Juich niet te vroeg

Jesaja 14:24-32

24 De HEER van de hemelse machten heeft gezworen: ‘Voorwaar, het zal gaan zoals Ik heb bepaald, het zal gebeuren zoals Ik heb besloten. 25 Ik breek de Assyrische heerschappij over mijn land, Ik verbrijzel Assyrië op mijn bergen. Mijn volk wordt van zijn juk bevrijd, zijn last wordt van hun schouders genomen.’ 26 Dit is het besluit dat gevallen is over heel de aarde. Dit is de hand die opgeheven is tegen alle volken. 27 Wanneer Hij dit besloten heeft, de HEER van de hemelse machten, wie zal het dan verijdelen? Wanneer Hij zijn hand opheft, wie zal hem tegenhouden? De ondergang van de Filistijnen 28 In het sterfjaar van koning Achaz werd deze profetie uitgesproken: 29 ‘Juich niet te vroeg, Filistijnen, nu de stok die jullie sloeg is gebroken. Want zoals uit een wortel een plant groeit, zo baart de slang een adder en die brengt een vliegende gifslang voort. 30 Zelfs de allerarmsten hebben genoeg te eten, de behoeftigen vlijen zich rustig neer, maar jullie nazaten laat Ik verhongeren en wie er nog over is, wordt omgebracht. 31 Weeklaag, poorten, steden, schreeuw het uit, beef van angst, Filistijnen.Want uit het noorden nadert rook, een leger in gesloten gelederen. 32 Welk antwoord krijgen de gezanten van dat volk? Dat de HEER Sion heeft gegrondvest als een toevlucht voor de armen van zijn volk.’ (NBV21)

Geleerden hebben vaak en intensief gezocht in de geschiedenisboekjes naar de gebeurtenissen waarover Jesaja hier schrijft. Maar een sluitende verklaring is er niet voor gevonden. De Bijbel is dan ook geen geschiedenisboek maar een bundel verhalen over het hoe God met mensen omgat en mensen met God omgaat. In het gedeelte dat hiervoor staat hoor je al de bekende woorden uit de lofzang van Maria: “machtigen zal hij van de troon stoten” Vandaag zou je ook kunnen denken aan de droom van Daniël over het beeld op lemen voeten. Hoe groot een staat of een heerser ook is, hoe glanzend zijn voorkomen, uiteindelijk is een klein duwtje van de God van Israël genoeg om het beeld stukken uiteen doen vallen.

We zien ook in onze dagen dat als een volk zich samen tegen een geweldenaar verzet, allemaal in verzet komen en blijven zorgen voor elkaar, dan wint dat volk, hoe sterk die geweldenaar ook altijd geleken heeft. Wij denken dat de technologie die door het militair industrieel complex is ontwikkeld de doorslag geeft. Maar als de soldaten niet bereid zijn zich te laten scholen en niet bereid zijn eventueel hun leven te geven in de strijd dan helpt ook de meest geavanceerde techniek niet. Dan wint de liefde voor de naaste het van technologische ontwikkelingen. In het laatste deel van het Bijbelgedeelte van vandaag schrijft de profeet er over. Geleerden zijn het er over eens dat de bronstijd langzaam overgaat in de ijzertijd als Jesaja de toestand in de wereld beschrijft.

Filistijnen waren daar zeer goed in en zij waren vanouds bittere vijanden van het volk Israël. Maar die technologische ontwikkeling zal ze niet helpen schrijft de profeet. Zij zijn niet begaan met de armen. Zij nemen zelfs hun eigen volk niet in bescherming. Alleen het te veroveren goud en zilver drijft hen voort. Een volk waar de een voor de ander zorgt, waar de minsten voorop staan dat wint. Als de elektriciteitscentrales worden gebombardeerd is de stroomvoorziening voor de ouderen en de zieken de eerste prioriteit in het volk dat de machtige legers met succes weerstaat. Wij kunnen hen steunen door ook onder ons de minsten voorop te zetten. Vandaag kunnen we warme kamers bieden.

 

O morgenster

Jesaja 14:12-23

12 O morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen. Overwinnaar van alle volken, hoe lig je daar ter aarde neergeworpen. 13 Je zei bij jezelf: Ik stijg op naar de hemel, boven Gods sterren plaats ik mijn troon. Ik zetel op de toppen van de Safon, de berg waar de goden bijeenkomen. 14 Ik stijg op tot boven de wolken, ik evenaar de Allerhoogste. 15 Nee! Je daalt af in het dodenrijk, in de allerdiepste put. 16 Ze zien je, ze kijken naar je en kijken nog eens goed naar je: “Is dit de man die de aarde deed beven en koninkrijken deed sidderen? 17 Die het land tot verval bracht en steden verwoestte? Die zijn gevangenen nooit liet gaan?” 18 Andere koningen worden eervol begraven, ieder in een eigen praalgraf. 19 Maar jij bent, ver van je graf, weggegooid als een afgekeurde twijg; je ligt bedolven onder de lijken van hen die door het zwaard zijn doorboord, die zijn afgedaald in de put en met stenen bedekt zijn; je bent vertrapt als een kadaver. 20 Jij wordt niet bij vorsten te ruste gelegd, want jij hebt je land verwoest en je volk vermoord. Over het nageslacht van een schurk als jij zal niemand ooit nog spreken.’ 21 Leid zijn zonen naar de slachtbank om wat hun voorvaders hebben misdaan. Nooit meer zullen zij de wereld veroveren, noch de aarde bedekken met hun steden. 22 Want Ik zal me tegen hen keren – spreekt de HEER van de hemelse machten. Babels naam zal Ik doen vergeten, wie er nog over zijn, roei Ik uit met wortel en tak – zo spreekt de HEER. 23 Ik maak van Babel een groot moeras, roerdompen nemen het in bezit. Ik veeg het weg met een bezem van vernietiging – spreekt de HEER van de hemelse machten. (NBV21)

Er was ooit een mythe in Babel die vertelde hoe de morgenster de allerhoogste oppergod Eljon naar de Kroon stak. Je moet toch wel een hele grote borst opzetter zijn wil je je zelf als koning vergelijken met een goddelijke macht die de hoogste god naar de kroon steekt. In de Bijbel staat morgenster overigens voor Koning en in het liedboek van de Kerken vindt je rond de liederen voor Kerst altijd wel een lied dat het verschijnen van de morgenster toejuicht, daar wordt dan Jezus van Nazareth mee bedoeld. In de oude Latijnse vertaling van de Bijbel, de Vulgaat, die heel lang nog in gebruik is gebleven in de Rooms Katholieke Kerk is dat Morgenster vertaald met Lucifer, lichtaanbrenger. Die Lucifer uit Babel werd in de loop van de geschiedenis de duivel zelf en zo kennen we de naam in de literatuur. Vondel schreef er nog een mooi toneelstuk over. Maar als iemand je vraagt of je in de Duivel geloofd dan kun je gerust nee zeggen. De geschiedenis en de Bijbel leren ons allebei dat die duivels de koningen van Babel waren die het hebben gewaagd om het volk Israël in ballingschap te voeren en daar te houden.

Die Koningen vonden zichzelf almachtig en onoverwinnelijk, zij zouden eeuwig regeren en hun rijk zou geen einde nemen. Het zijn uitspraken die Bijbelkenners kennen als uitspraken over de God van Israël. Die koningen van Babel vonden dan ook dat ze zich zouden kunnen meten met de goden. In hun mythologie zetelden die niet op de toppen van de Olympus zoals de Grieken geloofden maar op de toppen van de Safon. Bij de vergadering die op die berg werd gehouden door de goden van Babel hoorde de koning volgens hemzelf ook thuis. Het tegendeel is waar zingt de profeet in het Bijbelgedeelte van vandaag, die koning van Babel, die duivelse lichtbrenger, die hoort in de aller diepste put. Die ligt bedolven onder de lijken van zijn slachtoffers, verschopt is hij als een kadaver, het lijk van een dood en niet te eten dier. Andere vorsten hebben nog wel eens een praalgraf, hun daden staan opgetekend in geschiedenisboekjes. Deze verachtelijke grote borst opzetter heeft dat genoegen niet. Zelfs zijn kinderen en zijn afstammelingen maken geen kans meer ooit dit land van Babel te regeren, Babel zal een land worden van stekelvarkens, daar durf je niet meer doorheen te lopen.

In geen enkele oudejaarsconference durft een Nederlandse conferencier een heerser uit onze dagen zo vernietigend toe te spreken. In het lied van de profeet Jesaja blijft er niets over van de prachtige glanzende gouden Koning van Babylonië, heerser van de hele wereld, dan een rottend lijk zonder naam en zonder begraafplaats dat opgevreten wordt door wormen en maden. Een Koning wiens kinderen niet de smaak van de opvolging zullen kennen, het misdadig ras van deze koning zal vergeten worden. Zelfs in onze dagen gissen de geleerden nog naar de Koning die de aanleiding voor dit lied was. Nu is na de terugkeer uit de ballingschap de aanduiding “koning van Babel” genoeg om de misdaden aan te duiden van deze koningen. In onze dagen hebben we tribunalen die gelijksoortige heersers berechten wegens hun misdaden tegen de menselijkheid. Neem die tribunalen dus niet te licht. Ze waken tegen tyrannen die in de hele geschiedenis van de mensheid zichzelf hebben verhoogd. Aan ons om tegen ze te waarschuwen en stem te geven aan hen die worden onderdrukt. Aan ons om in de voetstappen van de profeet te treden, ook vandaag weer.

Wormen zijn je bed

Jesaja 14:3-11

3 Dan, op die dag, zal de HEER jullie vrede geven en een eind maken aan jullie zwoegen, jullie ellende, jullie slavendienst. 4 En jullie zullen het volgende spotlied op de koning van Babylonië aanheffen: ‘Het is gedaan met die slavendrijver, gedaan met zijn dwingelandij. 5 De HEER heeft de stok van de goddelozen gebroken, de staf van de heersers, 6 die de volken sloeg met woedende slagen, zonder eind, die hen in razernij vervolgde, zonder maat. 7 Overal op aarde is rust en vrede, vrolijk gejubel weerklinkt. 8 Zelfs de cipressen verheugen zich, en ook de ceders van de Libanon: “Nu jij geveld bent, komt niemand ons meer vellen.” 9 Het dodenrijk beneden is in rep en roer om jou een ontvangst te bereiden: het wekt de schimmen voor je op van alle leiders van de aarde, het laat de vorsten van vreemde volken voor jou opstaan van hun troon. 10 Hoor hoe zij je onthalen: “Nu ben jij even zwak als wij, je bent echt een van ons. 11 Je pracht en praal, en de klank van je harpen, ze worden dit dodenrijk binnengebracht. Wormen zijn je bed, maden je deken.” (NBV21)

Wie afgaat op die keurige Christenen die nooit een onvertogen woord in hun mond nemen en hun vijanden lief hebben zal nooit verwacht hebben ooit nog eens een spotlied op een machtige koning mee te mogen zingen. Toch doen we dat vandaag. Een spotlied op de koning die het volk Israël over liet brengen van Israël naar Babel. Die alles wat in de Tempel in Jeruzalem was aangetroffen over liet brengen naar zijn eigen hoofdstad. Het is een spotlied dat bedoeld is voor na de afloop van de geschiedenis in Babel. Sommige geleerden denken zelfs dat dit spotlied is gedicht voor de laatste koning van Babel. Er zit in het begin nog een probleem. Het oorspronkelijke woord dat hier is vertaald met dwingelandij is niet goed leesbaar. Na de tweede wereldoorlog zijn er in een grot in Qumran, bij de Dode Zee, hele oude kruiken met rollen gevonden waarbij ook een rol was met het boek van de profeet Jesaja. Daar staat duidelijk het woord dwingelandij. Nu weten we niet of dat een logische uitleg was van wat er zou hebben moeten staan of van wat er ook werkelijk stond. In de vertalingen die we tot nu toe kennen wordt gesproken van “goudene” Ook een woord dat een vorst kan aanduiden. Een vorst dan die zich behangt met goud. Een echte grote borst opzetter zeg maar. Zo’n vorst blinkt en schittert wel maar stelt niks voor.

Die vorsten kennen we ook nog in onze dagen, ze rijden zelfs rond in een Gouden Koets. Maar als je ze te hoog acht, te heilig en onaantastbaar maakt dan kunnen ze nog grote schade toebrengen aan het staatsbestel ook. Voor het handelen van onze koningen zijn daarom de ministers verantwoordelijk. Maar soms zijn er ministers die van jongsafaan geleerd hebben voor zulke grote borstopzetters diep in het stof te buigen en nooit kritiek te hebben op het koningshuis. Die ministers zijn gevaarlijk, zij kunnen hun eigen verantwoordelijkheid niet aan. Zij zouden het spotlied van Jesaja des te harder moeten meezingen. Als je die koningen van hun troon haalt, al is het maar in spot en grappen, wordt duidelijk wat ze werkelijk voorstellen. Met een koning die als dienaar optreedt van zijn volk en die het opneemt voor de minsten in het volk, voor de zwaksten, valt niet te spotten. De spotters zullen de hoon krijgen van de armen en zelf uitgemaakt worden grote borstopzetters te zijn. Maar lintenknippers en champagnedrinkers die zich niet verantwoorden.

Machthebbers zich niets aantrekken van democratische besluitvorming en het volk als dom en minderwaardig beschouwen en ook zo behandelen kunnen kennelijk volgens de Bijbel niet scherp genoeg bespot worden. Want als die grote borstopzetters neergehaald zijn dan heerst zelfs op de Libanon vreugde, dan zijn de bomen in jubelstemming omdat niemand meer de bomen komt vellen nu de bijl zwaaiende vorst zelf is geveld. In de dagen van Jesaja maakten de Heidense koningen nogal wat werk van hun leven na de dood. Ze hadden verhalen over een dodenrijk en lieten grote mausolea bouwen. Jesaja maakt er een grap van, je kunt goud en zilver in het mausoleum  brengen, je kunt er muziekinstrumenten bij zetten, er blijft toch een rottend lijk over dat opgevreten wordt door wormen en maden. Niets kun je meennemen uit dit leven, niets kun je regelen voor het leven na dit leven. Daarom kun je in dit leven beter delen wat je hebt. Dan leeft je voort in blijde herinnering, dat kun je wel regelen, en dat is zeker niet bespottelijk.

Het blijft ontvolkt

Jesaja 13:19-14:2

19 Babel, de parel onder de koninkrijken, de grote trots van de Chaldeeën, Babel wordt als Sodom en Gomorra, steden door God verwoest. 20 Nooit meer zullen er mensen wonen, het blijft ontvolkt tot in het verste nageslacht. Geen Arabier zal daar zijn tent opslaan, geen herder laat er zijn kudde rusten. 21 Dieren uit de woestijn legeren zich daar, uilen nemen de huizen in bezit, struisvogels gaan er wonen en bokken dansen er rond. 22 In de verlaten burchten klinkt het gehuil van hyena’s, jakhalzen janken in de weelderige paleizen van weleer. Voor Babel is de tijd nabij, zijn dagen zijn geteld. 1 Maar over Jakob zal de HEER zich ontfermen, weer wordt Israël uitverkozen. Hij zal de Israëlieten weer op hun eigen grond laten wonen. Vreemdelingen zullen zich bij hen aansluiten en zich voegen bij het volk van Jakob. 2 De andere volken zullen de Israëlieten halen en hen terugbrengen naar hun eigen land. Daarna zullen de Israëlieten die volken in bezit krijgen, als slaven en slavinnen, op het grondgebied van de HEER. Zij zullen gevangennemen wie hen gevangenhielden, en heersen over wie hen overmeesterd hadden. (NBV21)

Er wordt nog al eens gemakkelijk gesproken over profetieën als over toekomstvoorspellingen. Dezer dagen zie je vooral in commerciële televisieprogramma’s nog al eens van die toekomstvoorspellers optreden. Ze pretenderen precies te weten wie met wie gaat trouwen, in welk gezin kinderen geboren gaan worden en wie wel en wie geen succes zal hebben, wanneer de Heer zal komen. Deze toekomstvoorspellers hebben niets met profeten te maken. Jesaja zingt in het lied dat we vandaag lezen dat er in Babel na de val nooit meer mensen zullen wonen. Nu dat was nogal overdreven. Uiteindelijk raakte Babel wel onder zand bedolven maar dat was zelfs ver nadat Alexander de Grote er had gewoond. Saddam Hoessein zou Babel weer op laten graven en weer bewoonbaar laten maken. Maar daar gaat dit verhaal eigenlijk niet over. Het zet het Israël van de God van Israël naast het Babel van de valse goden. Dat Babel leek wel groot en sterk en onoverwinnelijk en onaantastbaar en dat Israël leek wel verslagen, weerloos en waardeloos maar uiteindelijk zouden de rollen worden omgedraaid voor hen die vast zouden houden aan de God van Israël en hen die zijn richtlijnen in praktijk zouden blijven brengen.

Maar de grote borst opzetters zullen ten onder gaan. De Profeet is hier weer een aardig potje aan het schelden. Steden vergelijken met Sodom en Gomorra is voor iedereen die het verhaal van de Bijbel kent niet vlijend. Die steden gingen ten onder in vuur en zwavel, zoals bij een vulkaanuitbarsting en ieder die er woonde raakte er onder bedolven. Een stad toewensen dat woestijndieren er zullen gaan wonen is ook niet echt aardig. En dan moeten we bedenken dat de inwoners van Babel zelf deze stad de allermooiste van de hele wereld vonden. Reizigers die haar bezochten overigens ook. Die hadden het over hangende tuinen waar ze verwonderd naar opkeken en ze bestempelden die tuinen als wereldwonderen. Van die wereldwonderen waren er maar zeven op de hele wereld. Jesaja vond dat dus kennelijk allemaal maar opschepperij. Van dat soort steden bleef er geen steen op de andere staan. De herinnering aan die steden verwaaide met het zand uit de woestijn. Die herinnering is inderdaad eigenlijk het meest gebleven in de verhalen die in de Bijbel terecht zijn gekomen.

Op grond van die verhalen zijn opgravingen begonnen in de negentiende eeuw en is de geschiedenis van Babel stukje bij beetje onder het zand van de geschiedenis vandaan gegraven. Zo is het in de geschiedenis gegaan met beschavingen die zichzelf de beste van de wereld vonden. Aan ons om er voor te zorgen dat aan die geschiedenis een einde komt zoals eens aan alle geschiedenis een einde zal komen. Wij weten dat dat allerlaatste einde komt als alle mensen op aarde, als alle volken op aarde gaan voor het heb Uw naaste Lief als Uzelf. Dan zal God zelf op deze aarde komen wonen. Wij mogen daar nu al mee beginnen door onze naasten Lief te hebben als onszelf. Want we weten dat die beschaving, de zorg voor de minsten, het voeden van de hongerigen en het kleden van de naakten, nooit zal vergaan. Die beschaving steekt steeds weer de kop op en God begint steeds weer opnieuw met die beschaving. Ook al verzaken wij dus die Wet iedere keer mogen we er opnieuw mee beginnen. Vandaag dus ook.

Schaarser dan goud

Jesaja 13:6-18

6 Weeklaag! Want de dag van de HEER is nabij, de dag van ondergang die komt van de Ontzagwekkende! 7 Daarom trillen alle handen en smelt ieders hart van angst. 8 De mensen zijn door schrik bevangen. Door kramp en pijn krimpen ze ineen als een vrouw in barensnood. Radeloos staren ze elkaar aan, de vlammen slaan hun uit. 9 De dag van de HEER breekt aan, meedogenloos, grimmig, in brandende toorn. Het land zal in een woestenij veranderen, de zondaars die er wonen verdelgt Hij. 10 De sterren aan de hemel geven geen licht meer, sterrenbeelden doven uit, de zon is verduisterd als ze opkomt, het licht van de maan is verdwenen. 11 Dan zal Ik de wereld straffen voor haar slechtheid, de goddelozen voor hun verdorvenheid. Ik breek de trots van hoogmoedigen, hooghartige tirannen verneder Ik. 12 Ik maak mensen schaarser dan goud, stervelingen zeldzamer dan zuiver goud uit Ofir. 13 Ik zal de hemel doen sidderen, de aarde raakt bevend van haar plaats op de dag van de HEER van de hemelse machten,
de grimmige dag van zijn brandende toorn. 14 Dan zal iedereen wegvluchten naar zijn land van herkomst, terugkeren naar zijn eigen volk, als opgejaagde gazellen, als schapen die niemand bijeenhoudt. 15 Wie gegrepen wordt, zal doorstoken worden, wie weggevoerd wordt, zal omkomen door het zwaard. 16 Hun kinderen worden voor hun ogen doodgeslagen, hun huizen geplunderd, hun vrouwen verkracht. 17 Ik zet tegen hen de Meden op, die niet om zilver geven, noch zich door goud laten verleiden. 18 Hun pijlen treffen jongemannen; met kinderen hebben ze geen medelijden, zelfs zuigelingen ontzien ze niet. (NBV21)

Volgens de profeet loopt Babel het gevaar dat onderworpen volken en volken die zich bedreigd voelen zich aaneensluiten, een extra groot leger vormen en het machtige Babel verslaan. In werkelijkheid was er een nieuwe wereldmacht die zich met nieuwe technologie organiseerde en daardoor het logge en veel te groot geworden Babel kon verslaan onder koning Cyrus. Deze ging op een andere manier met onderworpen volken om en daardoor konden uiteindelijk ook de ballingen van Israël terugkeren. Maar hoe het ook zij, een volk dat denkt de macht te hebben en alle volken als haar dienaar beschouwt gaat altijd in de geschiedenis ten onder. We zien dit misschien in deze dagen wel heel dichtbij gebeuren.

De profetie van Jesaja is niet zozeer een toekomstvoorspelling als wel een waarschuwing voor alle volken die sterk worden, of zelf sterk worden of door bondgenootschappen sterk worden. De waarschuwing geld dus ook voor ons vandaag de dag. Ook Europa heeft de neiging een muur rond zich te zetten en haar eigen belangen voorop te zetten en de armen daarbij te vergeten. De oorlogen waarbij sterke machten onderuit gehaald worden zijn niet kinderachtig. We kennen de verwoestingen na de tweede wereldoorlog. We kennen de oorlogen in Oekraïne, Vietnam, Irak, Afghanistan. Allemaal verschillende oorlogen maar allemaal ook oorlogen van wereldmachten of landen die dachten ongestraft de wereld te kunnen negeren en te kunnen regeren.

Volgens de Bijbel is er maar één weg voor een volk, welk volk dan ook, om te overleven, om veilig voort te kunnen bestaan. Die Weg is buigen voor Jeruzalem, daar is de richtlijn voor het leven van de God van Israël aanwezig. De grondregel die zegt dat je van je naaste moet houden als van jezelf. Die grondregel geldt ook voor volken. Dat betekent dat ons land, dat ons Europa de armen voorop moet stellen, zorgen voor de mensenrechten, zorgen dat hongerigen gevoed worden en naakten gekleed. Dat niet alleen in fort Europa maar in heel de bewoonde wereld. Wij kunnen zorgen dat onze politiek voortdurend die richting op geduwd wordt. Daar kunnen we dag in dag uit mee bezig zijn, zorgen dat iedereen daarvan overtuigd wordt en daaraan meedoet. In Fair Trade winkels, in ingezonden brieven, in gesprekken, hoe dan ook en waar dan ook, maar zonder ophouden.

Hoor het tumult

Jesaja 13:1-5

1 Profetie over Babylonië; het visioen van Jesaja, de zoon van Amos.2 Steek op een kale berg de strijdvaan op,
roep op tot de strijd en geef het teken dat zij optrekken naar de poorten van de edelen. 3 Ik heb mijn heilige legers bevel gegeven, mijn krijgshelden opgeroepen mijn wraak te voltrekken, juichend over mijn majesteit. 4 Hoor het rumoer in de bergen, de opmars van een groot leger, hoor het tumult van de koninkrijken, de volken die zich aaneensluiten: de HEER van de hemelse machten monstert zijn troepen. 5 Daar komen ze, uit een ver land, van de verste plaats onder de hemel: de HEER komt heel het land verwoesten met de werktuigen van zijn toorn. (NBV21)

Het deel van het boek van de profeet Jesaja waar we vandaag in beland zijn is het eerste van een reeks hoofdstukken waarin protest liederen staan tegen de volken die het voortbestaan van Israël hebben bedreigd. Dat Babylonië voorop staat is niet zo vreemd want daar was het volk van Israël in ballingschap terecht gekomen. Historisch sluit het niet aan op het vorige deel want in de tijd die daar wordt beschreven was Babel nog bezig zich onafhankelijk van Assur te maken. Maar Babel was het land van de grote borst opzetten. Haar hangende tuinen werden beschouwd als een wereldwonder. Toen het eenmaal onafhankelijk was en een groot deel van de wereld onderworpen had vond het zichzelf onaantastbaar en onverwoestbaar.

Daar komt de profeet in dit gedeelte tegenop. Landen die een te grote borst opzetten, die denken dat ze de wereld kunnen regeren en onverwoestbaar en onaantastbaar zijn komt uiteindelijk een keer ten val. In onze dagen hebben we de val van het communistische rijk van Rusland meegemaakt dat een te grote borst opzette en uit elkaar viel in verschillende landen. De landen die het onder haar invloedssfeer had onttrokken zich daaraan en kozen een ander blok. Slechts een paar landen worstelen er nog mee om onder de controle van Rusland uit te komen. Wat die grote sterke landen moeten beseffen zegt Jesaja hier is dat zij werktuigen zijn van de God van Israël. Het volk Israël had het verbond met hun God opgezegd.

In Tempels hoorden beelden, die hadden zij uitdrukkelijk niet. Hun goden moest je verleiden met offers, grote en kleine, tot aan je eigen kinderen toe. God stond uiteindelijk met lege handen en profeten als Jesaja kregen de opdracht het volk te vertellen wat de gevolgen van hun houding waren. Die gevolgen zouden de ballingschap zijn. De gevolgen die Jesaja zag waren de verwoesting van Jeruzalem en de Tempel. De velden zouden leeg blijven en geen oogst meer geven. Tegelijk is het ook een waarschuwing met hoop. De verwoesting komt niet omdat die grootmachten zo sterk zijn. Als het volk zich weer wendt tot hun God, weer gaat zorgen voor de minsten, weer de liefde voor de naaste voorop stelt, dat zullen de stad en de Tempel herbouwt worden en het volk weer gelukkig.

Hun god is hun buik

Filippenzen 3:12-21

12 Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt. Maar ik doe mijn uiterste best, in de hoop te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. 13 Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. 14 Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God in Christus Jezus roept. 15 Hierop moeten wij ons allen als volmaakte mensen richten. Mocht u er op enig punt anders over denken, dan zal God het u wel duidelijk maken. 16 In ieder geval, laten we op de ingeslagen weg voortgaan. 17 Volg mij na, broeders en zusters, en kijk naar hen die leven volgens het voorbeeld dat wij u gegeven hebben. 18 Ik heb u al vaak gezegd, en zeg nu zelfs met tranen in mijn ogen: Velen leven als vijand van het kruis van Christus 19 en gaan hun ondergang tegemoet. Hun god is hun buik, hun eer is schaamteloosheid en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken. 20 Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. 21 Met de kracht waarmee Hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal Hij ons armzalig lichaam gelijkmaken aan zijn verheerlijkt lichaam. (NBV21)

Een schrijver van Bijbelboeken, een van de eerste zendelingen buiten Palestina, stichter van een groot aantal gemeenten, die als bemoediging aan een jonge gemeente schrijft dat hij nog niet zover is dat hij er zeker van is ooit uit de dood op te staan. Het mag ons dus niet van het werk afbrengen als we twijfelen aan alle vrome praat over het hiernamaals, het oordeel na de dood, of de hemel of de hel. Zul je ooit de mensen van de dood achter je kunnen laten is de vraag. Hun god is hun buik, in onze dagen in onze streken een zeer herkenbaar beeld. Het gaat volgens Paulus om het hemelse doel waar we als volmaakte mensen op af moeten gaan. Dat is dus de naaste liefhebben als jezelf.  De ruzie over koopkracht, bezuinigingen, meevallers en tegenvallers beheerst hen die hun eer leggen in schaamteloosheid en hun aandacht alleen gericht houden op aardse zaken. Niet de discussie over armen, over zieken, over zwakken in de samenleving, niet de vraag of er goed gezorgd wordt voor hen die zorg nodig hebben, over de slachtoffers van toeslagenbeleid en gaswinning.

Wel de hogere energierekening willen compenseren voor de rijken zodat verkwisting kan doorgaan en zuiniger en verantwoorder energiegebruik achterwege kan blijven maar je niet afvragen of de kinderen onder ons wel goed beschermd worden. We moeten ons er ook al die jaren na het schrijven van de brief aan de mensen in Filippi niet door laten ontmoedigen. Uiteindelijk komt dat Koninkrijk van recht en vrede er, zal de hemel op aarde neerdalen en maakt God een tent voor zichzelf om hier te wonen. Elke dag weer mogen we opnieuw beginnen om aan dat rijk te werken, om mensen te werven voor het uitvoeren van de Wet van recht en vrede. Elke dag weten we ook dat er manieren verzonnen worden om de rijken rijker, de machtigen machtiger te maken. Elke dag ook zien we wel wat over het hoofd of bezwijken we voor de verleiding de boel even de boel te laten.

Elke keer mogen we opnieuw beginnen. Omdat we er bij willen horen. En pas op dat je je niet laat verleiden door al die predikers die ook in deze donkere dagen geluk en voorspoed beloven. Val op je knieën, laat Jezus in je hart en alle verdriet en ellende vallen van je af. Niets is minder waar. Als je wilt kijken met de ogen van Jezus van Nazareth dat zie je geen schitterende lichten in de stad, maar de zwervers in de kou. Dan zie je geen schitterende natuurparken in Afrika, maar hongerige kinderen en moeders die geen huis meer hebben om hun kinderen te slapen te leggen. Dan zie je geen vrede met engelen in de heldere lucht, maar wapenhandel en oorlog die we kunnen uitbannen. Dan doet het leed in de wereld je net zo veel pijn als Jezus van Nazareth voelde aan het kruis, maar je weet dat je dan pas echt tot leven komt, alsof je opnieuw wordt geboren.

Kwalijke praktijken

Filippenzen 3:1-11

1 Voor het overige, broeders en zusters, laat de Heer uw vreugde blijven. Ik heb er geen moeite mee dat opnieuw aan u te schrijven; ik doe het voor uw eigen bestwil. 2 Pas op voor die honden met hun kwalijke praktijken, pas op voor die versnijdenis van ze! 3 Wij zijn het die besneden zijn: wij verrichten onze dienst door de Geest van God en laten ons voorstaan op Christus Jezus, niet op afkomst en prestaties, 4 hoewel ik alle reden heb om daarop te vertrouwen. Als anderen menen dat te kunnen doen, dan kan ik dat zeker. 5 Ik werd besneden toen ik acht dagen oud was en behoor tot het volk van Israël, tot de stam Benjamin, ik ben een geboren Hebreeër met de wetsopvatting van een farizeeër, 6 ik heb de gemeente fanatiek vervolgd en ten aanzien van de rechtvaardigheid die de wet voorschrijft was er op mij niets aan te merken. 7 Maar wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. 8 Sterker nog, alles beschouw ik als verlies, want alles wordt overtroffen door het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, omwille van wie ik alles heb prijsgegeven. In mijn ogen is het waardeloze troep, want ik wil Christus winnen 9 en één met Hem zijn – niet dankzij mijn eigen rechtvaardigheid door het naleven van de wet, maar dankzij de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus en die God toekent op grond van geloof. 10 Ik wil Christus kennen door de kracht van zijn opstanding te ervaren, door te delen in zijn lijden en aan Hem gelijk te worden in zijn dood, 11 in de hoop ook zelf uit de dood op te staan. (NBV21)

Die Paulus kon hele ingewikkelde brieven schrijven. In een taal die het midden hield tussen de taal van de Hebreeuwse Bijbelgeleerden en Griekse Filosofen. In de loop van de eeuwen zijn allerlei zogenaamde geleerden aan de haal gegaan met de woorden van Paulus. Ze hebben er puzzeltjes van gemaakt en ze omgebogen naar hun eigen belang. Dat terwijl Paulus eigenlijk een heel praktisch ingesteld man moet zijn geweest die adviezen gaf aan gemeenten van de volgelingen van Jezus van Nazareth die moesten zien te overleven in een vijandige omgeving tussen de Romeinse staat, de Griekse filosofen en de Joodse minderheden. Van die laatste waren er die de nieuwgevormde Christelijke gemeenten probeerden in te lijven. Als ze er toe gebracht konden worden zich alleen nog met al die wetjes en regeltjes uit de Joodse cultuur bezig te houden dan vormden die Christenen niet meer zo’n bedreiging. Één van die regeltjes was de besnijdenis van mannen en daar begint Paulus dan ook tegen uit te varen, hij noemt die verplichte besnijdenis van Heidenen een versnijdenis. Hetzelfde is overigens de eis dat men eerst Christen moet worden om geschikt te zijn samen te werken met Christenen in het doen van het goede.

Lees hier dan niet in dat Paulus zich tegen de Joden afzet. Hij is zelf voluit een Jood en is daar trots op. Joden moeten dan ook vooral Jood blijven en hun kinderen laten besnijden. Maar het al of niet Jood zijn wil nog niet zeggen dat je de Weg van Jezus van Nazareth , de weg van de God van Israël, volgt. Paulus was een vrome Jood, besneden, zich bewust van de Joodse stam waartoe hij behoorde, gestudeerd bij de Farizeeën. Maar als vrome Jood heeft hij de gemeente van de Christenen fanatiek vervolgd. Ondanks dat Jood zijn, ondanks die kennis van Wet en Profeten, maakte hij de verkeerde keuze, het werkte uiteindelijk zelfs tegen hem. Pas door de ontmoeting met de Christus op de weg naar Damascus, waar hij blind werd geslagen, gingen hem de ogen open. De liefde voor de naaste, desnoods dwars door de dood heen, was veel en veel belangrijker dan al die wetjes en regeltjes die zonder zin en inhoud geworden waren.

Die liefde voor de naaste als voor jezelf die komt niet omdat je zo goed bent, omdat je je zo netjes gedraagt of zo Christelijk weet te spreken maar die komt ondanks jezelf. Dat is genade en als je bedacht bent op je naaste, zelfs al zou je daaraan dood moeten gaan, dan leer je pas wat leven is, dan mag je hopen met Christus op te staan uit de doden. Al die doden die alleen op zichzelf bedacht zijn en geen oog meer hebben voor het leven dat ze zouden kunnen leiden. Een leven zonder angst voor verlies van bezit, zonder angst voor verlies van een baan, zonder angst voor verlies van wat dan ook omdat de gift van liefde voor de naaste een gift is die je voortdurend wordt aangeboden en die je ondanks jezelf mag gebruiken om te ontdekken waar het leven echt geleefd kan worden. En als je dat gaat doen dan ontdek je dat die woorden van Paulus helemaal niet zo ingewikkeld zijn maar van groot praktisch belang. En het mooie is dat je er elke dag weer opnieuw mee mag beginnen, ook vandaag weer.

Ik ben niet bang

Jesaja 12: 1-6

1 Op die dag zul je zeggen: ‘Ik zal U loven, HEER. U bent woedend op mij geweest, maar uw toorn is geweken, U troost mij. 2 God, Hij is mijn redder. Ik heb een vast vertrouwen, ik ben niet bang, want de HEER is mijn sterkte, Hij is mijn beschermer, Hij heeft mij redding gebracht.’ 3 Vol vreugde zullen jullie water putten uit de bron van de redding. 4 Op die dag zullen jullie zeggen: ‘Loof de HEER, roep zijn naam uit. Maak alle volken zijn daden bekend, verkondig zijn verheven naam. 5 Zing een lied voor de HEER, machtig zijn zijn daden. Laat heel de aarde dit weten. 6 Jubel en juich, inwoners van Sion, want groot is de Heilige van Israël, die in jullie midden woont.’ (NBV21)

We zingen vandaag een lied mee van de Profeet Jesaja. Vandaag zingen we een bijzonder loflied. Het bezingt de vreugde van de bevrijding. Op de plaats waar het staat in het boek van de profeet Jesaja is er nog helemaal geen sprake van bevrijding. Jesaja heeft wel geschreven dat die komt die bevrijding, het volk zal ooit terugkeren uit de ballingschap, maar het is nog lang niet zover. Maar Jesaja weet al wel hoe het volk zal gaan zingen als het zover is en dat mogen we vandaag meezingen. Want hier loopt het op uit, op de bevrijding en het zingen van liederen. Nu zul je denken dat er nog een heel boek Jesaja volgt, maar dat lijkt maar zo. Het boek van de profeet Jesaja bestaat uit een paar verschillende boeken die in tijd op elkaar volgen en waarvan de inhoud steeds op elkaar lijkt zodat ze in de loop van de tijd bij elkaar in een boek terecht zijn gekomen. Dit lied sluit het oudste deel van het boek van de profeet Jesaja af.

En net als na de doortocht door de Schelfzee toen het volk Israël ontsnapt was aan de Farao en op de drempel van de woestijn stond wordt er gezongen van bevrijding. Jesaja is namelijk helemaal niet zo somber over de ballingschap. Dat is wel erg, dat had wel niet gemoeten maar het kan ook betekenen dat het volk eindelijk leert zich bij de God van Israël te houden en de weg van de God van Israël te gaan. Die Weg loopt uit op de heerschappij van de God van Israël over heel de wereld. Die heerschappij komt als eerst het volk Israël en vervolgens alle volken geleerd hebben hun naaste lief te hebben als zichzelf. Daarvoor moest het volk Israël eerst door de woestijn. Daar in de woestijn maakte het kennis met de God van Israël en met de richtlijn van heb Uw naast lief als Uzelf. Daar bouwde het de tent der ontmoeting waar het volk of haar afgevaardigden samen kwamen om na te gaan hoe het verder moest door de woestijn. Op de rand van de ballingschap vraagt de profeet Jesaja zich hetzelfde af als het volk op de rand van de woestijn. Kun je je toevertrouwen aan die God die je niet kunt zien maar die beloofd heeft met je mee te gaan de woestijn door?

De profeet zingt hier over een vast vertrouwen dat bij hem niet wankelt. De koning uit zijn tijd, Achaz, had tegen alle waarschuwingen in wel getwijfeld en bondgenootschappen gesloten met de verkeerde wereldmachten. Die hadden verloren en nu was het volk overgeleverd aan een bondgenootschap van Efraïm en Assyrië. Voor ons is de vraag of wij vandaag na de dood van Jezus, en de opstanding, met diezelfde God door willen gaan. Durven wij het aan om in een tijd waarin het individu voorop staat, waar het eigen gelijk overheerst, waar succes en persoonlijke groei de enige godsdiensten lijken, het te doen met het heb Uw naaste Lief als Uzelf ? Durven wij het aan het op te blijven nemen voor de hongerigen op aarde, voor de ontrechten, voor de slachtoffers van oorlog en geweld, voor de verworpenen der aarde? Durven we te blijven geloven dat de dood niet het laatste woord heeft? We weten dat de keuze voor de weg van God zal leiden tot een betere wereld en eigenlijk weten we ook dat er geen andere keuze is. We kunnen persoonlijk nooit zo groot groeien dat die betere wereld gemaakt kan worden, dat maken moeten we aan God overlaten, vanaf vandaag kunnen we het alleen maar voor de mensen opnemen, dat moet genoeg zijn.

 

Een vaandel

Jesaja 11:11-16

11 Op die dag heft de Heer opnieuw zijn hand op om wat van zijn volk nog overbleef vrij te kopen uit Assyrië en Egypte, uit Patros, Nubië en Elam, uit Sinear en Hamat, en van de eilanden in zee. 12 Dan steekt Hij een vaandel op voor de volken. Hij brengt bijeen wie uit Israël verdreven waren, de vluchtelingen uit Juda brengt Hij samen, van de vier uiteinden van de aarde. 13 Efraïms afgunst zal verdwijnen, aan Juda’s vijandschap komt een eind. Efraïm is niet meer afgunstig op Juda, Juda is Efraïm niet meer vijandig. 14 Ze strijken neer op de flank van Filistea, aan de zee, samen beroven zij de stammen in het oosten; ze leggen de hand op Edom en Moab en de Ammonieten zullen hun gehoorzamen. 15 Dan zal de HEER de zeearm van Egypte splijten; de Eufraat bedwingt Hij met zijn machtige adem, Hij slaat het water uiteen in zeven beken waar men droogvoets door kan gaan. 16 Zo baant Hij een weg uit Assyrië voor wat er van zijn volk nog overbleef, zoals eens voor Israël, toen het wegtrok uit Egypte. (NBV21)

Die profeet Jesaja durfde tenminste. Want net was zijn volk voor een groot deel weggevoerd naar Babel of Jesaja stond op en voorspelde dat ze terug zouden keren. Niet alleen dat, het zou nog vrede tussen de vijandige stammen van Israël worden ook en de buurvolken zullen zich in de toekomst onderwerpen aan de wil van Israël. Durf dat eens te voorspellen als je volk net is weggevoerd. Voor dat soort mensen hebben we in onze dagen hele kundige psychiatrische inrichtingen. Maar Jesaja zegt eigenlijk hetzelfde als ooit een Franse Koning zei: de geschiedenis herhaalt zich. Voor Jesaja was er een herinnering aan de uittocht uit Egypte. Toen werd het volk verlost van een slavernij waarvan weldenkende mensen zouden zeggen dat je daar nooit van verlost zou kunnen worden. Het belang dat Egypte had bij dat handvol slaven in de delta van de Nijl was wel erg groot.

Toch, ondanks dat, was het gelukt met have en goed de woestijn in te vluchten en het leger van Egypte met haar strijdwagens en paarden te ontlopen. Maar Jesaja heeft tussen de regels door ook een voorwaarde voor de bevrijding, de terugkeer uit de ballingschap en de vrede tussen de stammen en met de omringende volken. Dat is het volgen van de weg die God zal wijzen aan de ballingen, dezelfde weg als eens voor Israël toen het wegtrok uit Egypte. Die Weg kennen we, dat is de Weg van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf. Pas als het volk leert onvoorwaardelijk alles voor elkaar over te hebben, dat uitstraalt door ook onvoorwaardelijk beschikbaar te zijn voor de armsten, de minsten, dan kan het weer het volk van God worden, dan komt het weer terug in het land overvloeiende van melk en honing, dan vormt het een vaandel voor de volken, een door God opgericht vaandel waar alle volken zich achter kunnen scharen. Het zijn visioenen die ook ons zouden moeten aanspreken.

Want roept ook onze wereld niet om vrede en gerechtigheid? Zijn er ook in onze wereld niet talloze slachtoffers van oorlog en geweld? Wordt het ook in onze wereld niet tijd om de wapens om te smeden tot ploegscharen? Zijn er ook in onze wereld niet duizenden en tienduizenden die honger lijden en geen uitzicht hebben op voedsel? De Weg die Jesaja ons vandaag wijst is dat, hoe diep we misschien ook gezonken lijken, hoe machteloos kleine mensen op weten te kijken naar al die grote ingewikkelde wereldproblemen en de overheersende wereldmachten, op de Weg die God ons wijst ligt ook voor ons zwakke en machteloze kleine mensen de mogelijkheid die wereldvrede en dat stillen van honger en het krijgen van gerechtigheid te bereiken. Het is de enige weg, het is geen gemakkelijke weg. Die Weg, zegt Jesaja, is ook voor ons door God zelf bereid. We hoeven die Weg alleen maar te gaan. Mensen op te zoeken die samen met ons de Weg van heb uw naaste lief als uzelf willen gaan en dan aan de slag. Vandaag mogen wij ook opnieuw met dat werk beginnen.