op licht, maar het is duister, op een sprankje licht, maar we dolen in het donker. 10 We tasten als blinden langs de muur, we tasten rond als iemand die niets kan zien. Op klaarlichte dag struikelen we alsof het schemert, in de kracht van ons leven lijken we dood. 11 Wij allen grommen als beren, we klagen en kreunen droevig als duiven. Wij hopen op recht, maar het is er niet, op redding, maar ze blijft ver van ons. 12 Want talloos zijn onze misdaden jegens u, onze zonden getuigen tegen ons. We zijn ons van onze misdaden bewust en erkennen ons wangedrag: 13 we zijn opstandig en de HEER ontrouw, we zijn afvallig van onze God, we zijn belust op bedrog en onderdrukking, zwanger van leugens brengen we onwaarheid voort. 14 Het recht is verdrongen en de gerechtigheid blijft ver van ons; de waarheid struikelt op straat en de oprechtheid krijgt nergens toegang. 15 Zo laat de waarheid verstek gaan, en wie het kwaad wil mijden, wordt uitgebuit. (NBV)
Wat hier als titel staat, een citaat uit het Bijbelgedeelte van vandaag, is natuurlijk een boute uitspraak. De meeste mensen hebben een gloeiende hekel aan bedrog en aan onderdrukking willen we ons al helemaal niet schuldig maken. Nee recht en gerechtigheid spreken ons meer aan. Vrijheid hebben we hoog in ons vaandel staan en onze burgerrechten daar moet iedereen met de vingers van af blijven. Maar toch. Het is natuurlijk mooi dat we lezen dat volgens de profeet Jesaja zijn tijdgenoten na de ballingschap tot de ontdekking gekomen waren dat ze op de verkeerde weg waren maar dat ontslaat ons er niet van na te gaan of we misschien toch ergens net zo zijn als zij. En in onze geschiedenis zouden onze ogen geopend moeten zijn door de betogers voor democratie in Noord Afrika. We leren dat de angst voor de Moslimbroederschap die een theocratische moslimstaat met steun aan terroristen in Egypte zouden willen vestigen onterecht is, ze willen dat wel maar hun volk wil dat niet. Jarenlang zijn we met bedrog in de waan gelaten dat die Moslims in Egypte niet zouden deugen en dat een dictator daar de enige verzekering tegen was.
Onze angst heeft wel de dictator Mubarak in het zadel gehouden. En vanuit het democratische Christelijke westen hebben we wel al die dictators in het Midden Oosten gesteund, handel mee gedreven, bankrekeningen voor geopend, wapens geleverd. En nog steeds vragen we aan de machthebbers in het midden oosten, Egypte, Turkije, Syrië niet om democratie en persvrijheid als voorwaarden voor samenwerking. De demonstranten in Lybië werden doodgeschoten met kogels uit België die met exportsubsidie van Europa aan de dictator waren geleverd. Aan die subsidie hebben ook wij onze bijdrage geleverd. En waar pleiten onze politici voor? Voor recht en gerechtigheid? Worden de banden met de dictators verbroken nu ze zo onmenselijk reageren? Nee dus. We pleiten voor stabiliteit, voor rust en orde, voor gewoon door kunnen gaan met onze handel met de onderdrukkers. Inperking van burgerrechten als het recht op demonstratie, het recht op leven, het recht op vereniging en vergadering, het recht op een vrije drukpers zijn voor onze politici vaak niet echt van belang.
Het is niet de Islam die de rechten inperkt. Het is een ongefundeerde angst voor de Islam die ons laat meewerken aan de inperking van die rechten zo blijkt. En als we er daar aan meewerken, als we ons door angst laten regeren, dan kan de dag niet ver zijn dat ook hier uit eenzelfde ongefundeerde angst meegewerkt wordt aan de inperking van onze eigen rechten. Wij kunnen nu nog opstaan en onze politici aanspreken op hun steun aan bedrog en onderdrukking. Wij kunnen nog actief worden bij Amnesty International. Wij kunnen nog luisteren naar de waarschuwing van Jesaja dat onze God, Heer van de wereld, dit onrecht ziet en het geroep van de verdrukten hoort. Wij weten dat onze God ons in beweging wil zetten voor een rechtvaardige samenleving in de hele bewoonde wereld. Wij mogen elke dag weer kiezen of we die God volgen of de heersers van de wereld die ons bedrog en onderdrukking voorhouden. Ook vandaag mogen we die keuze weer maken.

Waar zij gaan is geen recht te ontdekken.

Jesaja 59:1-8
1 De arm van de HEER is niet te kort om te redden, zijn gehoor niet te zwak om te luisteren- 2 jullie wangedrag is het dat jullie en je God uit elkaar heeft gedreven; door jullie zonden houdt hij zich verborgen en wil hij je niet meer horen. 3 Want jullie handen zijn besmeurd met bloed, je vingers bezoedeld door wandaden, je lippen spreken leugens, je tong prevelt bedrog. 4 Geen aanklacht is nog zuiver, geen rechtszaak wordt eerlijk gevoerd. Ze vertrouwen op leegte en spreken bedrieglijke taal, ze zijn zwanger van onrecht en baren misdaad. 5 Ze broeden slangeneieren uit, ze weven spinnenwebben. Wie hun eieren eet zal eraan sterven; als er een wordt ingedrukt, komt er een adder uit. 6 Hun spinnendraden zijn ongeschikt voor kleding, wat zij maken kan niet worden aangetrokken. Hun daden zijn heilloze daden, hun handen staan naar geweld. 7 Hun voeten snellen naar het kwaad, ze haasten zich om onschuldig bloed te vergieten. Hun plannen zijn heilloze plannen, verwoesting en rampspoed vergezellen hen. 8 De weg van de vrede kennen ze niet, waar zij gaan is geen recht te ontdekken. Ze begeven zich op kronkelpaden; wie daarop wandelt kent geen vrede. (NBV)
Waar gaat dit over? Dat is niet zo moeilijk, het gaat over onrecht en wandaden. Maar over wie gaat dit? Dat is wat ingewikkelder. De profeet Jesaja schreef niet een verhaal aan ons maar aan de mensen van zijn tijd. De mensen die terugkeerden uit de ballingschap in Babel en de mensen die teruggekeerd waren na hun vlucht uit Egypte. Ze hadden Jeruzalem weer opgebouwd, waren aan het werk en aan het handelen geslagen maar leken de opdracht de Tempel te herbouwen vergeten te zijn. Nu was dat ook niet zo vreemd. Jeruzalem was behoorlijk verwoest. Het opbouwen van de nieuwe samenleving ging ook met weerstand gepaard. De afstammelingen van de mensen die achter waren gebleven hadden hun eigen leven opgebouwd. Ze hadden er nooit meer aan gedacht dat hun land en hun volk een nieuwe start zouden kunnen maken. De omringende volken ergerden zich aan de pretenties. Was dit volk niet weggevoerd? Had die God waar ze altijd zo van opgegeven hadden hen niet in de steek gelaten? Was zelfs die prachtige Tempel in Jeruzalem niet samen met de stad verwoest?
Wat was er overgebleven van het idee dat die God van Israël de enige God op aarde was en dat de Tempel in Jeruzalem het middelpunt van de aarde zou moeten zijn waar alle volken zich naar moesten richten? Die weerstand had haar invloed op het volk. Van een gemakkelijke wederopbouw van het verwoeste land was geen sprake. Waar bleef die God dan die ze zo bejubeld hadden? In het gedeelte van vandaag lezen we het antwoord van de profeet. Het zal aan God niet liggen maar je moet er wel wat voor doen. Het zijn je eigen wandaden, leugens en onrecht, die de wederopbouw tegenhouden. Onrechtvaardige en oneerlijke rechtszaken, waar rijken bevoordeeld worden boven de armen. Gekonkel om machtsposities ten koste van de zwaksten. Geweld tegen weerlozen. Geen mens komt meer tot zijn recht in de samenleving die ze zijn begonnen.
We weten van de strijd die was ontbrand tussen de mensen uit Babel en de mensen uit Egypte. In plaats van samen te werken probeerden ze elkaar de loef af te steken. Door het benadrukken van de verschillen werd een kloof in de samenleving gedreven die de ontwikkeling tegen hield. En daar wordt de profeet universeel. Want onrecht, geweld, oneerlijkheid en het drijven van een kloof tussen groepen mensen zijn altijd al de wapens van machthebbers en dictators, tegenwoordig terroristen en populisten genoemd. Wie tegen hen is wordt neergesabeld. Wie niet achter hen aanloopt maar blijft geloven in een rechtvaardige en eerlijke samenleving waarin iedereen thuis kan zijn wordt verguisd. Daar ligt dus ook een keuze voor ons. Lopen wij achter dit soort machthebbers aan? Laten we ons inpakken door de goedkope rethoriek van populisten of ons bang maken door zogenaamde terroristische aanslagen? Of houden we vast aan het Koninkrijk van de God van Israël. Elke dag opnieuw hebben we die keuze, ook vandaag weer.

De verdrukten bevrijden

Jesaja 58:6-14
6  Is dit niet het vasten dat ik verkies: misdadige ketenen losmaken, de banden van het juk ontbinden, de verdrukten bevrijden, en ieder juk breken? 7  Is het niet: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen? 8 Dan breekt je licht door als de dageraad, je zult voorspoedig herstellen. Je gerechtigheid gaat voor je uit, de majesteit van de HEER vormt je achterhoede. 9  Dan geeft de HEER antwoord als je roept; als je om hulp schreeuwt, zegt hij: ‘Hier ben ik.’ Wanneer je het juk van de onderdrukking uitbant, de beschuldigende vinger en de kwaadsprekerij, 10  wanneer je de hongerige schenkt wat je zelf nodig hebt en de verdrukte gul onthaalt, dan zal je licht in het donker schijnen, je duisternis wordt als het licht van het middaguur. 11  De HEER zal je voortdurend leiden, hij zal je verkwikken in dorre streken, hij maakt je botten sterk en krachtig. Je zult zijn als een goed bevloeide tuin, als een bron waarvan het water nooit opdroogt. 12  Je eigen mensen zullen weer opbouwen wat al eeuwenlang verwoest ligt; fundamenten, door vroegere generaties gelegd, zullen weer worden hersteld. Dan zal men je noemen ‘Hersteller van muren’, ‘Herbouwer van straten’. 13  Wanneer je je voeten rust gunt op sabbat en geen handel drijft op mijn heilige dag, wanneer je de sabbat als een dag van vreugde ziet, de dag van de HEER als een heilige dag, wanneer je hem in ere houdt door niet je gang te gaan, geen handel te drijven of zaken te bespreken, 14  dan vind je vreugde in de HEER. Ik zal je laten rijden over de hoogten van de aarde en je laten genieten van het land dat ik je voorvader Jakob in bezit heb gegeven. De HEER heeft gesproken! (NBV)
We zijn vandaag aangeland in het hart van de Bijbelse boodschap. Zo vaak blijft de verkondiging van de boodschap van de Bijbel steken in algemeenheden. Je moet God liefhebben, je moet Jezus in je hart toelaten. Als je dat doet vindt je vrede en geluk en lacht het leven je toe. Maar als je die boodschap hoort dan hoor je maar de helft. De andere helft staat in het gedeelte dat we vandaag lezen. Misdadige ketens losmaken, de banden van het juk ontbinden. En die misdadige ketens vinden we overal op aarde. In de afgelopen jaren kwamen mensen in Noord Afrika in opstand tegen het juk dat dictators hen al tientallen jaren hebben opgelegd. In Syrië woedt daardoor al een aantal jaren een burgeroorlog, Zo schreeuwen de Palestijnen ons al een tijd toe dat ze bevrijd willen worden van het juk dat Israël hen oplegt door het afgrendelen van hun land, het bouwen van nederzettingen op plekken waar dat niet mag en het beperken van invoer en uitvoer van goederen die hun welvaart zouden kunnen bepalen.
Ook staat er in het gedeelte dat we vandaag lezen dat het gaat om je brood te delen met de hongerige, onderdak te bieden aan de armen zonder huis en mensen kleden die naakt rondlopen. Het zijn zaken die in de tijd van Jesaja speelden maar die evengoed in onze tijd spelen. Ook wij horen van hongersnoden omdat boeren niet zo goed kunnen verbouwen als ze willen omdat hun afzet geblokkeerd is door onrechtvaardige handelsbepalingen. Hongerigen voeden betekent in onze dagen ook eerlijke handelsverhoudingen toelaten, subsidies afschaffen die oneerlijke concurrentie veroorzaken. Onderdak bieden aan armen die geen huis hebben kan betekenen dat je met een organisatie als Habitat huizen gaat bouwen in landen waar men dat zelf niet kan, maar kan ook betekenen dat je de deur openzet voor asielzoekende vluchtelingen. Voor het kleden van mensen die niets meer hebben geldt natuurlijk hetzelfde.
Pas als we zo gaan leven dan breekt het licht door in een duistere wereld, dan pas zullen we ook zelf kunnen herstellen van de onveiligheid die ons lijkt te bedreigen. Gerechtigheid is dan het eerste waar we aan denken, alle mensen tot hun recht laten komen. Dat we dat van de God van Israël hebben geleerd, dat we hem daarvoor dankbaar mogen zijn komt pas achteraf. Dat staat dus echt niet voorop. Dan weet je waar je om kunt vragen, je dagelijks brood, dan zul je daar tevreden mee kunnen zijn. Veel later dan Jesaja zou Jacobus schrijven dat het geloof in God, de liefde voor God niks waard is als je niet doet wat hier geschreven staat in het boek van Jesaja. Dan pas blijkt dat Jezus in je hart woont als zichtbaar wordt wat hier staat als te doen door de gelovige. Dan kunnen we dus werkelijk genieten van de zondagsvrijheid die ons gegeven is. Gelukkig kunnen we elke dag weer doen wat Jesaja hier vraagt van de gelovige, in het klein en in het groot. Ook vandaag kan dat weer.