Word wakker

Openbaring 3:1-6

1 Schrijf aan de engel van de gemeente in Sardes: “Dit zegt Hij die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft: Ik weet wat u doet; men zegt dat u het leven hebt, maar u bent dood. 2 Word wakker, versterk uw laatste krachten: u bent op sterven na dood. Want Ik merk dat uw daden tekortschieten in Gods ogen. 3 Herinner u dat u de boodschap hebt ontvangen en begrepen. Houd eraan vast en kom tot inkeer. Maar als u niet wakker wordt, kom Ik onverwacht als een dief, op een tijdstip dat u niet kent. 4 Maar enkelen in Sardes hebben hun kleren schoon gehouden. Zij zullen bij Me zijn, in het wit gekleed, want ze verdienen het. 5 Wie overwint mag zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van het leven schrappen, maar juist voor hem pleiten ten overstaan van mijn Vader en zijn engelen. 6 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.” (NBV21)

Je moet misschien toch een encyclopedie nemen om de boodschap van de Bijbel soms te kunnen verstaan. Want wat is Sardes en waarom wordt daar een brief heen geschreven over de dood. We lezen dan dat Sardes de stad was van Koning Croesus. Dat was de Koning uit de Griekse Mythologie die van goud hield en wel zoveel dat alles wat hij aanraakte veranderde in goud. Hij stierf van de honger omdat ook zijn eten veranderde in goud. De Christelijke gemeente in Sardes was kennelijk ook een bewonderaar van Croesus. Ook zij zijn meer op goud uit dan op leven. Het streven naar winst en meer winst, naar kapitaal en versterking van kapitaal is streven naar de dood. Dat wist de Griekse mythologie al, dat is ook de boodschap van de Bijbel.

Ook Johannes schrijft dat een doodshemd geen zakken heeft. Je kunt al dat kapitaal niet met je meenemen. Wat blijft van een mens is het goede dat die mens deed, van de doden immers niets dan goed. Als we dus kiezen voor het leven dan kiezen we voor het doen van het goede en niets dan het goede. Dat was al waartoe Paulus zijn gemeenten opriep. Maar te midden van de goudzoekers in Sardes is het slechts een kleine minderheid die kiest voor het leven en zich niet laat verleiden tot het najagen van goud en glitter. Ook in Sardes hadden ze overigens hun eigen orakel. Een dame die zich gewijd had aan Artemis, de zuster van Apollo, en waarvan gezegd werd dat ze de doden tot leven kon wekken.

Volgens Johannes zijn niet alleen de doden dood maar zijn zelfs de levenden op sterven na dood. De schittering van goud en diamanten kan dan wel levendig lijken, oogverblindend zelfs, maar het is schijn, het is klatergoud en glas. Ook in onze dagen wordt er opgekeken naar de rijken, zij die de Quote500 weten te halen. Als hen gevraagd wordt om iets meer bij te dragen aan de samenleving zodat de armsten kunnen worden ontzien dan heet het jaloeziebelasting. Dat die extra belasting voor hen een levensverzekering is hoor je maar weinig. In de Verenigde Staten hebben de allerrijksten zelf aangeboden iets meer aan de samenleving bij te dragen. Het aanbod wordt door velen afgewezen, je kunt immers beter naar het hebben kijken dan naar het delen. Het delen zoals dat in kerken wordt geleerd vestigt maar de aandacht op de minsten, de zwaksten in de samenleving. Gelukkig dat gelovigen daar elke dag weer voor mogen zorgen, zij staan dan in het licht van Gods Geest, iedere dag opnieuw, ook vandaag weer.

 

Liefdevol, trouw, hulpvaardig en standvastig

Openbaring 2:18-29

18 Schrijf aan de engel van de gemeente in Tyatira: “Dit zegt de Zoon van God, die ogen heeft als vlammend vuur en voeten als brons: 19 Ik weet wat u doet, hoe liefdevol, trouw, hulpvaardig en standvastig u bent; u doet nu zelfs meer dan vroeger. 20 Maar dit heb Ik tegen u: u laat die Izebel, die zichzelf profetes noemt, haar gang gaan terwijl ze mijn dienaren met haar uitspraken tot ontucht en tot het eten van offervlees verleidt. 21 En hoewel Ik haar de tijd heb gegeven om tot inkeer te komen, weigert ze haar ontuchtig gedrag op te geven. 22 Ik zal haar ziek maken en hen die overspel met haar plegen in ellende storten, tenzij ze zich van haar daden afkeren; 23 haar kinderen zal Ik laten sterven aan een dodelijke ziekte. Laat elke gemeente beseffen dat Ik het ben die hart en ziel van de mens doorgrondt en dat Ik ieder van u zal belonen naar zijn daden. 24 Tegen de rest van u in Tyatira, al degenen die haar leer niet aanhangen en die zich niet hebben verdiept in de zogenaamde verborgenheden van Satan, zeg Ik: ‘Ik leg u maar één last op: 25 houd vast aan wat u hebt, totdat Ik kom.’ 26 Wie overwint en tot het einde blijft doen wat Ik wil, zal Ik macht geven over alle volken. 27 Met een ijzeren herdersstaf zal hij hen hoeden, als aardewerk worden ze verbrijzeld. 28 Ik geef hem macht, zoals mijn Vader die aan Mij heeft gegeven. En Ik zal hem ook de morgenster geven. 29 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.” (NBV21)

Moet je nu als Raad van Kerken, Protestantse Kerk Nederland of plaatselijke gemeente een actie starten tegen figuren die zich voordoen als een bijzondere kerk die wonderen kan doen, genezingen kan brengen in massale bijeenkomsten en veel geld weten in te zamelen. Ze plegen bedrog en ze leiden af van waar het werkelijk in de Bijbel over gaat, de komst van het Koninkrijk van God, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar geen tranen meer zullen vloeien. De vraag of je je moet houden bij je eigen verhaal, of dat je je ook moet verzetten tegen de bedriegers en bedriegsters die vanouds de mensheid belagen, is al zo oud als de Bijbel is. Koning Saul werd veroordeeld omdat hij raad had gezocht bij zo’n geestenfluisteraarster en ook in het nieuwe testament worden deze praktijken veroordeeld. Vandaag lezen we een brief aan de dappere gemeente Thyatira. Wij kennen deze gemeente niet meer. Ze lag in Turkije aan een belangrijke handels en militaire route. Het was druk op die weg en om er aan te verdienen moet je iets hebben om er aan te kunnen verdienen.

Thyatira had twee dingen. Ze hadden een tempel voor Apollo en ze hadden Izebel. Die twee hoorden wel vaker bij elkaar. Bij de Tempels voor Apollo in Griekenland hoorden ook de orakels, vrouwen die zich in trance lieten brengen, door drugs of bedwelmende stoffen en dan de toekomst voorspelden of bij belangrijke beslissingen raad gaven. Paulus gaat zelfs zo ver dat hij verbiedt dat deze vrouwen nog spreken in de Christelijke gemeente. Helaas leggen sommigen dit uit dat alle vrouwen moeten zwijgen, maar zo is het niet. De tekst van Johannes suggereert hier dat de Izebel waarover gesproken wordt een Joodse of zelfs een Christelijke vrouw zou kunnen zijn die de suggestie wekt namens de God van Israël te spreken. Voor Johannes heet ze dan geen Izebel, maar is het een Izebel, een vrouw die net als de vrouw van koning Achab de mensen uitlacht die trouw willen blijven aan de voorschriften van de God van Israël.

Hoe het ook zij in het licht van deze brief kunnen we ook wat zeggen over onze eigen houding tegenover de bedriegers en bedriegsters die als bekende Nederlanders met hun bedrog zich een goed inkomen proberen te verwerven. Dat de mensen in Thyatira het steeds beter doen kan niet anders betekenen dat ze het steeds meer opnemen voor de minsten in hun samenleving. Liefdevol, gelovig en hulpvaardig worden ze genoemd. Ze hebben hun naaste lief, ze geloven in een betere samenleving en staan open voor hulp daar waar het nodig is. We nemen in onze kerken en gemeenten graag een voorbeeld aan een dergelijke gemeente. Een missionaire opdracht noemen we dat, laten zien in de samenleving wat het geloof in de God van Israël in de praktijk kan betekenen. Maar daar moet het dus niet bij blijven. Het bedrog van orakels, geestenfluisteraars, instraalsters en pseudoreligieuzen moet dus ook aan de kaak gesteld worden. Het is volgens het boek van Johannes een taak van de Christelijke gemeente. We kunnen elke dag laten zien waar de gemeente voor staat, maar intern moet je dus ook de houding tegenover dit bedrog aan de orde stellen.

Het verborgen manna

Openbaring 2:12-17

12 Schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamum: “Dit zegt Hij die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft: 13 Ik weet waar u woont, namelijk waar Satans troon staat. U bent mijn naam trouw gebleven en hebt uw geloof in Mij niet verloochend, ook niet toen Antipas, mijn betrouwbare getuige, werd gedood in uw stad, waar ook Satan woont. 14 Maar enkele dingen heb Ik tegen u: sommigen houden vast aan de leer van Bileam, die Balak liet weten hoe hij voor de Israëlieten een valstrik moest zetten, waardoor ze vlees dat bij de afgodendienst gebruikt is zouden eten en ontucht zouden plegen. 15 Zo is het ook bij u: sommigen houden op dezelfde manier vast aan de leer van de Nikolaïeten. 16 Kom toch tot inkeer, anders kom Ik binnenkort naar u toe en zal Ik hen met het zwaard uit mijn mond bestrijden. 17 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal Ik van het verborgen manna geven, en ook een wit steentje waarop een nieuwe naam staat, die niemand kent behalve degene die het ontvangt.” (NBV21)

“Ik weet waar jouw huis woont” zingen jongeren tegenwoordig en misschien is dat wel een betere weergave van wat hier door Johannes wordt bedoeld dan het keurige “ik weet waar u woont”. Het is waar Satans troon staat. Nu moeten we niet gelijk denken aan de middeleeuwse verzinsels van een man met hoornen gekroond en lopend op bokkenpoten. De beschrijving die Johannes hier geeft is een scherpe politieke uitspraak, zoiets als je Wilders wel eens hoort doen, maar dan waarachtiger en effectiever. Johannes heeft het over Pergamum en als we iets over die troon van Satan willen weten dan moeten we naar Berlijn. Daar is het Pergamummuseum waar een reusachtig altaar staat dat door archeologen uit Pergamum naar Berlijn is gebracht. Dat altaar stond in een Tempel van Zeus, die zo groot was dat de stad er omheen was gebouwd. Maar Zeus was niet de enige god die werd vereerd.

Pergamum wordt ook vergeleken met Lourdes. We kennen de staf met de slang er om die door dokters als teken van hun beroep wordt gevoerd. Het is het teken van de god Aesclepios en ook die god werd groots vereerd in Pergamum, daar was genezing te vinden heette het. Tegelijk was Pergamum een belangrijke Romeinse stad waar een groot standbeeld voor Keizer Augustus stond, die natuurlijk ook werd aanbeden, en een Tempel voor Roma Mater, waar de oorsprong van het Romeinse Rijk werd vereerd. Geen wonder dat de jonge Christengemeente de neiging had te zwichten voor het religieuze geweld van hun tijd. Hun religie werd een zaak voor het individu, voor achter de voordeur. Niet meer een zoutend zout voor de samenleving, maar een geestelijke weg naar het eeuwige leven. De ketterij van de Nicolaïten die je ook vandaag de dag in allerlei vermommingen in de kerken tegen kunt komen. Doe maar mee met de Happinez beweging, de leer van Bileam.

Die Christenen van Pergamum hebben daar een goede reden voor. De man die het meest uitgesproken opkwam voor de godsdienst van Jezus van Nazareth, Antipas, was gedood, het was dus zaak op te passen. Maar Johannes wijst opnieuw op het risico dat je op je moet willen nemen. Niks achter de eigen voordeur. Goden met eigen handen gemaakt doen niks, genezing bij een koperen stang met de afbeelding van een slang is bedrog, niks ingestraald water of contact met overledenen, geen klankschalen, kleurentherapie of genezende stenen. Om je aan de dood en de opstanding te herinneren is een witgekalkt steentje genoeg. De nieuwe naam die er op zou staan heeft tot veel speculaties geleid, maar wat is er nieuwer dan “opgestane”, ook wij kennen immers niemand die zo genoemd kan worden? Wij moeten geloven in die ene die opstond uit de dood door de Liefde van God. Een liefde die ook ons kan laten leven, leven voor de minsten in onze samenleving. Dat mogen we elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Die dood was

Openbaring 2:8-11

8 Schrijf aan de engel van de gemeente in Smyrna: “Dit zegt Hij die de eerste en de laatste is, die dood was en nu leeft: 9 Ik weet van de ellende en de armoede waarin u verkeert, hoewel u rijk bent. Ik weet hoe u belasterd wordt door mensen die zich Joden noemen en het niet zijn, maar bij Satan horen. 10 Wees niet bang voor het lijden dat u nog te wachten staat. Sommigen van u zullen door de duivel in de gevangenis worden gegooid, en zo op de proef worden gesteld; tien dagen lang zult u het zwaar te verduren hebben. Wees trouw tot in de dood, dan zal Ik u als lauwerkrans het leven geven. 11 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal van de tweede dood geen schade ondervinden.” (NBV21)

Het zal duidelijk zijn dat de mensen in de tweede gemeente waaraan door Johannes geschreven wordt, Smyrna, het niet gemakkelijk hebben. Het vormen van een nieuwe gemeenschap van Joden, Heidenen, armen, rijken, mannen, vrouwen is in die welvarende steden van Klein Azië al niet gemakkelijk. Het gelijk stellen van Slaven en vrijen ondermijnt de economie en is een directe bedreiging voor de positie van de machtigen en de rijken. De weigering om het beeld van de heersende keizer te aanbidden onderstreept het revolutionaire karakter van die nieuwe godsdienst. De Joden waren de enigen die toestemming hadden om af te zien van de aanbidding van de Keizer. Zij hadden getoond geen kwaad in de zin te hebben als het ging om bestaande machtsverhoudingen. Integendeel, soms hielpen ze de Romeinse heersers een tegenwicht te bieden tegen al te opdringerige aanbidding van plaatselijke goden. De Christenen waren daarom ook een bedreiging van de Joodse religieuze gemeenschappen.

Hun vorming van de nieuwe aarde, de hemelse aarde, nu al in de bestaande samenleving, maakte dat straks de Joden ook nog verplicht zouden worden om de beelden van de keizer te aanbidden. Die Joodse gemeenschappen spoorden daarom de Romeinse heersers aan om de Christenen als staatsgevaarlijke beweging te vervolgen. Hun stichter, Jezus van Nazareth, was immers ook als staatsgevaarlijk en pseudo koning der Joden aan een kruis geslagen. Wie denkt dat een scheiding van kerk en staat een oplossing biedt heeft de geschiedenis toch wel erg oppervlakkig bestudeerd. De Christelijke gemeenschap gaat altijd tegen de bestaande machtsverhoudingen in. Alle mensen ter wereld worden als broeders en zusters beschouwd. Van alle door de staat als vreemdeling beschouwde mensen kan er eigenlijk niemand verwijderd worden want ze horen bij de Christelijke gemeenschap ter plaatse en die mag je niet aantasten, want het zijn ook je eigen burgers. Johannes roept op de verdrukking maar te ondergaan. Als Jezus van Nazareth ondanks de kruisdood nog leeft dan hoef jij als gelovige ook niet bang te zijn voor de dood.

Juist het gedood worden omwille van het geloof is de overwinning. Jij blijft geloven in de macht van de liefde, jij blijft net als Jezus van Nazareth leven in de liefde. Want dat was de kern van het geloof van die jonge gemeenten: zonder liefde ben je dood. Voordat ze gingen geloven in de kracht van de liefde voor elkaar en voor de minsten in de samenleving waren ze dood, werden ze geregeerd niet door hun eigen wil, door wat ze zelf meebrachten, maar wat door een dode onpersoonlijke staat van ze werd gevraagd. De liefde van Christus had vrijheid gebracht. Geen vreemde regels van buiten regeerden je meer, geen willekeurig aanbidden van met mensenhanden gemaakte goden. Maar aanbidding door liefhebben van de naaste als jezelf. Geen van buiten opgelegde ongelijkheid van mensen, geen angst die je wordt aangepraat en opgedrongen, maar gelijkheid van mensen in de liefde. Ook vandaag zijn we weer een minderheid waarop neergekeken wordt. Mensen die geloven in verwantschap met iedereen, mensen die geloven dat armoede kan verdwijnen, dat liefde kan regeren in plaats van geweld, ook vandaag is het zaak het vol te houden, elke dag weer, ook vandaag.

Wie oren heeft

Openbaring 2:1-7

1 Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze: “Dit zegt Hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt en zich tussen de zeven gouden kandelaars beweegt: 2 Ik weet wat u doet, hoe u zich inzet en standhoudt, en dat u boosdoeners niet verdraagt. Zo hebt u mensen die beweren dat ze apostelen zijn, op de proef gesteld en als leugenaars ontmaskerd. 3 U bent standvastig en hebt veel verdragen omwille van mijn naam, zonder te verslappen. 4 Maar dit heb Ik tegen u: u hebt de liefde van weleer opgegeven. 5 Bedenk van welke hoogte u gevallen bent. Kom tot inkeer en doe weer als vroeger. Anders kom Ik naar u toe en neem Ik, als u geen berouw toont, uw kandelaar van zijn plaats. 6 Het pleit echter voor u dat u net als Ik de praktijken van de Nikolaïeten verafschuwt. 7 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal Ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat.” (NBV21)

Zeven brieven moet Johannes schrijven. Aan zeven soorten gemeenten. Aan alle gemeenten die er zijn dus. Maar pas op. Johannes schrijft geen abstracte briefjes, het zijn geen zogenaamde briefjes die alleen in zijn gedachten bestaan of alleen in zijn visioen voorkomen. Johannes schrijft over het hier en nu van zijn bestaan. Hij begint te schrijven aan de gemeente, in Efeze. Daar komt hij zelf vandaan. Efeze is de belangrijkste stad van Klein Azië, de derde stad van het Romeinse Rijk. De stad werd gekenmerkt door handel en religie. Aan beiden werd fors verdiend. Vooral de religie van Diana met haar prachtige tempel was zeer populair en overal vandaan kwamen de aanbidders die zilveren Tempeltjes kochten. Die aanbidding van Diana was zo sterk ingesleten dat de Christenen toen ze aan de macht kwamen haar vervingen door Maria. De moeder van Jezus zou in Efeze zijn gaan wonen. Nog eeuwen later zou de Roomse Kerk beweren dat ze in Efeze ten hemel was gevaren als Jezus zelf. In de dagen van Johannes was de kerk in Efeze zeer beïnvloed geraakt door de handel en de handel in de religie.

De onderlinge liefde, de zorg voor de minsten in de samenleving was verdwenen. De Christelijke gemeente was een vereniging die net als andere religies een vereniging met rituelen hadden. Het doel was het verkrijgen van het eeuwige leven. Met een doel als dat regeert de dood. Het enige doel van een dergelijke religie is het ontlopen van de dood. Geloof, aanbid de godheid, probeer anderen ook er bij te betrekken en je krijgt als beloning het eeuwige leven. Dat soort kerken en sekten kennen we ook vandaag nog. In dit leven is het niet maar in het leven na dit leven, daar moet je het zoeken. Alsof Johannes niet schetst dat de hemel op aarde is gekomen. In elk geval was de gemeente van Efeze nog te redden. Ze hadden zich verzet tegen lieden die het Christendom met Heidendom wilden mengen.  Een Heidendom dat sprak van geheime kennis. Daarin moest je via een ingewikkeld stelsel van riten ingewijd worden en pas als je die kennis had verworven kon je deel krijgen aan het goddelijke en dus aan het eeuwige leven.

Dat ging de Christenen in Efeze toch net een stap te ver. En op grond van die keuze is ook de kerk al vanaf het begin van haar bestaan overgegaan tot veroordeling van deze leer die je terugvindt in allerlei geschriften die buiten het Nieuwe Testament zijn gebleven. Johannes roept op terug te keren tot de Geest van God zoals we die in de Hebreeuwse Bijbel hebben leren kennen en zoals die ons is voorgeleefd door Jezus van Nazareth. Het leven is daarbij het doel, maar dan het leven zoals het ons nu gegeven is. De dood, zelfs de kruisdood, houdt ons daarbij niet van de liefde af. De liefde voor de naaste is wat gelovigen in beweging brengt. En die liefde zoekt zichzelf niet en vraagt dus niet om een beloning. Die beloning is genade van God en juist als je die niet meer zoekt, zegt Johannes, dan zul je dat eeuwige leven krijgen omdat die Liefde een eeuwig bestaansrecht heeft. Ook vandaag mogen we het dus met diezelfde liefde doen, net als elke dag opnieuw.

 

Mijn levensbeker

Psalm 16

1 Een stil gebed van David. Behoed mij, God, ik schuil bij U. 2 Ik zeg tot de HEER: ‘U bent mijn Heer, mijn geluk, niemand gaat U te boven.’ 3 Maar tot de goden in dit land, de machten die ik zo liefhad, zeg ik: 4 ‘Wie u volgt, wacht veel verdriet.’ Ik pleng voor hen geen bloed meer, niet langer ligt hun naam op mijn lippen. 5 HEER, mijn enig bezit, mijn levensbeker, U houdt mijn lot in handen. 6 Een lieflijk land is voor mij uitgemeten, ik ben verrukt van wat mij is toebedeeld. 7 Ik prijs de HEER die mij inzicht geeft, zelfs in de nacht spreekt mijn geweten. 8 Steeds houd ik de HEER voor ogen, met Hem aan mijn zijde wankel ik niet. 9 Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel, mijn lichaam voelt zich veilig en beschut. 10 U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien. 11 U wijst mij de weg van het leven: overvloedige vreugde in uw nabijheid, voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde. (NBV21)

Vandaag zingen we een psalm van een bekeerling mee. Er staat wel boven dat het van David is maar in het boek van de Psalmen betekent dat meestal dat het in een bundel heeft gestaan die Liederen naar David heette. Het boek van de Psalmen is samengesteld uit verschillende van dat soort liederenbundels. Dat Koning David ooit afgoden heeft gediend wordt nergens verteld en is als Bijbels beeld ook zeer onwaarschijnlijk. Hij was immers als jonge knaap al tot Koning gezalfd door Samuel. En in de eerste verzen zingt de dichter hier dat hij de goden van dit land, de machten, heeft vereerd. Hij is wel tot de ontdekking gekomen dat als je dat doet je veel verdriet zal ondervinden. Het is het lied van een bekeerling en bekeerlingen maken het vorige geloof zwart en verheerlijken het huidige geloof. Maar het geloof in de God van Israël geeft daarvoor ook wel enige aanleiding als je de Psalm nauwkeurig leest. Want wanneer werd van gelovigen in de God van Israël gevraagd om als offer je eigen bloed te plengen.

Dat plengen is het op de grond laten vallen van druppels van het bloed. Soms werd er wijn geplengd, soms bloed van een offerdier, maar er zijn riten genoeg waarin gevraagd werd om je eigen bloed te plengen. Elia kwam op de Karmel priesters van Baäl tegen die dat deden. Bloed is volgens het geloof van Israël de drager van het leven en als je onvruchtbare aarde tot leven wilde brengen dan moest je bloed plengen. De profeten van Israël konden dit soort praktijken zeer fel veroordelen. De dichter van deze Psalm is dan ook tot de ontdekking gekomen dat er een beter en gemakkelijker geloof is. Namelijk dat in de God die de hemel en de aarde geschapen heeft. Die aarde is namelijk als een lieflijk land voor de mensen uitgemeten. Zelfs al laat je die aarde een jaar rusten dan nog kun je er van eten was het oude geloof van Israël. Als het gaat om gif aan de akker toe te voegen mogen ook wij hierbij meer stil staan. Het was een land overvloeiende van melk en honing. Tenminste als je de geboden van die God van Israël wilde volgen.

De geboden om je naaste lief te hebben als je zelf en geen slaaf te worden van je arbeid en je zwoegen op die aarde. Dan mag je er op vertrouwen dat die God je zelfs niet in de steek zal laten in het dodenrijk, zelfs als het je moeilijk gaat in het leven dan kan de navolging van die God, je naaste liefhebben als je zelf, je redding zijn, van delen wordt je immers rijker. De geboden van de God van Israël wijzen altijd naar het leven, ook in onze dagen. Het altijd maar moeten jagen op dode dingen leidt tot de dood, een doods leven. We moeten ook in onze dagen zorgen geen slaaf te worden van de economische machten, de nieuwe afgoden, de nieuwe machtigen in ons land. Daar roept deze Psalm toe op en wie mee wil zingen mag dat deze dag, als de Psalm ook de komende dagen maar naklinkt en ons tot werk voor onze naaste aanzet en tot de bevrijding van de machten van winst en profijt, zodat we leven.

Dag van de Heer

Openbaring 1:9-20

9 Ik, Johannes, uw broeder, die door onze eenheid met Jezus net als u deel in de ellende, het koninkrijk en de standvastigheid-ik was op het eiland Patmos omdat ik over God had gesproken en van Jezus had getuigd. 10 Op de dag van de Heer raakte ik in vervoering. Ik hoorde achter me een luide stem, die klonk als een bazuin 11 en die tegen me zei: ‘Schrijf alles wat je ziet in een boek en stuur dat naar de zeven gemeenten, naar Efeze, Smyrna, Pergamum, Tyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea.’ 12 Ik draaide me om, om te zien welke stem er tegen mij sprak. Toen zag ik zeven gouden kandelaars, 13 en daartussen iemand die eruitzag als een mens. Hij was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om zijn borst. 14 Zijn haar was wit als witte wol of als sneeuw, en zijn ogen waren als een vlammend vuur. 15 Zijn voeten gloeiden als brons in een oven. Zijn stem klonk als het geluid van geweldige watermassa’s. 16 In zijn rechterhand had Hij zeven sterren en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard. Zijn gezicht schitterde als de felle zon. 17 Toen ik Hem zag viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar Hij legde zijn rechterhand op me en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. 18 Ik ben degene die leeft; Ik was dood, maar nu leef Ik, tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk. 19 Schrijf daarom op wat je gezien hebt: wat er nu is en wat hierna zal gebeuren. 20 Dit is de betekenis van de zeven sterren die je in mijn rechterhand zag en van de zeven gouden kandelaars: de zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaars zijn de zeven gemeenten zelf. (NBV21)

De profeet Joël had het al over de dag van de Heer gehad. Dat was de dag waarop de hele aarde zich had onderworpen aan de richtlijnen van de God van Israël, de regel van de Liefde voor elkaar, de richtlijnen waardoor een samenleving kon ontstaan waar alle leed geleden zou zijn en voor iedereen plaats was. Oude mensen zouden dromen dromen en jongeren zouden gezichten zien. Die dag is aangebroken schrijft Johannes nu. Dat is dus de dag waarop we in trance raken, waarop we lyrisch worden, waarop we dromen dromen en gezichten zien. Dat overkomt Johannes en hij begint bij het Woord, hij hoort een stem. Die stem klinkt als een bazuin vertaalt onze vertaling, dat komt omdat het vertaalt uit het Grieks waarin het boek is geschreven. Maar dat is maar een simpel Grieks, je snapt veel van dat Grieks pas als je Hebreeuws kent en dat van die bazuin is ook pas te snappen als je Hebreeuws kent, dat klinkt als de ramshoorn die bij de Tempel klinkt, die op de bergen klinkt als het volk bevrijd moet worden van de vijand.

Johannes moet het schrijven aan alle gemeenten die hij kende, de zeven gemeenten in Turkije. Maar een Tempel was er niet meer in Jeruzalem, de Tempel was verwoest door de Romeinen de Hoge Priester verjaagd of gedood. Waar kwam dan die stem vandaan? In zijn visioen draaide Johannes zich om en waarachtig hij stond weer in de Tempel van Jeruzalem, daar stonden de zeven gouden lampenstandaards en daar was ook de Hoge Priester in zijn traditionele lange gewaad met de gouden band om zijn borst die het teken van zijn hoge ambt was. Maar wat een Priester was dat wel niet. Wij schrikken van de beschrijving, zoiets zie je alleen in een droom en wat moeten we daarmee. Maar voor Johannes en de mensen aan wie hij schreef was het een vervulling van de oude droom van Daniël. Hier stond de persoon die Daniël de Zoon des Mensen had genoemd. Zo had Jezus van Nazareth zichzelf ook genoemd. Komt dan de droom van Daniël nu uit en neemt de God van Israël de heerschappij over de wereld ter hand?

In de dagen van Johannes had elke stad en elk volk een eigen god. We herinneren ons misschien de Diana van Efeze. De mensen geloofden zo vast in het bestaan van die goden dat ook de Joden dat niet konden ontkennen. En in het boek Genesis hadden ze gelezen dat de zonen van de goden de dochters van de mensen tot vrouw hadden genomen waarop de God van Israël een grens had gesteld aan het leven van de mensen. Maar al die goden van de mensen, de goden van steden en volken, waren onderworpen aan de God van Israël, ze waren misschien Engelen die verzoek van de mensen aan God konden overbrengen en aan God konden rapporteren over recht en gerechtigheid, ze zijn in deze droom de zeven sterren in de rechterhand van de zoon des mensen, de zeven lampenstandaards uit de Tempel zijn de zeven gemeenten aan wie geschreven moet worden. Daarmee is de verwoeste Tempel van Jeruzalem weer op aarde verschenen. Nu in de vorm van gemeenten die het licht van recht en gerechtigheid verspreiden, het licht van de Liefde van de God van Israël. In die gemeenten, ook kerkelijke gemeenten, leven we nog steeds en nog elke dag mogen we ons afvragen hoe we het licht van de liefde van God onder de mensen laten schijnen, ook vandaag weer.

 

Gelukkig is wie dit voorleest

Openbaring 1:1-8

1 Openbaring van Jezus Christus, die Hij van God ontving om aan de dienaren van God te laten zien wat er binnenkort gebeuren moet. Hij heeft zijn engel deze openbaring laten meedelen aan zijn dienaar Johannes. 2 Johannes maakt bekend wat God gesproken heeft en waarvan Jezus Christus heeft getuigd; dit heeft hij allemaal gezien. 3 Gelukkig is wie dit voorleest, en gelukkig zijn zij die deze profetie horen en zich houden aan wat erin geschreven staat. Want de tijd is nabij. 4 Van Johannes, aan de zeven gemeenten in Asia. Genade zij u en vrede van Hem die is, die was en die komt, en van de zeven geesten voor zijn troon, 5 en van Jezus Christus, de betrouwbare getuige, de eerstgeborene uit de dood, de heerser over de vorsten van de aarde. Aan Hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft bevrijd door zijn bloed, 6 die een koninkrijk uit ons gevormd heeft en ons heeft gemaakt tot priesters voor God, zijn Vader-aan Hem komt de eer toe en de macht, tot in eeuwigheid. Amen. 7 Hij komt met de wolken, en dan zal iedereen Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben. Alle volken op aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen. 8 ‘Ik ben de alfa en de omega,’ zegt God, de Heer, ‘Ik ben het die is, die was en die komt, de Almachtige.’ (NBV21)

Vandaag lezen we het begin van het boek Openbaring. Dat is vaak gezien als een geheimzinnig boek vol met onbegrijpelijke visioenen over een tijd die misschien ooit nog komen moet. En omdat hetgeen nog komen moet onbekend is kun je er, als je het boek Openbaring zo leest, naar alle lust op los fantaseren. Het was voor velen aanleiding het boek maar dicht te laten en voor anderen om het hele geloof maar los te laten. Toch is het boek Openbaring nu net niet bedoeld als een geheimzinnig boek over een onbekende toekomst maar verteld het de Hebreeuwse Bijbel opnieuw zodat Jezus van Nazareth als de gezalfde bevrijder een concrete werkelijkheid in het leven van alledag kan worden. De vertaling van de Griekse titel in “Openbaring” is dan ook niet echt gelukkig gekozen. “Ontsluiering” zou een betere betekenis zijn, wie of wat is die Jezus van Nazareth nu eigenlijk voor ons mensen van vandaag is de vraag waarop dit boek een antwoord probeert te geven. Want dat er wat gebeuren moet is duidelijk.

De schrijver zit gevangen op Patmos omdat hij het over de God van Israël en over Jezus van Nazareth heeft gehad. En is gevangen nu het lot dat alle gelovigen te wachten staat? Loopt de wereld dankzij de kruisdood van Jezus van Nazareth en het verhaal over zijn opstanding uit op onderdrukking en geweld? Het antwoord wordt gegeven in een brief die je met elkaar moet lezen, niet als een geheim of geheimzinnig boekje maar als een sprekend verhaal dat moet worden voorgelezen. Gelukkig worden geprezen hen die de profetie horen. Profetie is dus geen toekomstvoorspelling van de waarzegger op de kermis, maar legt uit hoe de wereld in elkaar zit en waar je je aan te houden hebt als je wil geloven in een betere wereld, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want dat die nabij is staat vast. Het verhaal dat in deze brief staat wordt op verschillende manieren verteld.

Alsof er brieven worden geschreven aan verschillende gemeenten, elk met hun eigen karakteristieken. Tegelijk aan alle gemeenten, zeven soorten, voor elke dag één. Het is geen door mensen verzonnen verhaal, het is een goddelijk verhaal, dat al bekend is uit de Hebreeuwse Bijbel want dat hij komt te midden van de wolken en dat iedereen hem kan zien ook degenen die hem hebben doorstoken staat al in de boeken van de profeten Daniël en Zacharia. Die God is immers het begin en het einde van alles wat er is. Dat was de God die er was, dat is de God die er nu is en dat is de God die nu in je leven komt, die je nu duidelijk zal worden. Door Jezus van Nazareth zijn wij een volk geworden van priesters voor die God. Priesters die offers brengen? Jazeker, dat wordt hier verteld, het offer van onze liefde, het offer van het recht doen aan de ontrechten, want daar gaat dit verhaal over. Die offers van liefde voor de minsten mogen we elke dag brengen, dat wordt ons in dit boek duidelijk gemaakt zodat we het elke dag opnieuw mogen gaan doen, ook vandaag weer.

 

Uw macht

Psalm 21

1 Voor de koorleider. Een psalm van David. 2 HEER, uw kracht verblijdt de koning, luid juicht hij om uw overwinning. 3 U gaf hem wat zijn hart verlangde, het verzoek van zijn lippen wees U niet af. sela 4 U nadert hem met rijke zegen en plaatst op zijn hoofd een gouden kroon. 5 Leven heeft hij gevraagd, U hebt het hem gegeven, lengte van dagen, voor eeuwig en altijd. 6 Groot is zijn roem door uw overwinning, U tooit hem met glans en met glorie, 7 U schenkt hem voor altijd uw zegen, U verblijdt hem met het licht van uw gelaat. 8 Ja, de koning vertrouwt op de HEER, door de trouw van de Allerhoogste wankelt hij niet. 9 Uw hand zal uw vijanden slaan, uw machtige hand uw haters treffen, 10 u doet hen branden als vuur in een oven wanneer u verschijnt. De HEER zal hen in zijn woede verslinden, vuur zal hen verteren. 11 Hun kinderen zult u van de aardbodem wegvagen, hun nageslacht uitroeien onder de mensen. 12 Al spannen zij tegen u samen, al zinnen zij op kwaad, ze bereiken niets, 13 want u zult hen op de vlucht jagen, u schiet uw pijlen recht op hen af. 14 Verhef u, HEER, in uw kracht, wij zullen uw macht in liederen bezingen. (NBV21)

We zingen vandaag een Psalm voor de Koning. Een Psalm dus die schijnbaar door alle Nederlanders op één na kan worden overgeslagen. Er is immers maar één Koning in ons land en wie gevraagd heeft om een droom voor de Koning had gerust Psalm 21 kunnen toesturen. Een lang leven, lang zal hij leven, wensen we iedereen ieder jaar opnieuw en de verjaardag van de Koning is voor iedereen meestal een feestdag en dagen met feest kunnen we nooit genoeg hebben. Zo ligt het ook met de vijanden van de Koning. Als God ze wil uitroeien dan is dat best want vijanden van de Koning zijn meestal ook vijanden van het volk en in elk geval veroorzaken ze onrust en onzekerheid waar we niet op zitten te wachten. Toch is die Psalm misschien belangrijker dan we denken. Een Koning is immers ook symbool voor het hele volk. En de relatie tussen de Koning en de God van Israël is misschien wel een voorbeeld voor de relatie die we zelf met de God van Israël hadden.

Men neemt aan dat de Koningspsalmen in het Bijbelboek Psalmen in oude tijden gebruikt werden bij plechtigheden in de Tempel. De kroning, of zalving, van de Koning werd jaarlijks gevierd. In de vruchtbaarheids godsdiensten in Kanaän werd ook de god Baäl als koning beschouwd en in de Lente werd Baäl elk jaar opnieuw gekroond en werd hem bij het begin van de winter weer rust gegund. In zulke godsdiensten speelden de Koningen een bijzondere rol. Zij waren het voorbeeld waar de goden iets van konden leren. Zoals zij Koning waren zo moesten ook de goden Koning zijn. De relatie tussen de god en de koning was dus van een direct religieus belang. In Israël was dat anders. In de Bijbel staan individuen vaak voor het geheel. Als over Jacob wordt gesproken wordt heel het volk Israël bedoeld en Israël is zowel de naam die Jacob kreeg bij zijn terugkeer als de naam van het volk. Ook als over de Koning wordt gesproken dan wordt eigenlijk het hele volk bedoeld.

En in deze Psalm zingt het volk dat het haar bevrijding van de slavernij, haar onafhankelijkheid te danken heeft aan de God van Israël. Dat het dienen van de God van Israël zal betekenen dat het volk lang als zelfstandig volk zal blijven bestaan. Dat het volgen van de geboden van de God van Israël, samengevat in heb uw naaste lief als uzelf, zal betekenen dat vijanden van het volk worden uitgeroeid, vijanden worden veranderd in vrienden want alle volken zullen zich immers keren naar de Jeruzalem, naar de God van Israël. De macht die uitgaat van dat zwakke liefhebben van elkaar, zelfs van je vijanden, maakt dat de hele wereld met die Liefde kan worden veroverd. Er valt dus van blijdschap wel het een en ander te zingen, zelfs meer dan het “Lang zal hij leven”. De kerken hebben daarvoor een Liedboek waarin ook al die Psalmen zijn opgenomen. In dat boek eindigt Psalm 21 met de belofte dag en nacht te zullen zingen. Elke morgen mogen we daar weer opnieuw mee beginnen, door onze naaste lief te hebben als onszelf, ook vandaag mag dat weer.

 

De erfgenaam!

Matteüs 21:33-46

33 Luister naar een andere gelijkenis. Er was eens een landheer die een wijngaard aanlegde en hem omheinde. Hij groef er een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Toen verpachtte hij hem aan wijnbouwers en ging op reis. 34 Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar de wijnbouwers om zijn vruchten in ontvangst te nemen. 35 Maar de wijnbouwers grepen de knechten, ze mishandelden er een, doodden een ander en stenigden een derde. 36 Daarna stuurde de landheer andere knechten, een grotere groep dan eerst, maar met hen deden ze hetzelfde. 37 Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. 38 Maar toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: “Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis opstrijken,” 39 en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. 40 Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat moet hij dan met die wijnbouwers doen?’ 41 Ze antwoordden: ‘Hij moet die ellendelingen een ellendige dood laten sterven en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is.’ 42 Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien.” 43 Daarom zeg Ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. 44 Wie over die steen struikelt, valt te pletter, en degene op wie die steen valt, wordt vermorzeld.’ 45 Toen de hogepriesters en de farizeeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze dat Hij over hen sprak. 46 Ze wilden Hem graag gevangennemen, maar ze waren bang voor de reactie van de menigte, die Hem voor een profeet hield. (NBV21)

Het is duidelijk, je kunt wel doen of je de wijsheid in pacht hebt maar pas aan de vruchten kun je herkennen of het waar is. Jezus van Nazareth citeert hier Psalm 118. Over de steen die was weggeworpen maar die tot hoeksteen werd. Voor ons een vreemd beeld maar wie wel eens een muurtje heeft opgezet zonder cement, of op vakantie een muur van natuursteen heeft gezien, zal het misschien snappen. Je hebt dan te maken met de onregelmatigheid van de stenen. Niet alles past. Maar juist op de hoeken kan de meest onregelmatig gevormde steen het best passen en daarmee de belangrijkste steen vormen. En onregelmatig gevormd is de leer van Jezus van Nazareth. Niet de harde werkers, niet de mooi gekleden, niet de beste praters, niet de best gesneden pakken of de mooiste hoedjes bepalen het koninkrijk van God maar de minsten, de armen, de hoeren en de tollenaars.

Wie de blinden en de bedelaars langs de weg ziet, wie de hongerenden voedt en de naakten kleed. Juist in deze dagen van financiële crisis, dagen waarin de positie van de rijksten in de wereld wankelt, juist in deze dagen is de zorg voor de armsten in Afrika van meer dan groot belang. Als we het werkelijk weten op te brengen de welvaart die wij delen ook te delen met de armen in Afrika dan brengen we iets van Koninkrijk van God op aarde. Nu, in deze dagen, komt het er op aan. Nu zelfs de meest verstokte aanbidder van de vrije markt en de goden van winst en profijt tot de ontdekking komt dat er in elke samenleving ook iets van samen delen moet zijn. Juist nu zal duidelijk moeten zijn dat delen met de armsten in de wereld voorop moet staan en niet de sluitpost moet worden van de internationale welvaart. Maar denk niet dat iemand met de eer voor het delen kan wegkomen.

Denk aan het verhaal dat Jezus van Nazareth vertelt over de werkers in de wijngaard. Op het moment dat de wijngaard opbrengst gaat vertonen steken ze die opbrengst in eigen zak. De heer van wijngaard, de Liefde zelf, wordt buitengesloten. In onze samenleving gebeurt hetzelfde. Zelfs de redding van het financiële systeem dreigt ten goede te komen aan de bazen van de banken en hen nog rijker te maken. Waarom dus niet de bonussen voor de top van de banken wereldwijd bestemmen voor microkredieten voor de armsten in de wereld. Zodat ook zij zich kunnen ontwikkelen en niet alleen delen in de welvaart maar er zelfs aan kunnen bijdragen. Want ook in de dagen van financiële crisis blijft de tegenstelling tussen landen waar overgewicht het belangrijkste probleem is en landen waar de honger het belangrijkste probleem is.